Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: uw recensent is geen oeuvrelezer van P.F. Thomése. Ja, de boekjes over de komische avonturen van cultheld J. Kessels heb ik wel eens doorgebladerd, maar zijn (naar ik verneem) serieuze werk, zoals Onderwaterzwemmer en het internationaal geprezen Schaduwkind, heb ik niet gelezen. Kortom, hoewel ik geen Thomése-kenner ben, weet ik één ding zeker: zijn oeuvre maakt je soms aan het lachen, maar stemt je soms ook tot droefheid en ernst.
Thoméses nieuwe roman Vaderliefde is een combinatie van beiden: een uiterst serieuze familiegeschiedenis, maar met zichtbaar plezier naar papier vertaald.
Zoektocht
Vaderliefde is – in een notendop – een zoektocht naar de geschiedenis van zijn familie. Die begon Thomése na het overlijden van zijn moeder in 2018. Bij het ontruimen van haar huis, gleden dichtgeplakte kartonnen dozen vol documenten en foto’s door zijn handen. De inhoud werd afgestoft, geopend en gelezen. Het decenniaoude materiaal roept talloze herinneringen en verhalen op. Bij Thomése borrelt de drang op om die ‘bewijslast van het leven’ vast te leggen, om het te bewaren.
Ouders
De band tussen Thomése en zijn ouders speelt uiteraard de hoofdrol in deze familieroman. Hij beschrijft zijn moeder: een gesloten, afstandelijke vrouw, die liever stil was dan dat zij sprak. Die zwijgzaamheid herleidt Thomése naar haar vervelende jeugdtijd, waarin zij streed tegen tbc en onmogelijke liefdes kende. Ze verwachtte veel van het leven en tegelijkertijd verschrikkelijk weinig. Zij was, als product van een disfunctioneel gezin, een weinig liefhebbende moeder.
Zijn vader was spraakzamer. Hij vertelde verzonnen en waargebeurde verhalen (en alles daartussenin) aan de kleine Thomése. Behalve over zijn oorlogstijd – daarover zweeg hij, net als zijn vrouw, in alle talen. In die tijd bleef hij namelijk ‘gewoon’ studeren – hij had immers, in tegenstelling tot veel medestudenten, de loyaliteitsverklaring aan de Duitsers zonder blikken of blozen ondertekend. Tegelijkertijd bleek hij, zo ontdekt Thomése na de dood van beide ouders, actief te zijn geweest bij het verzet.
Na de oorlog klommen de studiemakkers van vader Thomése snel op de maatschappelijke ladder, terwijl hijzelf zich jarenlang verdiepte in alles, behalve zijn studie. Hij was plichtsgetrouw en eigenwijs; vol bravoure en een morele Mohikaan; hij hoorde er niet echt bij, maar wilde toch tot in de puntjes aan de conventies voldoen. Halfslachtig conformisme, noemt Thomése dat, een vat vol tegenstrijdigheden.
Zijn vader en moeder waren anders, maar hadden één ding gemeenschappelijk: voor Thomése waren zij beiden raadselachtige onbekenden, vreemde verwanten.
Verbeelding
Waar historisch bronmateriaal ontbreekt – en dat is op nogal wat plekken – vult Thomése de gaten in met het grootste wapen van iedere romanschrijver: zijn verbeelding. Daarmee lijmt hij de herinneringen en verhalen, de flarden en fragmenten, de splinters en scherven aan elkaar.
Woorden en zinsneden als ‘geloof ik’, ‘meen ik me te herinneren’, en ‘stel ik me zo voor’ passeren dan ook op iedere bladzijde de revue. Thomése speculeert, suggereert, associeert en interpreteert volop: fictie dient als het cement tussen de non-fictie bakstenen. Op die manier schept hij een nieuwe, papieren beeltenis van zijn familie, en vooral van zijn vader: ‘Ik zal hem opnieuw moeten zien te verzinnen – en hij iemand zal moeten zijn die hij in mijn herinnering nooit is geweest.’ Thomése probeert hem te begrijpen, verzamelt de bewijzen van zijn niet-vertelde leven en reconstrueert zijn doodgeworden bestaan.
Onvermijdelijk is dat sommige verhalen, voor altijd en eeuwig, verhalen blijven, waardoor Thomése veroordeeld is tot het: “Er in moeten ronddolen, radend, vermoedend, nooit zeker wetend.” Het onvermijdelijke lot van P.F. Thomése, de romanschrijver; een gevoel waar geschiedenisliefhebbers en historici zich in zullen herkennen.
Kunstschaatser
Met het materiaal uit de afgestofte dozen, het aanvullend historisch archiefonderzoek, en bovenal zijn eigen verbeelding weet Thomése met schijnbaar groots gemak treffende portretten te schetsen van zijn vader, moeder, opa’s en oma’s en ooms en tantes. Kleurrijke en minder kleurrijke figuren worden door Thomése schitterend in ieders eigen tijd gezet; en de tijdsbeschrijvingen zijn rijkelijk doorspekt met historische wetenswaardigheden.
Voor Thomése zelf doet het er niet zo toe welke passages nu precies fictie of non-fictie zijn. Vaderliefde moet namelijk vooral recht doen aan zijn eigen beleving, gevoel en zijn eigen werkelijkheid.
Voor de lezer doet dat er evenmin toe. Vaderliefde is namelijk een prachtige zoektocht naar geschiedenis, werkelijkheid, het zelf en het zijn. Als een kunstschaatser glijdt Thomése gracieus en vol souplesse van woord naar woord; iedere zin is elegant, goed doordacht en tot in de puntjes verzorgd; precies, maar toch sierlijk. En te midden van al dat taalspektakel leren we P.F. Thomése zélf beter kennen, als schrijver, als zoon en als wees.
Boek: Vaderliefde – P.F. Thomése