Het Twaalfjarig Bestand is een periode in de Tachtigjarige Oorlog waarin niet met de Spanjaarden werd gevochten. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de wapenstilstand zou leiden tot een permanente vrede, maar het liep anders. In 1621 werd de gewapende strijd hervat.
Het Twaalfjarig Bestand (ook wel bekend als het Verdrag van Antwerpen) werd op 9 april 1609 afgekondigd. Voor de Spanjaarden kwam de wapenstilstand zeer gelegen, omdat men hierdoor de aandacht kon richten op andere oorlogen in het Rijk. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was lang niet iedereen blij met het bestand. De Staten van Holland en raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt waren echter wel een groot voorstander. Een wapenstilstand kon volgens hen de handelspositie van de Republiek verstevigen en bovendien kon dankzij een bestand tijdelijk flink bezuinigd worden op de defensie-uitgaven.

Ook binnen de Republiek liepen de meningen uiteen. Zeeuwse bestuurders zagen de lucratieve kaapvaart op Spaanse schepen graag doorgaan. In gewesten als Groningen, Overijssel en Gelderland, die zwaar onder de oorlog hadden geleden, leefde juist de behoefte aan rust. Holland hoopte dat een wapenstilstand gunstig zou uitpakken voor de handel.
Onderhandelingen
Vanaf 1606 voerden Spanje en de Republiek gesprekken over een mogelijke wapenstilstand. De Republiek eiste erkenning als zelfstandige staat, terwijl Spanje aandrong op godsdienstvrijheid voor katholieken. Een belangrijke rol tijdens de onderhandelingen was weggelegd voor de nog jonge Hugo de Groot, een invloedrijke vertrouweling van Johan van Oldenbarnevelt. Hij boog zich onder meer over de juridische vraagstukken rond de onafhankelijkheid van de Republiek en verdedigde het recht op vrije zeevaart en handel. Dit laatste thema werkte hij uit in zijn beroemde traktaat Mare Liberum (De vrije zee).
De onderhandelingen verliepen moeizaam, maar in 1609 werd uiteindelijk toch een akkoord bereikt, waarmee dus tijdelijk een einde kwam aan de strijd.
De ondertekening vond op 9 april 1609 plaats in het stadhuis van Antwerpen. De overeenkomst bevatte in totaal achtendertig artikelen. Hierin werd onder meer bepaald dat de strijd voor twaalf jaar zou worden gestaakt en de Republiek in die periode feitelijk erkend werd als zelfstandige staat. Ook werd bijvoorbeeld vastgesteld dat er geen nieuwe forten gebouwd mochten worden en dat oorlogsschepen buiten de havens moesten blijven.

De tijdelijke vrede zorgde voor een flinke opleving van de handel van de Republiek. Zo werden Spaanse handelsbeperkingen in de Europese wateren opgeheven en werd de Spaanse en Vlaamse kaapvaart opgeschort, wat de scheepvaart een stuk goedkoper maakte. De verzekeringspremies voor Nederlandse vrachten en schepen daalden hierdoor immers en bovendien kregen handelsschepen meer toegang tot de Middellandse Zee.

Conflict
In de Republiek zelf was het gedurende de bestandsperiode niet alleen maar pais en vree. Er brak een groot politiek-religieus conflict uit, waarbij prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt ieder een andere kant kozen. Eerstgenoemde pleegde uiteindelijk een staatsgreep en rekende in de nasleep af met zijn opponenten. Johan van Oldenbarnevelt, door menig historicus beschouwd als de founding father van de Nederlandse staat, werd op 12 mei 1619 wegens landverraad en hoogverraad zelfs ter dood veroordeeld en op het Binnenhof in Den Haag geëxecuteerd. Deze gebeurtenis wordt beschouwd als een van de dieptepunten in de vaderlandse geschiedenis.
Twee jaar na deze executie liep het Twaalfjarig Bestand af en werd de strijd tegen de Spanjaarden hervat.