“Het gaat wel zijn gangetje bij de doodentram”

De moord op de stationschef J. Beets
3 minuten leestijd
Spoorwegstation Atjeh Tram (cc - Tropenmuseum)
Spoorwegstation Atjeh Tram (cc - Tropenmuseum)

Op 30 juli 1916 werd de 37-jarige kapitein J. Beets, employé van de Atjeh-tram, vermoord. Hij liet een vrouw en vier kinderen achter. De kranten schreven dat juist Beets zou hebben gezegd: “Zoo krijgen wij allen aan de Atjehtram onze beurt.”

De Atjeh-tram was een fenomeen in de kolonie. Juist in het opstandige Atjeh lagen spoorwegrails, reden treinen en waren er stations. Bestuurlijk gezien noodzakelijk. Maar militair gezien onverdedigbaar. Daar kwam nog eens bij, dat veel oud-militairen dienst namen bij het spoor-en trambaanwezen. Wie de koloniale overheerser hard wilde treffen, vond in de tram-employé dus een ideaal doelwit. Dat wist ook kapitein J. Beets, maar hij wist niet, dat ook hij vermoord zou worden. Het Bataviaasch nieuwsblad schreef op 10 augustus 1916 wat er op 30 juli gebeurd was:

“De commies Beets, stationschef te Lho Seumaweh, die te ongeveer 6 uur n. m. met zijn vrouw van een wandeling terug keerde, werd op 20 passen van zijn woning door een Atjeher met rentjongsteken vermoord en mevrouw Beets gevaarlijk gewond. De aanval geschiedde dus op klaarlichten dag, midden in de stad, op het drukste gedeelte van den weg en op een tijd, aai zich daar veel wandelaars bevinden, zoowel Europeanen als inlanders. De heer Beets sleepte zich nog een pas of 10 voort tot op den stoep van de woning van den heer Libelt, opzichter bij de A.T., waar hij den laatsten adem uitblies, zijn vrouw werd onmiddellijk naar het militair hospitaal vervoerd. Het gaat wel zijn gangetje bij de doodentram. In 2 jaar tijds een stationschef, 2 tramcontroleurs en 1 baanmandoer vermoord en 2 Europeesche onderopzichters levensgevaarlijk gewond. Wie is er nu aan de beurt? Want dat Beets niet de laatste is, kan ik U op een briefje geven.”

De toon was gezet. Nu was het Beets geweest en inderdaad, wie zou de volgende zijn? En wanneer kwam de volgende aanslag op de Atjeh-tram? De kranten haalden de vorige moorden nog eens op, met gruwelijke details (“De slag werd met zooveel kracht toegebracht, dat de linker voorarm bijna werd afgekapt en hem het aangezicht van oor tot oor werd doorgeslagen.”) dat iedereen in staat van alarm moet zijn geweest.

Het was meer dan duidelijk dat het koloniale gezag op het spel stond. Orde en veiligheid bleken twijfelachtige zaken.

Feestelijke opening van het 6 KM lange spoorlijntje van de Atjeh-tram Beureunoen - Lammeulo (Wikicommons/Tropenmuseum)
Feestelijke opening van het 6 KM lange spoorlijntje van de Atjeh-tram Beureunoen – Lammeulo (Wikicommons/Tropenmuseum)

Compenie

Hetzelfde artikel in het Bataviaasch Dagblad gooide olie op de golven: de Atjeh-oorlog was helemaal niet voorbij (zoals men in Nederland gaarne geloofde), generaties Atjehers zouden blijven doorvechten (dat zou consequenties kunnen hebben voor het Nederlandse defensie-budget) en niemand van het spoor-of tramwezen in Atjeh was het leven zeker, de employees van de Atjehtram (A.T.) allerminst:

“Bij den Atjeher is de A. T. en militair één en bestempeld hij beide met den naam van „Compenie”. Dat de Atjeher zich niet zoo vlug aan een militair vergrijpt, heeft dit als reden: elke militair (van officier tot inlandsch soldaat) tolereert niet, dat een Atjeher te dicht langs hem heengaat en is tegenover een Atjeher, dien bij niet kent steeds op zijn hoede.”

Maar Beets zal als oud-militair wel degelijk op zijn hoede zijn geweest. Daarbij reed hij al sinds 1912 op de tram, dus ervaring genoeg. Hij was kalm, een family man en hij schreef trouw naar zijn familie in Amsterdam. In Atjeh had hij als KNIL-militair gevochten van 1893 tot 1896, jaren waarin hij een onderscheiding had weten te verwerven. Wie kon iets op hem aan te merken hebben? Beets was braaf.

Maar wel: een voormalige KNIL-man, werkzaam bij de Atjeh-tram.

Een doelwit.

Humaner

De moord op Beets inspireerde Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië tot een groots opruiend artikel op 23 augustus 1916 onder de titel: ‘Veilig Atjeh’, wat uiteraard een ironische klank had. Herinneringen van een ‘oud-gediende’ werden met het publiek gedeeld: hoe de Atjeh-tram in 1902 onder gewapend geleide ging rijden en passagiers gecontroleerd werden waarbij mogelijke moordwapens in beslag genomen konden worden, en dat toen de bewindslieden in Nederland (“van wie er enkele nauwelijks weten dat er een land bestaat dat Atjeh wordt genoemd”) eisten dat er “humaner” moest worden opgetreden, en wat waren daarvan de gevolgen? Precies.

De kloof was groot tussen de theorie van Nederland en de praktijk van de kolonie, dat bewees de moord op Beets wederom. Voor hem kwam het te laat, en ook voor zijn weduwe en de kinderen.

De bewindslieden in Nederland bleven doof, de Atjehtram bleef rijden, en de moorden gingen door.

Boek: Sporen van smaragd – Per trein door Nederlands-Indië (1867-1949)

0
Reageren?x
×