Het was in 1670 tijdens het regentschap van aartshertogin Maria Anna van Oostenrijk (1634-1696) die, na het overlijden van haar echtgenoot, de Spaanse koning Filips IV, het bestuur over het land waarnam voor haar geestelijk gestoorde en minderjarige zoon Karel II, dat Juan Domingo de Méndez de Haro benoemd werd tot landvoogd en militair opperbevelhebber van de Zuidelijke Nederlanden. Een vrijwel ongekende geschiedenis over een bijzonder man in een uiterst woelige periode die op het einde van de zeventiende eeuw ook onze gewesten teisterde:
De ontwrichting van een machtsevenwicht
We schrijven september 1665: Filips IV, bijgenaamd “El Rey Planeta”, koning van Spanje, heerser over de Zuidelijke Nederlanden, landsheer van Napels, Sicilië, Sardinië en tot 1640 eveneens koning van Portugal, komt in Madrid onverwachts te overlijden. Op het politieke toneel laat hij naast zijn bastaardzoon Juan II van Oostenrijk (1629-1679) als erfgenaam van de Spaanse kroon zijn driejarige mentaal en door inteelt fysisch gehandicapte zoon Karel II (1661-1700) na. Deze situatie ontging de Europese koningshuizen niet. Zo zag de Franse koning Lodewijk XIV (1638-1715), nu dat het Spaanse Rijk verzwakt was, zijn kans om de Zuidelijke Nederlanden in te palmen.
In 1667 vielen Franse troepen onder leiding van maarschalk Henri de la Tour d’Auvergne (1611-1675), burggraaf van Turenne, de Spaanse Nederlanden binnen. Lodewijk XIV die gehuwd was met Maria Theresia, de dochter van wijlen Filips IV en diens eerste echtgenote Elisabeth van Frankrijk, beriep zich hierbij op het devolutierecht dat dochters uit een eerste huwelijk inzake erfrecht voorrang gaf op zonen uit een tweede huwelijk, in dit geval Karel II, de zoon uit Filips’ tweede huwelijk. De Franse legermacht wist grote delen van Vlaanderen en Henegouwen te veroveren en verwierf zo de controle over enkele belangrijke steden zoals Kortrijk, Oudenaarde, Charleroi, Doornik en Rijsel. Onder impuls van paus Clemens IX werd in mei 1668 tussen Frankrijk en Spanje de Vrede van Aken gesloten, waardoor aan het conflict een einde kwam.
Het Fort van Monterey
Hoewel hiermee op het eerste gezicht een verdere oorlogsdreiging leek afgewend, bleef het duidelijk dat Lodewijk XIV zijn territoriale expansiedromen niet had opgeborgen. Het Spaanse Hof besloot dan ook om de ervaren veldheer Méndez de Haro als landvoogd van onze gewesten aan te stellen. Méndez liet al spoedig ingrijpende versterkingswerken uitvoeren aan de Spaanse forten langs de Franse grens. Ook de verdediging van Brussel baarde hem zorgen. De veertiende-eeuwse omwalling rondom de stad vertoonde immers verscheidene zwakke punten. Méndez besloot om op een heuvel in Obbrussel, de vroegere benaming van de huidige Brusselse gemeente Sint-Gillis, een fort te bouwen. In 1672 werden de werkzaamheden aangevat. Op een oppervlakte van zes bunders1 moest een citadel Brussel beschermen tegen vijandelijke aanvallen vanuit de Zuidelijk gelegen Zennevallei.
Het fort van Monterey, een benaming verwijzend naar de adellijke titel van Méndez, had een vierkantig grondplan met op elke hoek een bastion en bestond naast het verblijfsgedeelte voor het garnizoen uit een munitiedepot en gevangenis. Al de inspanningen ten spijt speelde het fort echter nooit enige rol van belang bij de verdediging van de stad. In de achttiende eeuw had het zijn militaire functie totaal verloren en werd het in 1782 ontmanteld.
De Frans-Hollandse oorlog en de gevolgen voor onze gewesten
Begin 1673 viel Lodewijk XIV met een aanzienlijke troepenmacht opnieuw de Zuidelijke Nederlanden binnen. Het Franse leger marcheerde plunderend en brandstichtend door Vlaanderen en Brabant richting Maastricht, dat na een korte belegering werd ingenomen. Het was tijdens één van de aanvallen op de stad dat Charles de Batz de Castelmore, graaf van Artagnan sneuvelde. Alexandre Dumas vereeuwigde hem later in zijn romantrilogie ‘Les trois mousquetaires’, ‘Vingt ans après’ en ‘Le masque de fer’.
In de daaropvolgende jaren verging het onze gewesten en ook het Prinsbisdom Luik niet beter. De steden Dinant, Hoei en Luik moesten het zwaar ontgelden en in augustus 1677 werd de stad Tongeren door de Fransen platgebrand. Pas het jaar daarop, in 1678 kwam er met het Verdrag van Nijmegen een einde aan het krijgsgeweld.
Het verdere levensverhaal van Méndez
In 1677 volgde Méndez de Haro Alessandro Farnese2 op als onderkoning van Catalonië. Daar kreeg hij opnieuw af te rekenen met de expansiedrift van Lodewijk XIV die het gebied claimde door te verwijzen naar zijn titel ‘Graaf van Barcelona’, die hij van zijn vader Lodewijk XIII had geërfd. Tot een annexatie kwam het niet omdat Frankrijk al de handen vol had met het beslechten van de oorlog tegen Holland.
In 1678 werd Méndez definitief teruggeroepen naar Madrid. Hij zou er in de daaropvolgende jaren verschillende belangrijke functies uitoefenen, zoals het voorzitterschap van het ‘Real y Supremo Consejo de Flandes y Borgoῆa’, de Raad die belast was met de organisatie van het bestuur over de Spaanse Nederlanden en Bourgondië. Begin 1693 trad hij toe tot het ‘Consejo de Estado’, de Staatsraad.
In 1700 kwam Karel II kinderloos te overlijden. Deze had Filips van Anjou (1683-1746) als erfopvolger aangewezen, maar zowel de Franse koning Lodewijk XIV als de Duitse keizer Leopold I meenden aanspraak te kunnen maken op de Spaanse troon. Hierdoor brak al in 1701 de Spaanse Successieoorlog uit die pas in 1713 met de ‘Vrede van Utrecht’ tot een einde zou komen en Filips van Anjou als Filips V als rechtmatige erfopvolger van Karel II zou bekrachtigen.
Toen Méndez na het overlijden van zijn echtgenote alleen overbleef besloot hij zijn verder leven aan God te wijden. Méndez de Haro, graaf van Monterey, kwam de tweede februari 1716 op zesenzeventigjarige leeftijd te overlijden. Hij kreeg zijn laatste rustplaats in het ‘Convento de la Concepción de Salamanca’.
– Farnese was van 1678 tot 1682 landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden en is niet te verwarren met zijn naamgenoot die onder koning Filips II tussen 1578 en 1592 eveneens landvoogd was van onze gewesten.