Begin oktober 1934 braken in Spanje opstanden uit. Catalonië spande de kroon door zich op 6 oktober – bij monde van president Lluís Companys – tot een zelfstandige staat uit te roepen binnen een nieuwe federale Spaanse Republiek. De Nederlandse pers besteedde er de nodige aandacht aan. In dit artikel wordt de berichtgeving in Nederland onder de loep genomen over de rol die Manuel Azaña – de ex-premier van Spanje – zou hebben gespeeld in de Catalaanse revolutie.
Berichten in de Nederlandse pers
Aan de vooravond van de opstand publiceren De Tijd, Telegraaf en Het vaderland een vrijwel gelijkluidend bericht, afkomstig van United Press:
‘De oud-premier Azana. die zich op het oogenblik in Barcelona ophoudt, heeft ’n langdurige bespreking gevoerd met den president van Catalonië, Companys waaraan algemeen bijzondere beteekenis wordt gehecht.’
De Tijd voegt in haar editie van 5 oktober een foto bij dit bericht met als onderschrift: ‘Companys en Azana, de kopstukken van den Catalaanschen opstand in conferentie.’
Op 8 oktober schrijft het Algemeen Handelsblad over het uitroepen van de Catalaanse republiek:
‘Zaterdagavond verscheen Companys, de president der Catalaansche Generaliteit, op het balkon van het paleis der generaliteit en las onder den bijval der menigte een proclamatie, waarin wordt gezegd: “Catalanen! De monarchie en haar vrienden hebben de regeering te Madrid op zich genomen om de republiek te vernietigen. Alle goede republikeinen zijn opgestaan om de vernietiging der republiek te verhinderen. Catalonië kan het geheele Spaansche volk, dat voor zijn vrijheid strijdt, zijn solidariteit niet weigeren. Catalonië breekt alle betrekkingen met de Spaansche regeering af. De Catalaansche regeering proclameert de Vrije Catalaansche Staat van de Unie van Iberische Republieken.” Tot slot deed Companys een beroep op de discipline van allen. “De Catalaansche regeering zal zonder genade zijn tegenover hen, die in hun plicht tekort schieten. Leve Catalonië, leve de Vrijheid!” De proclamatie is voorafgegaan aan de instelling eener voorloopige regeering, welke door den Spaanschen oud-minister-president Azana werd gepresideerd.’
Het vaderland is over dat laatste iets voorzichtiger:
‘Naar alle waarschijnlijkheid is de heer Azana, de vroegere minister-president, die reeds tien dagen in Barcelona vertoeft, leider van deze beweging.’
Daags daarna meldt de Tijd dat Azaña gevlucht is:
‘Het is evenwel zoo goed als zeker, dat zij niet zullen kunnen ontkomen. Onderzocht zal worden welk aandeel Azana in den opstand heeft gehad.’
Het blad schrijft over de onafhankelijkheidsverklaring en de vermoedelijke rol van Azaña:
‘….werd dan ook Zaterdagavond laat bij monde van den president der generaliteit de onafhankelijkheidsverklaring van Catalonië afgekondigd en de Vrije Republiek Catalonië uitgeroepen. Tegelijkertijd riep men de Spaansche federatieve republiek uit. Tot president werd benoemd Azana, die van 1932/33 minister-president is geweest. Deze verklaarde zijnerzijds de Madrileensche regeering illegaal en afgezet. Met vliegtuigen, mitrailleuses en geschut is zo ten velde getrokken tegen de Catalaansche opstandelingen en heeft Companys en zijn revolutionnaire regeeringsgezellen tot overgave gedwongen. Alleen Azana, de oud-premier, die zich door een minister-presidentschap in een onafhankelijk Catalonië had gehoopt schadeloos te stellen voor het verloren en profijtelijke leiderschap van de socialistische regeering in heel Spanje, heeft zich nog op het laatste nippertje uit de voeten weten te maken.’
De Tribune formuleert het die dag iets beknopter:
‘Catalonië zal waarschijnlijk de onafhankelijkheid proclameren. Azana, de leider van de republikeinsche linkerzijde en oud-premier van Spanje, onderhandelt thans over het uitroepen van de ‘derde Spaanse republiek’ in Catalonië, welke haar zetel in Barcelona zou krijgen in plaats van in Madrid.’
Op 9 oktober maken diverse Nederlandse kranten gewag van de vlucht van Azaña per vliegtuig naar Frankrijk om daar de volgende dag op terug te komen. Uit De Banier van 9 oktober:
‘Naar uit Barcelona gemeld wordt, is het den voormaligen premier Azana gelukt tezamen met twee leden der generaliteit en een linksen-burgerlijk politicus in een vliegtuig naar Frankrijk uit te wijken.’
Maar op 10 oktober:
‘Bevestigd wordt, dat oud-premier Azana, die president zou worden van de revolutionaire regeering te Barcelona, gearresteerd is.’ (Uit dit bericht moet men afleiden, dat vorige berichten omtrent Azana’s vlucht per vliegtuig naar Frankrijk ongegrond zijn geweest)
Het Algemeen Handelsblad bericht op 10 oktober:
‘BARCELONA, 9 Oct. (Reuter.) De gewezen Spaansche minister-president en eendaagsch hoofd van de revolutionnaire Catalaansche regeering Azana is gearresteerd. Het bericht dat Azana met een vliegtuig naar Frankrijk zou zijn ontsnapt, schijnt dus onjuist te zijn. Naar de correspondent van de „Times” te Barcelona meldt, werd de oud-premier Dinsdagavond om ruim zeven uur gearresteerd ten huize van dr. Gubern, een zoon van den president van het Catalaansche Hof van Beroep. Om zeven uur had de politie een anoniem schrijven ontvangen, met de mededeeling, dat een persoon van gewicht waarschijnlijk kon worden aangetroffen in een van de drie huizen welke nader werden aangeduid. Onmiddellijk werden politie-agenten op onderzoek uitgezonden. Reeds wilden zij de woning van dr. Gubern verlaten, daar zij niets vonden, toen een hunner een deur opende welke toegang tot een balkon gaf. In een hoek gedrukt stond daar de oud-premier. Hij werd dadelijk onder strenge bewaking naar het hoofdbureau van politie gebracht. Elk contact met de buitenwereld werd hem verboden.’
Daarna volgen berichten over rechtszaak tegen Azaña. Het vaderland schrijft op 11 oktober:
‘Naar Reuter uit Madrid meldt, zijn de krijgsraden gisteren begonnen met de processen tegen de gevangen genomen rebellen. De regeering heeft bevolen dat Azana en de andere leden van de Catalaansche regeering onmiddellijk naar Madrid moeten worden overgebracht om daar terecht te staan. En op 12 oktober: Azana is gisteren overgebracht op het oorlogsschip Uruguay. Te Barcelona verklaarde ex-premier Azana gisteren voor den militairen rechter, dat hij volkomen buiten de Spaanschen staatsgreep stond. Azana bood aan om het te bewijzen aan de hand van brieven en documenten.’
Op 12 oktober haalt De Tijd uit naar Azaña:
‘MADRID. 11 October. (Reuter). [….] De gearresteerde ex-minister-president Azana heeft verklaard, dat hij niet de hand heeft gehad in den Catalaanschen staatsgreep; hij verklaarde zich bereid, dit met brieven en andere documenten te bewijzen. Het merkwaardige bericht, dat de vroegere minister-president Azana, die één dag premier van de onafhankelijk verklaarde Catalaansche regeering is geweest, weer op vrije voeten is gesteld, geeft te denken. Azana, die indertijd Alcala Zamora als minister-president van Spanje opvolgde, toen deze tot het hoogste ambt in den staat werd geroepen, en met hulp van de rooden een soort van dictatoriaal bewind voerde, dat de aard en de traditie van de meerderheid van het Spaansche volk miskende, werd door de eindelijk niet meer tegen te houden verkiezingen, weggestemd. Sindsdien sloot hij zich aan bij de oppositie in de hoop, dat de poorten van het roode luilekkerland, waarin hij en zijn vriendjes zoon belachelijk bonzenleventje op zachte regeeringskussens hadden geleid, wel weer eens voor hem open zouden kunnen gaan. Hij achtte dat oogenblik blijkbaar gekomen, toen de Catalaansche generaliteit den autonomen vrijstaat van Catalonië uitriep, want anders zou hij het premierschap in de rebelsche provincie niet uit de handen der opstandelingen hebben aanvaard. Bij de arrestatie van de oproerige regeering, wist Azana te ontsnappen, maar enkele dagen later werd hij, weggedoken in een hoekje op het balcon van het huis van een zijner vrienden gepakt. Natuurlijk beweerde Azana, dat hij part nog deel had aan den opstand, al had hij dan toch maar de leiding op zich genomen van een volkomen illegale regeering. Indien hij wezenlijk zonder meer vrijgelaten is, zou de Spaansche regeering een zwakheid hebben betoond, welke niet gemotiveerd kan worden met de overigens niet onredelijke overweging, dat zij het maken van martelaren wenscht te vermijden. Azana is misschien de martelaar van zijn eigen eerzucht geworden, maar daarom verdient hij nog geen medelijden, want die eerzucht is Spanje duur te staan gekomen.’
De feiten
Dat Lluís Companys op 6 oktober 1934 de onafhankelijke Catalaanse republiek uitriep staat buiten kijf, evenals het feit dat de regeringsgetrouwe generaal Domingo Batet er binnen enkele dagen in slaagde om de revolutionaire opstand te breken. Ook bestaat er geen twijfel aan de aanwezigheid van Manuel Azaña – ex-premier van de Tweede Spaanse Republiek – in Barcelona rond die tijd, maar wat was de reden van zijn komst naar de Catalaanse hoofdstad?
Op 26 september 1934 overleed Jaume Carner, een politicus van Catalaanse bodem die vanaf eind 1931 tot medio 1933 minister van financiën was geweest in het tweede kabinet van Manuel Azaña. Azaña, die destijds als lid van de Cortes (het Spaanse parlement) in Madrid verbleef, had altijd veel waardering gehad voor Carner en besloot naar Barcelona te reizen om diens begrafenis bij te wonen. Het gonsde toen al van de geruchten van een op handen zijnde opstand, maar Azaña bleef bij zijn voornemen en liet zelfs een parlementair debat schieten om na de begrafenis te kunnen genieten van een korte vakantie in Barcelona. Hij nam zijn intrek in hotel Colón, ontving vrienden op zijn kamer, hij trok de bergen in, dineerde in gezelschap en bezocht ’s avonds diverse voorstellingen. Kortom, Azaña genoot van zijn vakantie.
Op 4 oktober kwam hem ter ore dat de Spaanse president, Niceto Alcalá Zamora, de rechts-republikein Alejandro Lerroux opdracht had gegeven een kabinet te formeren waarin de rechts-christelijke partij CEDA (Confederación Española de Derechas Autónomas) een aantal posten was toebedacht. Voor revolutionair-links was dat de druppel die de emmer deed overlopen en een opstand kon niet uitblijven. Azaña begaf zich daags daarna naar het paleis van de Generalitat, maar afgezien van een korte begroeting kon hij president Companys niet te spreken krijgen.
Op 5 en 6 oktober was Barcelona in afwachting van de revolutionaire gebeurtenissen. De telefonisch verbinding tussen Barcelona en de hoofdstad functioneerde echter nog en Azaña nam de gelegenheid te baat om de tekst goed te keuren die zijn partij, IR (Izquierda Republicana), wilde publiceren. Daarin werd gesteld dat ‘met alle middelen de Spaanse Republiek verdedigd diende te worden’. In de middag van 6 oktober bracht een van zijn Catalaanse vrienden Azaña ervan op de hoogte dat Companys die avond de Catalaanse republiek zou uitroepen en vroeg of Azaña bereid was aan die coup zijn steun te verlenen.
Het antwoord van de ex-premier was helder. Hij liet zich niet voor het Catalaanse karretje spannen en stelde zich op het standpunt dat de weg naar Catalaanse zelfstandigheid niet die van de revolutie kan en mag zijn, maar dat uitsluitend een grondwettelijk gerechtvaardigde route tot volledige autonomie zou kunnen leiden (een visie die nog altijd gedeeld wordt door de meerderheid van de Spaanse politieke partijen, WP). Omverwerping van het wettig gezag achtte hij onacceptabel en daarmee ging hij lijnrecht in tegen de plannen van Companys.
Met de Catalaanse revolutie voor ogen gaf Azaña tegenover vrienden te kennen het wespennest dat Barcelona was geworden de rug toe te keren. Op de avond van 6 oktober verliet hij zijn hotel en begaf hij zich naar het huis van dr. Carlos Grubern die hij kende van een eerdere ontmoeting in januari. Drie dagen later kreeg José Antonio Orellano, inspecteur van de beveiligingsdienst, de opdracht de woning van dr. Grubern te doorzoeken omdat zich daar een belangrijk personage zou ophouden. Het dienstmeisje dat de deur opende voor Orellano zei hem dat er verder niemand thuis was, maar Orellano wist wel beter. Het was Azaña zelf geweest die de hem toegewezen beveiligingsagent gebeld had om hem te zeggen waar hij zich bevond. Orellano stapte het balkon op en trof daar zoals hij het formuleerde, de gedaante van een persoon die hij onder schot nam met zijn revolver, waarna deze onbekende zijn handen hoog hield. Ofschoon Azaña niet betrapt kon worden op welk delict dan ook, werd hij gearresteerd en gedetineerd op een oorlogsschip. Talloze ondervragingen door de militaire rechter van instructie moest hij zich laten welgevallen. Pas op 28 december kwam Azaña op vrije voeten na seponering van zijn zaak door de Hoge Raad.
De foto van de ‘kopstukken van den Catalaanschen opstand’
De foto die De Tijd publiceerde op 5 oktober 1934 is een mysterie. Natuurlijk is hij echt, maar wanneer hij precies genomen is valt niet te achterhalen. In elk geval gaat het niet om een gesprek tussen Azaña en Companys vlak voor de Catalaanse opstand, want vaststaat dat Companys Azaña slechts vluchtig begroette op 6 oktober en beide heren elkaar sinds de aankomst van Azaña in Barcelona op 27 september niet hebben ontmoet. Azaña kwam ook niet voor overleg met Companys, maar voor een begrafenis.
De foto is te zien bij getty-images/Universal History Archives met als onderschrift:
Manuel Azana (left) with Luis Companys. Manuel Azana Díaz was the first Prime Minister of the Second Spanish Republic (1931-1933), and later served again as Prime Minister (1936) and President during the Spanish Civil War. Lluís Companys was the President of Catalonia (Spain), from 1934 and during the Spanish Civil War.
Er is geen enkele verwijzing naar de aard van de gefotografeerde ontmoeting.
Er bestaat nog een tweede foto van dit tafereel. Deze lijkt als twee druppels water op die uit De Tijd, maar is genomen vanuit een iets andere hoek. Te vinden op een Spaanstalige blog waarin een ontmoeting beschreven wordt van de componist Pablo Sorozábal met de beide politici tijdens een concert in Barcelona ergens in september van 1934 (het is een citaat uit de autobiografie van Sorozábal). Waar de foto uit De Tijd ook vandaan komt, het is welhaast zeker dat de betreffende redacteur een loopje heeft genomen met de werkelijkheid.
Conclusie
De berichtgeving in de Nederlandse pers over de betrokkenheid van Manuel Azaña bij de Catalaanse opstand in oktober 1934 was op zijn zachtst gezegd incorrect. Dat gold overigens ook voor de Spaanse krant España Republicana – uitgegeven in Buenos Aires – die op 4 oktober meldde dat Azaña zich had opgeworpen als leider van de toekomstige regering. Twee dagen later publiceerde de Parijse editie van The New York Herald het bericht dat de Derde Spaanse Republiek op het punt stond geboren te worden in Barcelona met Azaña als eerste president.
Alle berichten over de rol van Azaña in de Catalaanse revolutie in de Nederlandse pers zijn uit de duim gezogen. Waarschijnlijk was het hoofdzakelijk een liegen in commissie, maar het wordt onprettig als al te gemakkelijk overgenomen berichten gebruikt worden als onderbouwing van een beschouwing over Azaña als politicus en als mens, zoals De Tijd deed op 12 oktober 1934.
Tenslotte een bericht uit De Tribune van 20 oktober:
‘MADRID, 18 Oct. — Het is niet juist, dat Azana in geval van een overwinning van de revolutionaire beweging de „Federatieve Republiek van Spanje” zou proclameren. Volgens zijn eigen uitspraken heeft hij integendeel voortdurend tegen de proclamatie van de „Catalaanse Republiek” stelling genomen. Zijn reis naar Barcelona had geen ander doel dan om den leider van de „Estat Catala” van dit voornemen af te houden.’
Dit komt dichter bij de waarheid, ofschoon Azaña’s reis naar Barcelona een ander doel had dan De Tribune beweerde.
Lees ook: Manuel Azaña (1880-1940), president van Spanje
Meer artikelen over de geschiedenis van Spanje
Overzicht van boeken over de Spaanse geschiedenis
Delpher (www.delpher.nl)
Gettyimages: http://www.gettyimages.nl/license/629571345
Juliá, S., Vida y tiempo de Manuel Azaña, Taurus Madrid 2008
Pablo Sorozábal, sobre Manuel Azaña i Lluís Companys:
http://josepaloma.blogspot.nl/2011/04/pablo-sorozabal-sobre-manuel-azana-i.html