Ongeveer tien jaar nadat de Moren het Iberisch Schiereiland binnendrongen om het in zijn geheel te bezetten, kwam de bevolking van Asturië onder aanvoering van de in 718 tot koning uitgeroepen Don Pelayo in opstand. Pelayo versloeg de Moren in het jaar 722 en hij en zijn opvolgers wisten Asturië aanzienlijk uit te breiden. Aan het begin van de tiende eeuw ging Asturië op in het koninkrijk León.
Asturië en het begin van de Reconquista
De kroonprins van Spanje draagt de titel Príncipe de Asturias (prins van Asturië), een eretitel die aan het eind van de veertiende eeuw werd toegekend aan de erfgenaam van de koninkrijken Castilië en León. Het is een titel met een zeer oude traditie, die teruggaat tot aan het begin van onze jaartelling toen de leiders van de destijds in het noorden van Spanje levende volkeren príncipes werden genoemd. Het koninkrijk Asturië ontstond in het jaar 718 toen Don Pelayo – wiens herkomst onbekend is – gekroond werd tot Príncipe de los Astures. De gevoelswaarde van deze titel is mede verbonden aan het feit dat Pelayo de eerste was die in opstand kwam tegen de Moren die vanaf 711 in een enorm tempo het gehele Iberisch schiereiland hadden veroverd op de Visigoten.
Het was voor de Moren niet eenvoudig om het uiterste noordwesten van het schiereiland onder controle te krijgen, vooral vanwege de schaarste aan nederzettingen van enige omvang. In het zuiden werden grote steden veroverd waar de Moren een bestuurlijke structuur aantroffen – daterend uit de Romeinse tijd – die ze konden overnemen, maar in het noorden moest het gebied dal na dal veroverd worden en werden bewoners in gijzeling genomen om de controle over de gewonnen gebieden te handhaven. De Moren slaagden erin om de kustplaats Gijon in handen te krijgen waar een klein detachement van Berbers werd gestationeerd onder leiding van de bestuurder Munuza, die de opdracht had om het beheer over de Asturiaanse regio te consolideren. De Asturiaanse leider Pelayo werd in gijzeling genomen en naar Córdoba overgebracht. Deze wist echter te vluchten, Asturië te bereiken en ontketende een opstand tegen de heersers in Gijon.
De slag van Covadonga
Pelayo zag zich genoodzaakt zich met zijn volgelingen terug te trekken in een aantal grotten aan de noordflank van de Picos de Europa waar hij in 722 de Berbers wist te verslaan in de beroemde slag van Covadonga. De visies van Moorse en christelijke geschiedschrijvers over de omvang van de slag bij Covadonga lopen sterk uiteen. Volgens de Moren, die er niet in slaagden de goed verschanste Pelayo te overmeesteren, was het niet meer dan een schermutseling. Van de andere zijde wordt beweerd dat Pelayo met zijn driehonderd man een leger van honderdtachtigduizend Moren wist te verdrijven. De waarheid is waarschijnlijk dat in het gebied waar Pelayo zich schuil hield een massale aanval onmogelijk was, vanwege het ruige terrein en dat de Moren het uiteindelijk niet de moeite waard vonden tot het uiterste te gaan. Niettemin, deze zege bezorgde Pelayo veel roem en veroorzaakte een algemene opstand van de Asturianen.
Munuza koos ervoor zich terug te trekken uit de vijandige regio, maar werd op zijn vlucht richting Spaanse meseta (hoogvlakte) door zijn achtervolgers ingehaald en vermoord. Na deze overwinning ontstond een klein territorium waarover Pelayo als Príncipe de leiding had. In feite wortelt het Asturiaanse koninkrijk in de traditie van verzet van de bergbewoners dat zij altijd gevoerd hadden tegen indringers van buiten: in de eerste eeuwen van onze jaartelling tegen de Romeinen, later tegen de Visigoten en dus ook in de achtste eeuw tegen de Moren.
De woestijn van de Duero
Pelayo’s dochter Ermesinda huwde met de edelman Alfons I die de hofhouding over naar Cangas de Onis waar hij tot koning uitgeroepen. Hij regeerde over Asturië tot aan zijn dood in 757 en wist het rijk in westelijke richting uit te breiden tot aan Galicië en in het oosten tot aan de grens met het Karolingische rijk.
In 739 brak er een opstand uit in Noord-Afrika onder Berbers die zich verzetten tegen de Arabische overheersing. Berbers die zich in het noorden van Spanje hadden gevestigd volgden hun voorbeeld. Onderling vechtend trokken de moslims zich terug uit het noorden, een proces dat rond 754 voltooid was. Deze terugtrekking is van grote invloed geweest op de historische ontwikkeling van het gebied. De pas tot de islam bekeerde inboorlingen bleven in verwarring achter en de noordflank van het Duerodal werd een bestuurlijk niemandsland. Of deze streek helemaal ontvolkt raakte en veranderde in wat in Arabische kronieken ‘de woestijn van de Duero’ werd genoemd is niet duidelijk. Wel waren de in dat gebied bestaande nederzettingen kwetsbaar en de koning van Asturië maakte daar gebruik van om wat er nog resteerde aan sociale structuren zodanig te ontregelen, dat bij eventuele terugkomst van de Moren de nederzettingen zich niet en bloc bij de islamieten zouden kunnen aansluiten. Door hongersnoden en epidemieën raakte het gebied sterk in verval. De gebieden ten noorden van de waterscheiding werden bestuurlijk op orde gebracht en onder Asturiaans gezag geplaatst.
De zoon van Alfons I, Fruela I, kwam tot het inzicht, dat een effectievere verdediging tegen een Moorse terugkomst die van herbevolking en bestuurlijke herstructurering van het Duerodal zou zijn; beter dan de vernietigingsstrategie ingezet door zijn vader. Het in bezit krijgen van de controle over de door dit gebied lopende handelsroutes, die nog uit de Romeinse tijd dateerden, was daarbij een belangrijk aspect. Maar deze pogingen werden verijdeld toen hij in 768 door zijn naasten werd vermoord. Deze gebeurtenis heeft de Asturiaanse expansie lange tijd opgehouden. De Asturianen trokken zich terug en lieten het gebied aan de zuidrand van het Cantabrisch gebergte in chaos achter.
Onder het bewind van Alfons II, el Casto (de Kuise), die regeerde van 791 tot 842, verstevigde Asturië zijn positie. Als hoofdstad van zijn rijk koos Alfons II voor Oviedo en trachtte hij Galicië en de ontvolkte hoogvlakte te herbevolken. Voortdurend leverde hij slag met de Moren en in die tijd nam het koninkrijk Asturië sterk in omvang toe. Alfons II ondernam diverse expedities zelfs tot aan Lissabon dat in 798 door zijn troepen werd geplunderd. Hij onderhield contacten met keizer Karel de Grote, wellicht om steun te zoeken in zijn strijd tegen de Moren, maar waarschijnlijk ook om zich de Karolingers van het lijf te houden.
De slag bij Clavijo en de legende van Santiago
Opvolger van Alfons II was Ramiro I, die vooral bekendheid heeft verkregen door de slag die hij zou hebben gevoerd tegen de emir van Córdoba, Abd al-Rahman II, bij Clavijo, een plaatsje in de buurt van Logroño. De emir startte in 844 een strafexpeditie, in een poging om greep te houden op de noordelijke gebiedsdelen van zijn rijk. Ramiro I besloot het gevecht aan te gaan en wist hem te verslaan, een gebeurtenis die, net als de slag bij Covadonga in de Moorse kronieken wordt afgedaan als een detail, terwijl hij door christelijke chroniqueurs wordt beschouwd als een keerpunt in de geschiedenis van het Iberisch schiereiland. Of deze slag daadwerkelijk heeft plaatsgevonden is overigens niet zeker, maar de legendes die eromheen zijn geweven hebben zeker een rol gespeeld in het beeld dat christenen zich hebben gevormd van de strijd tegen de Moren.
Volgens een oud verhaal werden tijdens de regeerperiode van Alfons II in 814 de overblijfselen gevonden van de apostel Santiago, de Spaanse benaming voor Jacobus, zoon van Zebedeus en broer van Johannes de evangelist. Alfons II wordt beschouwd als de eerste pelgrim naar Santiago waar hij een sanctuarium oprichtte op de plek waar later de beroemde kathedraal zou verrijzen. Vanaf dat moment bleven er zich volgens het verhaal wonderen en verschijningen voordoen die tal van legendes deden ontstaan. Eén van die legendes verhaalt van de verschijning van de heilige Jacobus aan Ramiro I in een droom aan de vooravond van de slag bij Clavijo, om hem moed in te spreken. Gesterkt begon Ramiro aan de strijd, maar doorslaggevend was volgens de legende het plotselinge verschijnen van de apostel op het slagveld. Gezeten op een schitterend wit paard zaaide hij, zo luidt het verhaal, dood en verderf onder de Moorse troepen. De heilige Jacobus werd als Matamoros ofwel Morendoder de icoon van de Reconquista, en bij tal van veldslagen zouden de christenen onder het uitroepen van de strijdkreet ‘Santiago, Santiago’ het gevecht met de Moren aangaan. Deze legendes motiveerden pelgrims die steeds massaler hun bedevaart naar Santiago ondernamen.
Het koninkrijk León ontstaat
Ramiro I overleed in 850 en werd opgevolgd door Ordoño I die in 856 León op de Moren veroverde en de stad van de nodige fortificaties voorzag. Zijn zoon, Alfons III, bijgenaamd de Grote, besteeg in 866 de Asturiaanse troon en voegde de gebieden rond de stad toe aan Asturië. In 908 liet Alfons III het Cruz de la Victoria smeden, vanaf dat moment het symbool van het Koninkrijk Asturië. Samen met Galicische edelen wist hij delen van Portugal (waaronder de stad Coimbra) te veroveren en ook de steden Zamora en Burgos vielen in zijn handen.
Op het hoogtepunt van zijn macht en vlak voor zijn dood in 910 kwamen zijn drie zoons, die in feite al delen van het Asturiaanse rijk bestuurden, tegen hem in opstand. Het koninkrijk viel uiteen. García I heerste over het nieuwe koninkrijk León, Ordoño II over Galicië en Fruela II over Asturië. Om een burgeroorlog te voorkomen trok Alfons zich terug in Zamora waar hij kort daarop overleed. Toen García in 914 kinderloos stierf verhuisde Ordoño II naar de stad León waar hij tot koning werd uitgeroepen, zodat Galicië en León onder één heerser kwamen te staan. Daarmee was het koninkrijk León geboren.
Het koninkrijk León draagt de naam van de stad die vanaf 29 voor Christus opkwam als vestigingsplaats van het Romeinse leger. Tot aan de val van het Romeinse rijk aan het eind van de vijfde eeuw was León de militaire hoofdstad van Spanje. Na de verdrijving van de Romeinen door de Visigoten raakte de stad in verval. De Moren namen bezit van León in 712. Zoals aangegeven namen de Asturiaanse koningen in de loop van de achtste eeuw delen van de Spaanse meseta in bezit, maar de stad León raakte pas opnieuw bevolkt in de tweede helft van de negende eeuw, toen christelijke vluchtelingen uit het Moorse gebied (de Mozaraben) de stad bereikten.
Aan het begin van de tiende eeuw had het Leonese rijk dus al een aanzienlijke omvang. In het westen en noorden grensde het aan zee, in het zuiden vormde de rivier de Duero de scheidslijn tussen de christelijke en Moorse invloedssfeer en in het oosten grensde León aan het in opkomst zijnde koninkrijk Pamplona. Binnen het koninkrijk León ontstonden aparte bestuurlijke eenheden in de vorm van graafschappen, zoals dat van Castilië.
Overzichtspagina Geschiedenis van Spanje
Overzicht van Boeken over de geschiedenis van Spanje
Ook interessant: Al-Andalus: het Spanje der Moren