“De beschaving van Karthago heeft de wereldgeschiedenis niet werkelijk beïnvloed,” schreef de Britse oudhistoricus H.H. Scullard in 1980, in een boek dat nog steeds leverbaar is. Zeker, Karthago was een trotse handelsnatie geweest met contacten van de rivier de Senegal tot de Britse Tin-eilanden, maar cultureel was de stad eerder een doorgeefluik dan origineel. De nijverheid, legde Scullard uit, richtte zich op goedkope massaproductie en niet op schoonheid. De stedelijke elite had wel enige goede smaak, maar volstond ermee Griekse kunst te importeren.
“We horen van Karthaagse boeken en bibliotheken, maar hebben geen bewijs dat de stad was begiftigd met werkelijke, literaire inspiratie.”
Aldus nog steeds Scullard, die er ook op wees dat de religie “wreed, duister en decadent” was. De gelovigen schrokken niet terug voor zelfverminking en mensenoffers. Kortom, “Karthago gaf de wereld weinig van waarde.”
Dat was 1980 en dat is dus nog altijd leverbaar. En wie ziet wat er zoal aan flauwekul wordt afgescheiden over het belang van de Perzische Oorlogen, waarin de Grieken verhinderden dat de kiemen van “onze” cultuur werden weggespoeld in een draaikolk van oosters despotisme en obscurantisme, weet dat de vooroordelen tegen de niet-Griekse bewoners van het Middellandse Zee-gebied nooit zijn verdwenen. Alleen al om die reden ben ik blij met de expositie die het Rijksmuseum van Oudheden momenteel wijdt aan de cultuur van de Karthagers – of de Puniërs, om een naam te gebruiken die recht doet aan het feit dat de Karthaagse cultuur groter was dan de hoofdstad alleen.
“Punisch” is een verbastering van “Fenicisch”: de eerste bewoners van Karthago kwamen uit Tyrus. Terecht begint de tentoonstelling met vondsten die de oorspronkelijke cultuur documenteren, zoals de schitterende Cypriotische kop die het museum enige tijd geleden heeft aangekocht. Ik had die nog nooit eerder gezien en was erdoor getroffen: puntgaaf gemaakt en erg mooi. Prachtig vond ik ook de stèle uit Amrit met daarop de god Melqart, die in Leiden beter staat opgesteld dan doorgaans in het Louvre.
De Fenicisch-Punisch-Karthaagse cultuur is ons nauwelijks bekend uit eigen teksten, al zijn wat akkerbouwtraktaten overgeleverd via Latijnse auteurs en heeft iemand het boeiende reisverslag van Hanno omgezet in het Grieks. We moeten het vooral doen met beschrijvingen door Karthago’s vijanden en met archeologische vondsten.
Invloeden
Ik was onder de indruk van de wonderlijke maskers, die het kwaad van de overleden dienden af te weren, en de “rituele scheermessen” waarmee de lijken werden onthaard. Als er één conclusie valt te verbinden aan het archeologische materiaal, is het dat de Karthagers open stonden voor invloeden uit Egypte, Griekenland of zelfs Etrurië. Er is voldoende dat een eigen Karthaagse “smoel” heeft, maar je begrijpt Scullards oordeel dat de stedelijke elite kunst vooral importeerde.
De oorlogen met Rome zullen wel voor eeuwig zijn waarom Karthago het best wordt herinnerd. De expositie besteedt er gelukkig niet teveel aandacht aan, al blijft Hannibal niet onvermeld en is er een lieve grafstele met daarop de afbeelding van een even lief olifantje. Het interessantste is de ram van een antiek oorlogsschip, met sporen van de schade die bij het rammen is aangebracht. Ik blogde er al eens over.
Een tweede zaal is gewijd aan de Romeinse stad Karthago. Een aanzienlijk deel van het materiaal is alleszins vertrouwd met beelden in klassieke stijl. Het is bepaald geen straf ernaar te kijken, want in het Musée de Carthage en het Bardo-museum hebben ze mooie stukken, maar verrassend is het niet. Ik werd vooral getroffen door een laat-antiek mozaïek dat bekendstaat als “La dame de Carthage”: zelfs als kopie wist het me te overdonderen, mogelijk doordat het het laatste stuk van de expositie is en je eigenlijk niets meer verwacht.
Interessant zijn de voorwerpen waaruit blijkt dat ook in de Romeinse tijd de oude Punische tradities werden voortgezet. Het beeld op de poster die u wel eens zult hebben gezien (en anders hieronder ziet), heeft de kenmerken van de Egyptische godin Sechmet maar draagt een Griekse peplos. Dezelfde culturele continuïteit is te zien in een reliëf dat de god Saturnus voorstelt, maar zó dat de trekken van de oeroude Ba’al-Hammon erin herkenbaar blijven.
Is het een goede expositie? Ja. Moet u erheen? Zeker. Is er geen enkele kritiek mogelijk? Tja, er is geen koe zo bont of er zit wel een vlekje aan. Iedere bezoeker kijkt verbluft naar de bronzen beeldjes van een dansende dwerg met castagnetten, een satyr en een androgyne eros. Ze zijn afkomstig uit een schip dat uit Griekenland op weg was naar Italië en verging voor de kust van Tunesië. Omdat ze zo mooi zijn, valt nauwelijks op dat ze in feite niets met Karthago te maken hebben.
Ik wil ook niet onvermeld laten dat de expositie niet alleen gaat over Karthago en de Punische cultuur, maar ook over de receptie daarvan in de Europese cultuur, met veel aandacht voor Jean Émile Humbert, de Nederlandse ontdekker van de ruïnestad. Dit “tweede verhaal” is te volgen op de buitenwanden van de expositie, terwijl het eigenlijke onderwerp middenin de twee zalen centraal staat. Als het aan mij had gelegen zou ik Humbert hebben behandeld in een van de kleine expositieruimtes op de benedenverdieping. Dan kwam hij beter tot zijn recht, nu wordt hij wat overschaduwd door de voorwerpen uit Tunesië.
Die latere gravures behoren sowieso meer in een prentenkabinet dan in een oudheidkundig museum. Het roept associaties op met schoolboeken voor het gymnasium en oudheidkundige tijdschriften waarin de antieke verhalen worden geïllustreerd met achttiende-eeuwse schilderijen of Renaissance-etsen omdat die nu eenmaal rechtenvrij zijn. Dan straal je vooral platvloerse goedkoopte uit en onverschilligheid ten opzichte van de oude beschavingen. Het Rijksmuseum van Oudheden had daaraan niet mee moeten doen.
Dit gezegd hebbende: de Karthago-expositie is een must see en het is geen toeval dat ik er twee keer ben wezen kijken, want de antieke voorwerpen zijn echt de moeite waard. De tentoonstelling is ook fijn licht van inrichting, dus zonder geheimzinnigdoenerige duisternis. En dat boek van Scullard, de bladzijden over Karthago mag u eruit scheuren.