Jan Baars, een luidruchtige fascist die in het verzet ging

14 minuten leestijd
Jan Baars
Jan Baars, datum onbekend. (BeeldbankWO2/collectie NIOD, beeldnr. 24125)

Jan Baars (1903-1989) was voor, in en kort na de Tweede Wereldoorlog een opmerkelijk man. Vanaf 1927 was hij een overtuigd en nogal luidruchtig fascist, maar tijdens de Duitse bezetting deed hij verdienstelijk verzetswerk. En direct na de oorlog hielp hij om ‘foute’ Nederlanders voor de rechter te brengen.

In hartje Amsterdam, vlak bij de Nieuwmarkt, werd Joannes Antonius (Jan) Baars op 30 juni 1903 geboren in een arm katholiek gezin. Het telde vier kinderen (Jan was het nakomertje), vijf andere waren zeer jong overleden. Vader Antonius Johannes Marinus Franciscus Baars was schoenmaker. Ook had hij enige tijd een schoensmeerzaakje, maar daarmee liep het verkeerd af, waardoor Baars senior werkloos werd.

Door Mussolini in 1932 gesigneerde foto voor Jan Baars.
Door Mussolini in 1932 gesigneerde foto voor Jan Baars. (BeeldbankWO2/Collectie Verzetsmuseum Amsterdam, beeldnr. 110871)
Als veertienjarige ging Jan Baars aan de slag. Hij was onder meer liftbediende, zeeman, bakker, dansleraar en marktkoopman, maar ook wel werkloos. Op zijn achttiende werd de 1,76 meter lange Baars ‘voorgoed ongeschikt’ verklaard voor militiedienst.

Vanaf 1927 verkeerde hij, bewonderaar van de Italiaanse Duce Mussolini, in fascistische kringen. Daaraan is op Historiek al eens aandacht besteed, dus hoeft die periode hier niet uitputtend te worden beschreven. Baars was lid, soms leider, van het Verbond van Actualisten, De Bezem, de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond (ANFB), de Corporatieve Concentratie en de Nederlandsche Fascisten Bond.

In zijn seriewerk over de Tweede Wereldoorlog meldt Loe de Jong dat Baars door sommigen op uiterst rechts werd beschouwd als ‘een ordinaire schreeuwlelijk’. Feit is dat hij het als spreker goed deed. Dat kwam doordat hij goedgebekt was en gewone mensen in hun eigen taal aansprak. Later vertelde hij dat hij het kunstje ten dele had afgekeken van de radicaal-linkse prominenten Louis (Lou) de Visser en Henk Sneevliet.

Behalve van spreken en debatteren hield Baars op zijn tijd ook wel van actie. Zo wilde hij in 1929 een uitzending van de sociaaldemocratische radio-omroep VARA verhinderen. Die was gepland aan de vooravond van de Dag van de Arbeid, 1 mei. Dat was dus op 30 april, de verjaardag van prinses Juliana, en dat stond Baars niet aan. Met enkele geestverwanten, onder wie Frits Couveld, kwam hij in actie.

De VARA-studio aan de Heuvellaan in Hilversum in 1935.
De VARA-studio aan de Heuvellaan in Hilversum in 1935. (Archief Gooi en Vechtstreek)

Loe de Jong situeert het ‘bij de zender van Huizen’, maar blijkens krantenberichten uit die tijd is dat onjuist. Het groepje ging naar de Heuvellaan in Hilversum, waar de VARA-studio stond. Geholpen door Baars klom Couveld in een paal en knipte een elektriciteitsdraad door. Later vertelde Baars dat de draad op een ijzeren hek viel. “Een steekvlam! Half Hilversum in het donker.’’ Dat was grootspraak. Regionaal dagblad De Gooi- en Eemlander meldde niets en dat was vast wél gebeurd als in ‘half Hilversum’ het licht was gedoofd.

De VARA-uitzending ging ongestoord door. Couveld had een verkeerde kabel doorgeknipt, eentje voor straatverlichting. Een aantal lantaarns in de buurt zal wel zijn uitgegaan. Couveld kreeg drie maanden cel, niet omdat hij de VARA het vrije woord had willen ontnemen, maar omdat hij schade had toegebracht aan het openbare elektricteitsnetwerk.

Op propagandatocht in Zaandam, maart 1930.
Op propagandatocht in Zaandam, maart 1930. Tweede van links Jan Baars, tweede van rechts Frits Couveld, die in Hilversum een stroomkabel doorknipte. De kleinere man in het midden is Jan Baars’ vader. (BeeldbankWO2/collectie NIOD, beeldnr. 24121)

Een sociale fascist

In het fascisme trok Baars vooral de ‘sociale’ kant. “Het ging in de eerste plaats om de bestrijding van de crisis, die was verschrikkelijk’’, zei hij in 1983 in een interview. Van het Duitse nazisme en de daarop georiënteerde Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van Anton Mussert moest hij niets hebben.

Antisemiet was Baars zeker niet. In maart 1933 stuurde hij Hitler, die in Duitsland net aan de macht was gekomen, een in bepaald niet vlekkeloos Duits gesteld telegram: In Namen der Humaniteit ersuchen wir Eure Excellenz ergebenst keine Progroms gegen die Juden zu gestatten. Baars, Führer der Algem. Nederl. Fascisten Bond.

Allerlei gedoe binnen het georganiseerde fascisme in Nederland maakte dat Baars er eind 1934 de brui aan gaf. Ook was hij teleurgesteld in Mussolini, omdat in Italië corruptie en antisemitisme steeds gewoner werden. Wel publiceerde Baars in 1935 nog een venijnige brochure. Aan de hand van interne NSB-documenten schetste hij dat Mussert en zijn vertrouwelingen het normaal vonden als nazi-Duitsland in Nederland de koers zou bepalen.

In De Bezem van 24 juni 1932 deed Baars verslag van zijn bezoek aan Mussolini. Twee jaar later was hij teleurgesteld in de Duce.
In De Bezem van 24 juni 1932 deed Baars verslag van zijn bezoek aan Mussolini. Twee jaar later was hij teleurgesteld in de Duce. (Delpher.nl)

Verzetswerk

Begin 1941 wist Baars opnieuw de hand te leggen op een intern NSB-document. Het was de bij veel NSB’ers nog onbekende brief van 14 februari waarin Mussert de Weerafdeling (WA) van zijn partij opriep een bataljon te vormen als onderdeel van de Wehrmacht. Baars speelde het document door aan het illegale Vrij Nederland (waarvoor zijn broer Antoon actief was). Het blad publiceerde het op 11 april 1941 onder de kop ‘Hoogverraad’.

Steven Barends – die Baars kende uit de ANFB-tijd en die daarna Hitlers Mein Kampf had vertaald – waarschuwde in die periode dat de Duitse Sicherheitsdienst (SD) ongezonde belangstelling had voor Baars. Inderdaad werd in juni 1941 in het Algemeen Politieblad gevraagd om zijn opsporing en aanhouding. Voor Baars was het aanleiding Amsterdam voortaan grotendeels te mijden en uit te wijken naar het Gooi.

Daar kwam hij al snel in contact met twee Duitsers die niets zagen in het nazi-bewind in hun vaderland: Josef Hoetman en Bernd Horstman (al valt te betwijfelen of deze in de literatuur gebezigde schrijfwijze, zonder dubbele n aan het eind, juist is). Hoe dit contact tot stand kwam, is onbekend. Dat geldt voor wel meer contacten van Baars in de oorlog. Het beeld dat oprijst, is dat hij enerzijds contacten legde via mensen die hij nog kende uit zijn fascistentijd, anderzijds door bemiddeling van mensen die zelf in het verzet zaten of daar mensen kenden.

Kolonel Palmkazerne in Bussum aan het begin van de oorlog.
Kolonel Palmkazerne in Bussum aan het begin van de oorlog. (Archief Gooi en Vechtstreek)

De twee Duitsers werkten in Bussum in de Kolonel Palmkazerne (geopend in 1939, gesloten in 2006). Hoetman was boekhouder, Horstman chef van de keuken. Die laatste hielp Baars goedkoop aan onder meer sigaren en sigaretten, zeep, drank en vlees. Voor zover hij die niet zelf nodig had, deed Baars de handelswaar over aan Co van den Brink en H. Royaards in Laren, die de spullen doorverkochten aan Duitse instanties.

Aan zulke handeltjes hield Baars aardig geld over. Op grond van zijn onderzoek naar Baars schreef historicus Herbert Smit dat het Baars er niet om ging rijk te worden. Een deel van de winst had hij nodig voor zijn eigen levensonderhoud, een ander deel schoof hij door naar het verzet, veelal naar de groep rond Vrij Nederland.

Dat hij aanvankelijk soms met tassen vol levensmiddelen van Bussum naar Amsterdam reisde, kon riskant zijn. Baars stond immers gesignaleerd bij de politie. Maar er was een oplossing. Aan het begin van de oorlog had hij het plan nogmaals naar Italië te reizen (hij was er in 1932 al eens door Mussolini ontvangen). Dat plan liet hij varen, maar hij had er, om door Duitsland te reizen, al wel een Passbegleitschein voor gekregen, gedateerd 23 november 1940. Onderweg van Bussum naar Amsterdam en omgekeerd kon dat document hem met wat bluf bescherming bieden.

Hotel Vita Nova in Blaricum vlak voor de sloop in 1974.
Hotel Vita Nova in Blaricum vlak voor de sloop in 1974. (Archief Gooi en Vechtreek)

Schuilnaam

Begin 1942 besloot Baars dat het veiliger was om Amsterdam achter zich te laten en in het Gooi te gaan wonen. Wat daarbij hielp, is dat verzetslieden hem eind 1941 een vals persoonsbewijs hadden toegespeeld. Het stond op naam van Johannes Hendricus Haye, zogenaamd geboren op 26 maart 1899, ambtenaar, gehuwd en vader van vier kinderen.

En zo verhuisde ‘Jan Haye’ in februari 1942 naar Blaricum, waar niemand Jan Baars kende. Hij betrok een tochtig tuinhuisje bij Hotel Vita Nova, Naarderweg 39 (in 1974 is het hotel gesloopt). Bij de burgerlijke stand in Amsterdam werd de in rook opgegane Jan Baars op 10 maart 1942 administratief afgevoerd naar het Centraal Bevolkingsregister in Den Haag. Half oktober 1942 verhuisde Haye naar Wallandlaan 5, waar hij tot ver na de oorlog zou blijven wonen. Hij kon het huis huren van de in geldnood verkerende zuster W. Mees. Mejuffrouw Mees zelf betrok een klein huisje achterin de tuin.

Al toen hij nog bij Hotel Vita Nova woonde, was Haye volgens de studie van Smit in contact gekomen met de Blaricumse gemeente-ambtenaar Wim van Gils. In het hotel biljartte deze wel eens met zijn collega J. Hosang (vrijwel zeker Johan Adriaan Hosang, die we verderop nog tegenkomen). Omdat Haye vaak in gezelschap was van de twee Duitsers uit Bussum hielden de beide ambtenaren afstand. Maar toen Van Gils toch eens met Haye aan de praat raakte, was dat het begin van een heel nuttige relatie.

Het gemeentehuis in Blaricum
Het gemeentehuis in Blaricum waar Baars/Haye vaak kwam om informatie door te geven. (Archief Gooi en Vechtstreek)

Van Gils werkte in het Blaricumse gemeentehuis aan de Torenlaan op de afdeling bevolking en beheerde de afdeling distributie. Hij was betrokken bij vervalsing van persoonsbewijzen en distributie-stamkaarten voor het verzet. Datzelfde gold voor zijn collega Hosang. Haye vertelde Van Gils dat hij bereid was nuttige informatie die hem te ore zou komen door te geven. Toen het wantrouwen was weggeëbd hielp Van Gils Haye aan een vervalste persoonskaart die correspondeerde met het persoonsbewijs op naam van J.H. Haye.

Albert Nijland

Zeer geregeld tipte Haye Van Gils als hij dingen aan de weet was gekomen. Niet alleen hoorde hij wel eens wat van de twee Duitsers in Bussum, nog belangrijker voor informatie werd een ander contact: de beruchte NSB’er Albert Nijland.

Nijland was eind 1938 van Laren verhuisd naar de Matthijssenhoutweg 27 in Blaricum, slechts enkele minuutjes lopen vanaf Haye aan de Wallandlaan. Nijland was WA-hopman en transportleider van de Gooise NSB-motorcolonne (die ressorteerde onder de WA).

Acteur Paul Huf, hier in 1961
Acteur Paul Huf, hier in 1961 (CC0 — Anefo / Jac. de Nijs – Nationaal Archief)
In zijn zwarte WA-pak mocht Nijland graag provoceren om een vechtpartij uit te lokken. Zo verstoorde hij op 2 februari 1941 een feest in het Larense Hotel Hamdorff door er met tientallen mede-WA’ers op af te gaan. Het feest moest de vijftigste verjaardag van acteur Paul Huf luister bijzetten. Hufs vrouw was joods en tal van gasten eveneens. Dat zinde de felle antisemiet Nijland allerminst. “Alle joden motte d’r uit. Ze motte kapot’’, verklaarde hij ter plekke in plat Amsterdams. Door ingrijpen van Larens burgemeester Van Nispen van Sevenaer en van Musserts adjudant Tonny Kessler (aan de telefoon geroepen door de marechaussee) werd voorkomen dat het op een matpartij uitliep.

Gevaarlijk was dat Nijland nogal eens brieven kreeg, vaak anoniem, met allerhande tips. In samenwerking met de Feldgendarmerie of de SD ging hij er geregeld achteraan in de hoop bijvoorbeeld joden of verzetsmensen te grazen te nemen.

Het lukte Haye met Nijland op goede voet te komen. In Nijlands ogen was sprake van vriendschap, zo zei hij na de oorlog. Hij wist natuurlijk dat Haye geen NSB-lid was, maar ook dat hij omging met NSB’ers en Duitsers. Nijland vertrouwde Haye zozeer dat hij hem van alles vertelde en hem zelfs een poos het beheer toevertrouwde van zijn administratie.

En zo kwam het dat Haye vanaf de zomer van 1943 vaak, soms wel twee of drie keer per week, in het Blaricumse gemeentehuis inlichtingen kwam doorgeven aan Van Gils en/of Hosang. Die betroffen onder meer komende razzia’s en huiszoekingen naar joden, andere onderduikers, illegale radiotoestellen of kostbaarheden.

In september 1943 vertrouwde Nijland Haye dingen toe over Nijlands achterbuurman, A.M. de Jong, die woonde aan de Prof. Van Reeslaan. De Jong was sociaal-democraat en befaamd als schrijver van de populaire Merijntje Gijzen-boeken. Volgens Nijland leidde zijn achterbuurman een ‘bloedraad’ die het had voorzien op de levens van vooraanstaande NSB’ers. Rechtstreeks naar De Jong gaan zou te veel opvallen, maar via via zorgde Haye wel dat een waarschuwing bij de schrijver belandde. Die legde deze echter naast zich neer.

Op dat moment was dat nog niet fataal, maar korte tijd later wel. Op 16 oktober 1943 werd Nijland door de Gooise illegaliteit neergeschoten voor zijn huis. Hij raakte ongevaarlijk gewond, maar moest wel even het ziekenhuis in. Twee dagen later volgde de wraak. Nederlandse SS’ers schoten A.M. de Jong bij zijn voordeur neer. Hij overleed aan zijn verwondingen. Het was een van de eerste zogenoemde Silbertanne-moorden, wraakacties voor door het verzet gepleegde aanslagen op collaborateurs.

In april 1944 kreeg Nijland van de Motor-WA ontslag. Mogelijk was de echte reden dat hij ook in eigen NSB- en WA-kring allerminst populair was. Maar als officieel motief werden organisatorische veranderingen genoemd die bij de Motor-WA in het Gooi zouden worden doorgevoerd.

Aan de werkloze Nijland had Haye voor inlichtingen natuurlijk niets. Haye werd in oktober 1944 beambte bij het gemeentelijke evacuatiebureau. Op grond daarvan was hij vrijgesteld van de Arbeidsdienst. Van verzetsactiviteiten van Haye tussen oktober 1944 en begin mei 1945 zijn in de archieven geen sporen aangetroffen, vermoedelijk omdat zulke bezigheden er ook niet waren.

Na de oorlog

De Politieke Recherche Afdeling (PRA, eerder POD) in Hilversum was gevestigd aan de Sint Annastraat.
De Politieke Recherche Afdeling (PRA, eerder POD) in Hilversum was gevestigd aan de Sint Annastraat. (Archief Gooi en Vechtstreek/Jacq. Stevens)
Al heel snel na de bevrijding ging Haye, die toen weer Baars was, in Hilversum werken voor de Politieke Opsporingsdienst (POD, later omgevormd tot Politieke Recherche Afdeling, PRA). Het initiatief daartoe nam majoor P.C. Harthoorn, in het district Hilversum militair commissaris namens het Militair Gezag. Bij het Hilversumse POD-hoofd, T. Kruize, drong Harthoorn erop aan Baars aan te werven. Die had immers veel kennis over collaboratie tijdens de bezetting.

Half mei 1945 begon Baars inderdaad als POD-ambtenaar. Een vriend leende hem voor dat werk een auto, een DKW. Om ermee te mogen rijden was een nummer, verstrekt door de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) noodzakelijk. De Blaricumse BS-commandant, Th.P. de Haas, zorgde ervoor. Met nummer BS 9-4-4 kon Baars de weg op. De vreugde was echter van heel korte duur. Al in juni werd de DKW gevorderd omdat de BS een ernstig tekort aan auto’s hadden.

In zaken tegen collaborateurs bleek Baars’ kennis heel nuttig, net als de documentatie die hij had vergaard. Toch diende hij op 10 mei 1946 bij de PRA-leiding zijn ontslag in. Zijn motief: van de mensen die fout waren geweest in de oorlog werd de kleine man naar zijn smaak ten onrechte harder aangepakt dan de grote jongens. “Op deze manier is en kan er van recht geen sprake zijn.” Op 6 juni werd hem, met terugwerkende kracht tot 1 mei 1946, eervol ontslag verleend, onder dankzegging voor ‘Uw zeer gewaardeerde hulp’.

Nadat hij de PRA al had verlaten werden diverse collaborateurs tegen wie Baars bewijs had geleverd veroordeeld tot gevangenisstraffen. De belangrijkste onder hen: Albert Nijland. Het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam legde hem op 31 januari 1949 een dubbele celstraf op: achttien jaar voor jodenvervolging en vijf jaar voor zijn aandeel in de moord op A.M. de Jong, met aftrek van voorarrest. Hoger beroep en een gratieverzoek in 1950 baatten Nijland niet. De straf bleef gehandhaafd.

Baars zelf was rond die tijd, als uitvloeisel van zijn POD/PRA-werk, in contact gekomen met reserve-kapitein Eduard van de Noorda. Die deed wat vaag, maar werkte volgens Baars voor ‘de militaire contraspionage’. Dat klopte, Van de Noorda werkte bij sectie G2B van de inlichtingendienst van de Landmacht. Mede op diens verzoek ondernam Baars om inlichtingen te verzamelen reizen naar Oost-Europa, eerst naar de DDR en Polen, daarna ook naar Joegoslavië.

Op zeker moment leek de spanning Baars op te breken. In 1956 werd hem daarom voorgesteld onder de naam Imexport in Blaricum een bedrijfje te vestigen. Dat kon als dekmantel dienen voor voortzetting van inlichtingenwerk in Oost-Europa. Voor zijn diensten werd hem toegezegd: twee jaar lang duizend gulden per maand (anno 2023 ruim 4300 euro, aldus een calculator van het Centraal Bureau voor de Statistiek).

Het werd geen succes. De professionele inlichtingenmensen schoven enkele lieden naar voren die Baars absoluut niet bevielen – de een wegens amateurisme, de ander vanwege financiële strapatsen. Onduidelijk is wanneer Baars er precies de brui aan gaf, maar eind 1958 lijkt aannemelijk.

In maart 1959 vroeg Baars, wiens gezondheid inmiddels niet best was (‘stijf’ van de zenuwen, hartaanval, steeds slechter ter been), bij de Stichting 1940-1945 verzetspensioen aan. In mei 1960 werd het toegekend.

In 1975 moest hij, nog steeds woonachtig aan de Blaricumse Wallandlaan, verhuizen. Mejuffrouw Mees was overleden en haar erfgenamen wilden de woning verkopen. Baars koos domicilie in het Westfriese Andijk. Waarom daar is onbekend. Wel bekend is dat in 1981 aan hem een verzetsherdenkingskruis is verleend.

Op 22 april 1989 overleed Baars in Andijk. In de rouwadvertentie staat onder meer:

Een groot gevoel voor humor, een standvastige trouw aan zijn vaderland en een hartelijke zorg voor de eenvoudige medemens kenmerkten zijn leven.

Op woensdag 26 april werd hij in het naburige Grootebroek naar zijn laatste rustplaats gebracht op de rooms-katholieke begraafplaats St. Johannes de Doper.

Onnavolgbaar huwelijksleven

Jan Baars’ politieke leven is vrij compleet in beeld. Maar zijn huwelijksleven blijft raadselachtig. Er is zelfs iets dat in de historische literatuur geheel ontbreekt: zijn allereerste huwelijk, dat mogelijk nooit ontbonden is.

Toen Haye (Baars) in 1942 aan de Wallandlaan in Blaricum ging wonen trok zijn verloofde Hendrika Frederika Wehman bij hem in, aldus de scriptie van Smit. Volgens het Stadsarchief Amsterdam werd ze daar ook officieel ingeschreven in januari 1946. Volgens datzelfde archief woonde ze van maart 1947 tot juni 1948 weer in Amsterdam bij haar moeder (vader was al overleden), waarna ze terugkeerde in Blaricum.

Op 16 september 1955 meldde Laarder Courant De Bel in het rubriekje Burgerlijke Stand onder Blaricum: ‘ondertrouwd J.A. Baars en H.F. Wehman’. Daarna werd het stil, tot Wehmans naam in 1989 opdook in de rouwadvertentie in de Volkskrant en de Telegraaf waarin Baars’ overlijden werd gemeld. Hij werd aangeduid als ‘weduwnaar van Mevrouw H. Wehman’. Maar onbekend is hun trouwdatum en wanneer Wehman is overleden.

Advertentie in de Telegraaf: getrouwd in Woudenberg.
Advertentie in de Telegraaf: getrouwd in Woudenberg. (Delpher.nl)

Dat laatste moet in elk geval vóór 1975 zijn gebeurd. In de Telegraaf stond op 30 januari dat jaar in een advertentie dat Baars een dag eerder was gehuwd met Jeanne Petronella Cornelia Kleijn. “Toekomstig adres: Huize ’Villa Nova’, Wallandlaan 5, Blaricum’’. De woning was toen dus vernoemd naar het hotel waar Baars in 1942 een poos in een tuinhuisje verbleef.

Ook opvallend: Baars en Kleijn waren getrouwd in het Utrechtse Woudenberg. Waarom daar? Wel, burgemeester daar was van 1947 tot januari 1974 Johan Adriaan Hosang. Die woonde er kennelijk nog en Baars kende hem uit de oorlog, uit Blaricum. Uit het Amsterdamse stadsarchief blijkt overigens dat Kleijn (geboren in 1931, Baars in 1903) al twee huwelijken achter de rug had die op scheiding waren uitgelopen. Uit het eerste huwelijk had ze vier kinderen.

Baars’ archiefkaart: op 1 februari 1939 gehuwd met Ella Vogt.
Baars’ archiefkaart: op 1 februari 1939 gehuwd met Ella Vogt. (Stadsarchief Amsterdam)

Hoe het Kleijn verder verging, is onbekend. Vast staat alleen dat het echtpaar Baars-Kleijn zijn archief in de jaren zeventig overdroeg aan het Noord-Brabantse Rijksarchief, waar men al werkte aan de archieven van de vooroorlogse fascistische organisaties Zwart Front en Nationaal Front. Mogelijk was mevrouw Baars-Kleijn nog in leven toen Baars in 1989 overleed, maar uit zijn overlijdensadvertentie blijkt daarvan niets. Die advertentie is ondertekend door de Brabantse rijksarchivaris M.W. van Boven.

Wel heeft het Amsterdamse Stadsarchief nog een verrassing in petto waarover historici tot nu toe niets meldden. Op Jan Baars’ kaart in dat archief staat dat hij op 1 februari 1939 in Amsterdam al eens was getrouwd, namelijk met de in 1911 in Minden (Duitsland) geboren Ella Vogt. Diezelfde vermelding staat op haar archiefkaart. Het vakje ‘Huwelijk ontbonden’ (door scheiding of overlijden) is op beider kaarten leeg.

Vogts archiefkaart
Vogts archiefkaart: op 1 februari 1939 gehuwd met Joannes Antonius Baars. (Stadsarchief Amsterdam)

Voorts is genoteerd dat Baars sinds 1938 in Amsterdam woonde op 2e Jan Steenstraat 14-II en dat Vogt daar op 11 februari 1939, tien dagen na hun huwelijk, ook is ingeschreven. Het duurde maar kort. Al op 31 mei 1939 werd Ella Vogt overgeschreven naar Laan van Meerdervoort 366 in Den Haag. Daar loopt haar spoor dood. Wat resteert is de intrigerende vraag wanneer het huwelijk van Baars en Vogt is ontbonden. Sterker nog: is dat huwelijk wel officieel ontbonden? Of hebben we te maken met een onvolkomenheid in de archieven?

Bronnen â–¼

-Archief Gooi en Vechtstreek.
-Brabants Historisch Informatie Centrum: Inleiding (dr. L.P.L. Pirenne, 1979) en historisch overzicht (J. Vriens, 1979) bij toegangsnummer 334, archief Jan Baars en J.P.C. Kleijn 1927-1972.
-Delpher.nl.
-Bob de Graaff, Cees Wiebes: Villa Maarheze. De geschiedenis van de inlichtingendienst buitenland (Den Haag 1998).
-Haags Gemeentearchief.
-Dr. L. de Jong: Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 1 (’s-Gravenhage 1969).
-Mels de Jong: A.M. de Jong, schrijver (Amsterdam 2001).
-Teun Koetsier, Elbert Roest: Schieten op de maan. Gezag en verzet in Laren NH in WOII (Laren 2016).
-William Rothuizen: Eenling in fascisme en verzet. In: NRC Handelsblad 5 februari 1983.
-H. Smit: Jan Baars, eenling in het verzet. De (politieke) activiteiten van ex-fascistenleider Baars tussen maart 1934 en mei 1946 (doctoraalscriptie, Nijmegen maart 1989).
-Stadsarchief Amsterdam.
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Kolonel_Palmkazerne.
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Adriaan_Hosang.

Ronald Frisart (1955) werkte in loondienst 42 jaar als journalist, soms regionaal, maar vooral op de gebieden binnenland, buitenland en economie. Eerst voor het ANP, daarna voor (combinaties van) Haarlems Dagblad/IJmuider Courant, Leidsch Dagblad, De Gooi- en Eemlander en Noordhollands Dagblad. Ook werkte hij nu en dan voor de regionale krantenclub Gemeenschappelijke Persdienst (GPD), zoals in 1997/1998 als correspondent in Indonesië. Foto: Douwe van Essen

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×