Een kantelmoment in de geuzenopstand
Er was veel geweld geweest. Soms leek 1572 meer op een burgeroorlog dan op een opstand. De geuzen waren als wilden tekeer gegaan tegen de katholieke instituties. Daarbij bleef het niet bij beeldenstormen en afpersingen. Priesters en kloosterlingen waren vermoord, onder meer in opdracht van Lumey. Geestelijken waren verminkt als wraak voor de katholieke onderdrukking. Zo was er Gautier Herlin die bij elke priester die hij te pakken kreeg de neus en de oren afgesneden zou hebben, een straf die hemzelf ook was overkomen. De regeringstroepen waren genadeloos gewelddadig in hun pogingen om de opstand neer te drukken. Steden die de kant van de Oranje en de geuzen hadden gekozen betaalden hun rebellie met plunderingen, mishandelingen en soms zelfs moordpartijen. De eerste was Rotterdam geweest. Het havenstadje had enkele dagen na de geuzeninname van Den Briel de poorten gesloten voor stadhouder Bossu. Maar toen die toch de toegang wist te forceren, volgde er een bloedbad. Het is gissen naar het aantal slachtoffers. De geuzenpropaganda dikte die maar al te graag aan, terwijl de Spaanse legerleiding en de regering in Brussel het eigen geweld relativeerde. Maar één ding is zeker: in 1572 vloeide het bloed in de Nederlanden als nooit tevoren…
Terug naar 18 december 1572. Toen het geuzenjaar ten einde kwam leek de opstand gedoemd te mislukken. Na het gefaalde bevrijdingsoffensief van Oranje was de hertog van Alva vanuit Bergen op een strafexpeditie vertrokken. De ene na de andere opstandige stad moest weer onder zijn gezag worden gebracht. Begin oktober was Mechelen als eerste aan de beurt. Dagenlang werd er in de Brabantse stad gemoord, verkracht en geplunderd.
“In de zomer van 1572 koos Mechelen de kant van de geuzen. Ze verwelkomden de troepen van Oranje als bevrijders. Maar Oranje en de geuzen werden daarna bij Bergen door de hertog van Alva verslagen. Die nam wraak op het opstandige Mechelen. In de vroege ochtend van 2 oktober 1572 viel de stad weer in handen van het regeringsleger nadat de geuzen-tegenstanders de poorten hadden geopend. Hoewel de stad zich had overgegeven, gaf Alva toestemming om de stad te plunderen. Er volgden drie dagen van verschrikking. Een onbekend aantal burgers en geuzen kwam daarbij om het leven. In bendes trokken de Spaanse soldaten en huurlingen rond. Ze verkrachtten, mishandelden en bedreigden de Mechelaars. Zelfs kloosters werden niet gespaard. Een gerechtelijk onderzoek in enkele Mechelse parochies is een onthutsende bron over deze zogenaamde ‘Spaanse furie’. 42 geestelijken somden op wat ze verloren hadden, van overrokken en koorkappen tot paternosters en snuitdoeken. Daartussen gaven de geestelijken een angstaanjagende opsomming van de moorden en verkrachtingen. Als maagden het slachtoffer waren van seksueel geweld, was de verontwaardiging bij de ondervraagde geestelijken nog groter. In de Onze-Lieve-Vrouweparochie werden vijf of zes gedode mannen, één vermoorde vrouw en drie of vier verkrachtingen van maagden gemeld. De priester van Sint-Jan wist van negen verkrachtingen, één vermoorde man en twaalf mensen die aan hun verwondingen of ‘tristitia’ (verdriet) waren overleden. In Nekkerspoel waren er vijf verkrachte en drie ontvoerde maagden en acht getrouwde vrouwen die aangerand waren. En zo ging de lijst nog even door…
Fragment uit In opstand!, p. 350-351.
In november volgde Zutphen. Meer hierover lees je in het boek van collega Johan Visser. Op 1 december gaf Naarden zich over en daar kwam het tot een vreselijke slachtpartij waarbij honderden burgers omkwamen.
“Op 1 december 1572 vond een van de gruwelijkste episodes van de geuzenopstand plaats; Het Hollandse stadje Naarden werd door de koninklijke troepen gestraft voor hun steun aan Oranje en de opstandelingen. De burgers moesten naar het stadhuis komen, maar daar wachtte hen een vreselijke dood. Ze werden een voor een afgemaakt. We weten nog steeds niet hoeveel doden er precies vielen, maar het grootste deel van het stadje verloor die trieste winterdag het leven. Lambertus Hortensius was een van de weinige overlevenden die later kon getuigen. Hij beweerde dat niemand in Naarden gespaard werd: ‘Menigeen werd met afgehouwen hoofd en handen op straat geworpen. Ook vrouwen, maar niet veel, kwamen om. In mijn huis werd een onmondige jongeling om hals gebracht.’ In zijn getuigenis noteerde hij enkele gruwelverhalen die hij achteraf vernam van andere overlevenden.
‘Ze drongen een smederij binnen en kapten de smid met zijn eigen bijlen de benen af. In het gasthuis mishandelden zij op een afschuwelijke wijze twee stomme, stokoude mannen. Een vrouw vond men verdronken in een put. Haar echtgenoot was vermoord en ze hadden gepoogd haar geld af te persen. Een zwangere vrouw werd door vier soldaten verkracht. Ze sneden de onvoldragen vrucht uit haar buik en stopten die in de zak die ze bij zich droeg. Zo verscheurd en gemarteld gaf ze de geest.’
Fragment uit In opstand!, p. 355-360.
Na Naarden werd het koninklijke leger in het regeringsgezinde Amsterdam onthaald als bevrijders. In Haarlem besefte geuzenkapitein Nicolaas Ruychaver dat zijn stad de volgende zou zijn. Hij wist dat het niet evident zou zijn om de meerderheid van katholieken in de stad te overtuigen om het verzet vol te houden. Tot overmaat van ramp trokken drie katholieke stadsbestuurders heimelijk naar Amsterdam om Haarlem over te geven. Maar onder impuls van ‘luitenant’ Wigbolt Ripperda en Filips van Marnix werd besloten om de stad niet op te geven. Daarop begon het regeringsleger de omsingeling. Een poging van Lumey om met een geuzenleger Haarlem te ontzetten mislukte. Op 18 december volgde de eerste bestorming en twee dagen later een tweede. Haarlem bleef zich verzetten, maar het beleg was nog maar net begonnen. En zo kwam exact 450 jaar geleden de geuzenopstand tot een kantelmoment dat de verdere geuzengeschiedenis zou bepalen.
“In de zomer van 1572 kwam Haarlem in opstand. Maar begin december stonden de koninklijke troepen voor de stadspoorten. Na de gewelddadige inname van Mechelen, Zutphen en Naarden wisten de Haarlemmers dat er een strijd om leven en dood zou volgen. Het regeringsleger omsingelde de stad en een poging van Lumey om zijn medegeuzen te ontzetten mislukte. Op 18 december volgde de bestorming van Haarlem. Om acht uur begon de beschieting door de Spaanse artillerie met één schot op de noordelijke stadswal. Na tien minuten was er een tweede en daarna volgde een onophoudelijk salvo tot de duisternis inviel. Dagboekschrijver Willem Janszoon Verwer telde er maar liefst driehonderd. Haarlem was geen vestingstad. Behalve de zes meter hoge stadsmuur en de gracht was er een ravelijn bij de Kruispoort. Op dat versterkte uitsteeksel stonden de geuzen klaar om een mogelijke bestorming af te slaan. Het bombardement was zo heftig dat rond de middag het ravelijn verlaten werd ‘door een klein gaatje’ in de stadsmuur. Verwer schreef dat de burgers in allerijl de Kruispoort barricadeerden ‘met wolzakken, hobbezakken, aarde, hout en balken die ze in de gaten stopten, het geschut niet vrezend’. Zeker één burger kwam daarbij om het leven. Hij werd meteen begraven bij de poort. Een dienstmeisje overkwam volgens Verwer iets bijzonders.
‘Ze was beschoten met een grote kloot, die al haar kleren van haar billen tot beneden van haar lijf afgeschoten heeft zonder dat ze gewond werd.’
In een burgerwoning had zich bijna een drama afgespeeld toen ‘de schoorsteen waarin rookvlees en spek hing omvergeschoten werd’. De ‘kloot’, zoals de kogel genoemd werd, ‘viel tussen vier kleine kinderen in met al dat steen, vlees en spek’. Toch raakte niemand gewond.
Fragment uit In opstand!, p.372-373.
Eén vrouw steeg boven ‘alle andere vrouwen en mannen’ uit, volgens Verwer. Dat was Kenau Simonsdochter Hasselaer, een scheepsbouwster die zich opwierp als de aanvoerster van de strijdende burgers. Zo werd de overwinning van 20 december een kantelpunt op het einde van het kanteljaar 1572. De laatste keer dat een aanval van het koninklijk leger voor de geuzen in een echte overwinning was geëindigd, was in de Slag bij Heiligerlee in 1568, vierenhalf jaar eerder. Haarlem triomfeerde, maar het beleg was nog maar begonnen. Dat beseften de verdedigers ook. Nog in de nacht na hun overwinning slopen ze in kleine groepjes geuzen naar buiten om de lijken van hun vijanden te doorzoeken op wat van waarde kon zijn. Fragment uit In opstand!, p. 374
Tijdens het beleg van Haarlem schreven de geuzen een van hun strafste strijdliederen, waarin ze de moed van de geuzenluitenant Wigbolt Ripperda bezongen. Ik bewerkte het 450 jaar oude geuzenlied en ter gelegenheid van deze bijzondere herdenking breng ik het jullie in onderstaande video:
~ Pieter Serrien – pieterserrien.be
Boek: In opstand! Geuzen in de Lage Landen
Tekst van het gezongen geuzenlied:
voor Haarlem, die stad valiant
of zij de stad opgeven wouden,
of wij eisen de stad te zwaard en te brand.
Toen sprak een burger van waarde:
‘Wij hebben van zijn genade gehoord
aan die schamele burgers van Naarden
die zijn o deerlijk vermoord.’
‘Man, vrouw, kind, men sloeg alle dood
die van Zutphen deden open de poort
men wou ze in genade ontvangen
maar zijn geslagen en gehangen.’
‘De stad gaan wij niet opgeven,’
sprak die moedige geuzenluitenant,
‘wij willen haar bewaren van ’s konings wegen
en geven ons in Gods hand.’
Vive le geus dat blijft onze leus.
Slaat op de trommele van dirredomdeus!
‘Hoort, toe mensen nu ter tijd
Gij die de Spanjaard gunstig zijt
Gij wenst hem alle vrede.
Meent gij daar door te zijn bevrijd?’
‘Zijt gij zo slecht man en vrouw?
Meent gij dat u dat baten zou?
Dat men u katholieken noemen
zoals Bossu is gekomen.’
‘Hij nam Rotterdam met geweld.
Wie heeft hij van de geus vermeld?
Of naar geloof doen vragen?
Toch werden lieden doodgeslagen.’
‘Spiegelt u aan Mechelen in Brabant.
Zij kwamen ongewapender hand
de Spanjaard tegemoet gegangen.
Wat loon hebben die ontvangen?’
‘De stad gaan wij niet opgeven,’
sprak die moedige geuzenluitenant,
‘wij willen haar bewaren van ’s konings wegen
en geven ons in Gods hand.’
Vive le geus dat blijft onze leus.
Slaat op de trommele van dirredomdeus!
‘Men zag Haarlem bestormen.
Met macht vielen de Spanjaards aan.
Daar lagen zo velen gestorven.
Viermaal zijn ze geslagen daar van.’
‘Want de vrouwen kwamen zo stoutelijk aan
met stenen, pekrepen vuur en vlam
wierpen ze de Spanjaards van de muren
en die kreten als lelijke dieren.’
‘De stad gaan wij niet opgeven,’
sprak die moedige geuzenluitenant,
‘wij willen haar bewaren van ’s konings wegen
en geven ons in Gods hand.’
Vive le geus dat blijft onze leus.
Slaat op de trommele van dirredomdeus!
Hoe de geuzen aan hun naam kwamen