Zijn naam komt veelvuldig voor in Nederlandse straatnamen: dichter en historicus Isaäc da Costa (1798-1860). Het bekendste boek van Da Costa was zijn ophefmakende pamflet Bezwaren tegen den geest der eeuw (1823), waarin hij de moderne tijd scherp bekritiseerde. Ook onderscheidde Da Costa zich als voorman van het Réveil, een protestantse opwekkingsbeweging in het negentiende-eeuwse Nederland.
Jonge jaren en opleiding
Isaäc da Costa werd geboren op 14 januari 1798 in Amsterdam. Zijn vader was een goed bemiddelde bankier uit een Portugees-joods geslacht. In de jaren 1811 tot 1815 volgde Da Costa het Athenaeum Illustre in Amsterdam. Vervolgens ging hij studeren aan de Universiteit Leiden. In 1813 maakt Isaäc da Costa kennis met de invloedrijke protestantse dichter Willem Bilderdijk (1756-1831). De twee werden vrienden voor het leven. In Leiden promoveerde Da Costa tweemaal, in 1818 en 1821, in achtereenvolgens de rechten en in letteren en wijsbegeerte. In Leiden raakte hij onder de indruk van het protestantisme. In 1822 liet Isaac da Costa zich in de Nederlandse Hervormde Kerk in Leiden dopen. Toen hij zijn studie voltooid had, ging Da Costa niet meteen werken. Hij werd zogenaamd ambteloos burger.
Belangrijkste werken van Isaäc da Costa
Als dichter beleefde Isaäc da Costa zijn debuut in 1813 met het gedicht Lof der dichtkunst, dat hij voordroeg in het Portugees-joodse letterkundig genootschap Concordia Crescimus. Dit wat haperende gedicht eindigde met de mooie rijmende volzinnen:
Ik trek uit mijne lier geen liefelijk geluid,
En druk mijn warm gevoel in zwakke verzen uit.
Da Costa’s eerste gedrukte gedrukte was het gedicht De verlossing van Nederland (1814). Uit deze en latere gedichten blijkt Da Costa’s voorliefde voor de klassieken en de Griekse mythologie. Tevens klonk er ook al kritiek in door op de moderne tijdsgeest.
De bekendste brochure die Isaäc da Costa tijdens zijn schrijvende leven uitbracht was het kritische pamflet Bezwaren tegen den geest der eeuw. Deze brochure opende Da Costa – die qua toonzetting doet denken aan de latere cultuurcriticus historicus Johan Huizinga (1886-1945) – met de prikkelende woorden:
Het boekdeeltjen, dat gij hier opslaat, bescheiden Lezer! is geschreven ter bestrijding van een vooroordeel, by het tegenwoordige geslacht algemeen aangenomen, verdedigd, geliefkoosd, en tot het beginsel van denk- en handelwijze bijna overal en in alles op het krachtdadigst vastgesteld. Het is dat der verregaande meerderheid in alle mogelijke betrekkingen, waarop de eeuw, in welke wy leven, zich boven hare voorgangsters met een hoogmoed, zoo belachlijk als voorbeeldeloos, en zoo ongegrond als gevaarlijk, by iedere gelegenheid niet ophoudt te beroemen.
Net als Huizinga, die vooral inzoomde op de ondermaatse kwaliteit van het onderwijs (‘onder-wijs’), bekritiseerde Da Costa de pedagogiek en het schoolsysteem van zijn dagen. Da Costa vond vooral het overdreven prijzen van eenvoudig gedrag triest. Het onderwijs creëerde, onterecht, prinsjes en prinsessen die het in de harde wereld niet zouden gaan rooien:
In de eerste plaats dan bedoele ik het onmatige, onbehoorlijke, en onredelijke prikkelen van de eer-, glorie, en ijverzucht van onnoozele kinderen, in wie men met dat gedurige aan- en ontmoedigen door middel van lof en schande een soort van koorts verwekt, niet alleen hoogst gevaarlijk voor het lichaam, maar tevens hoogst noodlottig voor de ziel, als welke op die wijzen gewend wordt om door geen anderen drijfveêr tot werkzaamheid en deugd te worden bewogen; en aan wie men alzoo een ten uiterste valsch en verkeerd denkbeeld geeft van die wereld, die zy gereed staan in te treden, en voor wier verleiding men hen door het aanzetten origineel hunner kinderlijke driften op eene onverantwoordelijke wijze zoo veel te vatbarer maakt. (75,76)
Maar waarom uitte Da Costa zo’n felle cultuurkritiek? In een interview in het tijdschrift Transparant (nr.2, 1994) geeft historicus James Kennedy hierop een verhelderend en kort antwoord:
Da Costa leefde in een ander tijdperk. De Franse Revolutie had een staat gebracht die rustte op liberale beginselen. De Gereformeerde Kerk was niet langer de staatskerk en de legitimatie van de Oranjes – hoewel nu koningen – vond haar basis in een grondwet die door mensen was opgesteld.
Da Costa was tégen de idealen van Franse Revolutie (menselijke vrijheid en gelijkheid) en voor een soevereine God die bepaalde wat goed was voor de samenleving, in plaats van de mensen zelf. Eigenlijk verlangde de idealist Da Costa terug naar de tijd van vóór de Franse Revolutie, toen de gereformeerden in de Republiek nog een allesbepalende invloed uitoefenden op politiek en maatschappij, terwijl in de negentiende eeuw de liberalen steeds meer het heft in handen namen. Overigens werd Da Costa later in zijn leven gematigder. In een bijdrage in Trouw wordt deze verandering als volgt omschreven:
Da Costa zelf heeft zich tot zijn dood in 1860 nooit in het openbaar van zijn boekje gedistantieerd of erop teruggezien als een jeugdzonde – ook al is het uit zijn brieven duidelijk dat hij al zijn ‘Bezwaren’ op latere leeftijd niet meer deelde. Zijn standpunt over de slavernij bijvoorbeeld heeft hij herzien (al bleef hij twijfelen of er in de Bijbel een duidelijk verbod te vinden was) en op 4 oktober 1850, twee jaar na de invoering van een echte en moderne grondwet, liet hij Groen van Prinsterer weten: ‘De rechtstreekse verkiezingen zijn evenmin uit haren aard revolutionair, als de ministeriële verantwoordelijkheid, als geheel de constitutionele monarchie.’
Huwelijk & Réveil
Op 5 juli 1821 trouwde Isaäc da Costa met Hanna Belmonte (1800-1867), die eveneens uit een joodse familie afkomstig was. Samen kregen ze in totaal vier zonen en vijf dochters. Slechts twee zonen en twee dochters van het paar bereikten de volwassen leeftijd. Na Isaäcs doop tot christen op 22 oktober 1822 en zijn kritische pamflet Bezwaren tegen den geest der eeuw uit 1823, raakte hij (net als zijn vrouw Hanna) nauw betrokken bij het Reveil. Het Réveil was een protestantse opwekkingsbeweging waarin de klemtoon lag op persoonlijke vroomheid, op een persoonlijke beleving van het geloof en op een balans tussen dogma’s enerzijds en gevoel anderzijds. In Réveilkringen bestond aversie tegen de Verlichtingsidealen, het liberalisme en goddeloze praktijken.
In Réveilkringen onderhield Da Costa onder meer nauwe contacten met Réveil-kopstukken als Willem de Clercq, Willem Bilderdijk en Guillaume Groen van Prinsterer. Laatstgenoemde, Groen van Prinsterer, was de grondlegger van een antirevolutionaire gereformeerde politieke beweging. Daaruit ontstond in 1879, onder Abraham Kuyper (1837-1920), de Antirevolutionaire Partij (ARP) als eerste politieke partij van Nederland.
Latere leven
Toen Da Costa op leeftijd raakte, was hij voornamelijk nog actief met de uitgave van De dichtwerken van Bilderdijk, in maar liefst vijftien delen uitgebracht tussen 1856 en 1859. Ook publiceerde hij in 1859 nog een apologetische levensbeschrijving van Willem Bilderdijk: De mensch en de dichter W. Bilderdijk.
Da Costa stierf op 28 april 1860. Hij werd begraven in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. In diezelfde kerk liggen ook schrijver-dichters als P.C. Hooft, Joost van den Vondel en Jan Vos begraven.
Isaäc da Costa’s poëzie werd na zijn dood verzameld in drie delen uitgegeven door de predikant-dichter J.P. Hasebroek, met als titel Komplete dichtwerken van Is. da Costa (1861-1863).
Biografieën historische personen
Boek: Protestantse Réveil in Nederland
Bronnen ▼
Boeken en artikelen
-George Harinck e.a., Christelijke encylopedie Deel I (Kampen: Kok, 2005).
-Fred van Lieburg (red.), Opwekking van de natie. Het protestantse Réveil in Nederland (Hilversum: Verloren, 2012).
Internet
-http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=cost002
-http://www.dbnl.org/tekst/bork001schr01_01/bork001schr01_01_0216.php
-http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/belmonte
-http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/blnp/#source=3&page=86&view=imagePane
-http://www.christenhistorici.nl/archief/artikelen/vaderlandsliefde-en-natiebesef-bij-isaac-da-costa/
-https://www.trouw.nl/home/isaac-da-costa~a89b2eea/