Voor een groot onderzoeksproject over de geschiedenis van het Mauritshuis in Den Haag, is het museum op zoek naar getuigenissen en documenten uit de periode 1933-1953. Het wil op deze manier beter in beeld krijgen wat er rond de Tweede Wereldoorlog in het pand gebeurde en welke impact dat had op de mensen die er werkten of het museum bezochten.
Over de oorlogstijd van het museum is relatief weinig bekend, onder meer omdat er in officiële stukken nauwelijks over is geschreven. Zo is bijvoorbeeld nog niet helemaal duidelijk hoe het museum zich verhield tot het Duitse gezag en de maatregelen van de bezetter. Ook probeert men te achterhalen of het museum Joodse medewerkers had en wat er tijdens de oorlog met hen gebeurde.
Om antwoorden te vinden op deze en andere vragen is het Mauritshuis samen met het Expertisecentrum Restitutie van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis een meerjarig onderzoeksproject gestart, dat in 2025 moet leiden tot een publicatie en een tentoonstelling.
Machtscentrum van de nazi’s
Hoewel het museum destijds werd geconfronteerd met dezelfde zorgen en uitdagingen als tal van andere Nederlandse musea, nam het een unieke positie in door de bijzondere ligging: in het hart van het politieke machtscentrum van de nazi’s in Den Haag. Directeur in oorlogstijd was Wilhelm Martin, een Nederlandse kunsthistoricus van Duitse afkomst, die al vanaf 1909 aan het roer stond van het museum. Samen met zijn kleine team van medewerkers probeerde hij de boel draaiende te houden. Naar eigen zeggen om te voorkomen dat het museumgebouw door de Duitsers in beslag zou worden genomen, liet directeur Martin in de Potterzaal openbare muziekuitvoeringen organiseren.
Opmerkelijk genoeg vonden juist in de oorlogsperiode de eerste tentoonstellingen in de geschiedenis van het Mauritshuis plaats. Waar andere Nederlandse musea in deze periode ook op eigen initiatief exposities organiseerden, waren hier alleen tentoonstellingen te zien die door Duitse instanties of de Nederlandse Volksdienst (in samenwerking met de Nederlandse Kultuurkamer) werden geïnitieerd en georganiseerd.
Inwonend gezin
Vanaf juli 1942 woonde de Ambtenaar van Administratie, Mense Meijert de Groot, met zijn gezin in het souterrain van het museum om daar in oogje in het zeil te houden. Twee van zijn vijf kinderen werden zelfs tijdens de oorlog in het Mauritshuis geboren. In een recent teruggevonden logboek noteerde hij niet alleen zijn werkzaamheden, maar ook persoonlijke ervaringen. Dit is een belangrijke bron voor het dagelijks reilen en zeilen van het museum. Inmiddels heeft het onderzoeksteam contact met de oudste zoon van het gezin, dat in Canada woont. Dit levert veel nieuwe informatie op over wat er achter de schermen van het museum is gebeurd.
De komende twee jaar wordt het onderzoek intensief voortgezet en hopen de onderzoekers meer informatie te vinden die hen kan helpen een beeld te geven van wat zich in het Mauritshuis afspeelde kort vóór, tijdens en vlak na de oorlog. Wie zelf herinneringen heeft of beschikt over interessante verhalen uit de familie of documenten die betrekking hebben op het museum in deze periode, kan contact opnemen met het museum via [email protected].