De Oostenrijks-Hongaarse neuroloog Sigmund Freud kwam in het begin van de twintigste eeuw met zijn theorie van de psychoanalyse. Veel psychische problemen zouden voortkomen uit trauma’s uit de jeugd. Daarnaast hadden kinderen verschillende (seksuele) driften die op juiste wijze moesten worden begeleid anders zou het kind totaal ontsporen.
In die tijd werkten er al behoorlijk wat vrouwen. Arme vrouwen droegen bij aan het inkomen, boerinnen hielpen mee op het land en dan waren er bijvoorbeeld nog actrices en revuesterren. En ook bij andere gezinnen gebeurde het regelmatig dat de moeder buitenshuis werkte. Vooral nadat de pil kwam. In de hogere kringen was het bovendien gebruikelijk om een kindermeisje in te huren voor de opvoeding.
De psychoanalyse van Freud zette het één en ander weer op zijn kop en werkte nog lang na. Doordat Freud veel belang hechtte aan goede begeleiding van de jeugd, werd opvoeden weer een hele serieuze zaak waarbij de moeder hard nodig was om haar kinderen op het rechte pad te houden. Kort gezegd: de (buitenshuis) werkende vrouw moest weer achter het aanrecht. Zelfs in kringen waar een duur betaald kindermeisje werd ingezet moest de moeder weer opvoedingstaken op zich nemen. Haar invloed in het leven van haar kind bleek namelijk veel te groot om het allemaal over te laten aan een kindermeisje.
Feministen waren beslist niet blij met Freud. Feministe Joke Kool-Smit, die de tweede feministische golf inluidde met haar artikel Het onbehagen bij de vrouw (1967), wees ook op de negatieve invloed van Freud:
“Sinds Freud ontdekte hoe iemands jeugd ingreep in zijn latere leven, is men doodsbenauwd geworden dat moeders te kort schieten in hun taak. Van hoog tot laag beijvert men zich een vrouw in te prenten hoe onmisbaar zij is voor haar kinderen. Vroeger was het in bepaalde kringen gebruikelijk kinderen over te laten aan daartoe al of niet gekwalificeerde personen, tegenwoordig is dat praktisch ondenkbaar.”
Kool-Smit twijfelde niet aan het belang van een goede opvoeding en de rol die ouders daarbij speelden, maar ze zette vooral vraagtekens bij de vraag wie deze verantwoordelijkheid moest dragen.
“Nu dacht ik dat de vader bij Freud ook een uiterst belangrijk personage was, maar op de een of andere manier schijnt dat weinig consequenties te hebben voor de praktijk. Mannen worden in elk geval veel minder systematisch aan hun opvoedersplichten herinnerd dan vrouwen.”
Freud’s fehlleistung als reden tegen abortus
Freud droeg op nog een andere manier bij aan het verkleinen van de wilsbekwaamheid van vrouwen. Hij bedacht de term fehlleistung: een fout werd niet zomaar gemaakt, maar veroorzaakt door een onderbewust verlangen zoals bij de Freudiaanse verspreking. Een ongewenste zwangerschap was eigenlijk een teken dat de vrouw toch wel graag een kind wilde. Abortus werd hierdoor gezien als een onderbreking van de wensen van de vrouw. Logisch dus dat sommige vrouwen er depressief van werden. Volgens Kool-Smit zorgde een ongewenste zwangerschap hoe dan ook voor ellende en had dat niks te maken met de wens van de vrouw:
“Het lijkt mij in onze maatschappij bijna uitgesloten dat een ongewenste zwangerschap, al of niet onderbroken, geruisloos verloopt, door alle ellende eromheen: eenzaamheid, inadequate reacties van de partner, het stuklopen van een verhouding, de vernederingen inherent aan de situatie, – er zijn te veel storende factoren aan het werk.”
De genuanceerde Kool-Smit was overigens geen voorstander van abortus, maar wilde vooral dat het een keuze van de vrouw was. Uit dit gedachtegoed kwam kort hierna de beweging van de Dolle Mina’s voort. Deze feministen maakten zich onder meer hard voor zelfbeschikking van de vrouw met de leus ‘baas eigen buik’. De beweging werd vernoemd naar Wilhelmina Drucker, een van de eerste Nederlandse feministen.
De meeste denkwijzen van Freud, zowel wat betreft de psychoanalyse als de fehlleistung zijn tegenwoordig al lang achterhaald.