Mei 1940 – Een nabeschouwing

6 minuten leestijd
In brand geschoten Junker 52s in de omgeving van Delft (Bundesarchiv)
In brand geschoten Junker 52s in de omgeving van Delft (Bundesarchiv)

Was het zinvol om door te vechten na het bombardement op Rotterdam? Was het sowieso zinvol om te vechten tegen de Duitse inval? Is er gestreden als leeuwen of als snotlodders? Vragen die ruim zeventig jaar nadien nog steeds leven. En veel verschillende antwoorden opleveren. En Garde hoopte er met de serie wat helderheid in te verschaffen. Voor zover u dit niet (beter) kunt vinden bij websites als grebbeberg.nl, mei1940, waroverholland.nl, zuidfront-holland1940 en bhummel.dds.nl, waar ze de geschiedenissen al jaren compleet proberen te krijgen.

“Er bestaan geen slechte soldaten, alleen slechte officieren”
Napoleon Bonaparte

Was het zinvol om door te vechten na het bombardement op Rotterdam?

Je maintiendrai (ik zal handhaven), de wapenspreuk van Nederland
Je maintiendrai (ik zal handhaven), de wapenspreuk van Nederland
Praktisch gesproken, niet echt. Het was onmogelijk om na de 14e mei langer dan een paar dagen door te vechten met alle middelen. Dit, omdat de belangrijkste middelen bijna op waren. Gezien de snelheid waarmee onze nogal beperkte hoeveelheden munitie er doorheen geschoten werden, zou een ‘tot de laatste kogel’ meestal een kwestie van dagen, geen weken zijn geweest. Zeker waar het (luchtdoel)artilleriemunitie betrof. Het betekent dat ook als de wil of wens er wel was geweest de munitiesituatie doorvechten als regulier leger snel onuitvoerbaar had gemaakt. De verdedigers zouden zich meer en meer van guerrilla-tactieken hebben moeten bedienen. Onze polders en schamele bossen zijn daarbij toch wat minder geschikt als uitvalsbasis voor hit-and-run acties dan de bossen op de Balkan. De Biesbosch was misschien de enige plek van waaruit een kleine guerrilla-eenheid een tijd zou hebben kunnen opereren.

Een historisch verslag van de Duitse inval van mei 1940, door Michiel Mans. Bekijk hier de hele serie

Als het Nederlandse opperbevel, het leger en de bevolking na het bombardement van Rotterdam met een minachtende grijns omhoog hadden gekeken, “de tiefus” hadden geschreeuwd en door hadden gevochten, zou naast de term stiff upper lip wereldwijd nu misschien de uitdrukking Rotterdam grimace worden gebruikt als uiting van stoïcijns doorzettingsvermogen. Of vechtlust. Een eventueel doorvechten tot de laatste kogel kan decennia doorwerken op de reputatie van een land. Er worden immers nog steeds grappen gemaakt over Italiaanse krijgshaftigheid. Niet? Zou een paar dagen of weken langer dood en verderf accepteren een term als ‘Rotterdam grimas’ waard zijn geweest? Heeft een dergelijke X-factor een blijvende waarde?

Hr. Ms. De Ruyter (1936) -was voor de oorlog al voorzien van dubbelopstellingen met watergekoelde Bofors 40 mm mitrailleurs (bij de Marine wordt het pas boven de 40 mm een kanon)
Hr. Ms. De Ruyter (1936) -was voor de oorlog al voorzien van dubbelopstellingen met watergekoelde Bofors 40 mm mitrailleurs (bij de Marine wordt het pas boven de 40 mm een kanon)

Een rijk heroïsch verleden, inclusief de gevallen van domme oorlogen voor domme zaken, heeft invloed op de mentale wil om te vechten wanneer dit nodig is of nodig lijkt. Naar mijn idee zou het handvol Britse mariniers op de Falklands geen urenlange strijd tegen de Argentijnse overmacht hebben gevoerd bij hun invasie, noch zou Groot-Brittannië een paar weken later de Argentijnse numerieke overmacht hebben aangevallen zonder hun rijke geschiedenis van volharding in strijd. De invloed van het militaire verleden op het heden is echter niet te kwantificeren in kilo’s of meters.

Ter overweging: zou Dutchbat in Srebrenica wél strijd hebben geleverd als hun vaders met drie keer meer verliezen, tien dagen langer hadden gevochten in Rotterdam of in de Vesting Holland?

Was het zinvol om te vechten tegen de Duitse inval?

Zie bovenstaand. Daarnaast wordt de vraag praktisch en uitgebreid beantwoord bij grebbeberg.nl. Samengevat. De verwachtingen dat de Britten en Fransen ons te hulp zouden komen waren indertijd realistisch. Wat – zo was de perceptie – met de graad van onze verdediging ‘uitgezongen’ kon worden.

Leeuwen of snotlodders?

De breed levende indruk dat we nauwelijks weerstand hebben geboden die vijf meidagen klopt niet. Er is op talloze plaatsen wel degelijk hard gevochten. Wel was de mate van weerstand nogal variabel. Als de overgave al een kwestie van slappe knieën was, knikten deze echter meer in de top dan bij de troepen. Het voorbeeld van de drie bataljons die in Rotterdam op de 14e mei hun tegenaanval bij Overschie toch hebben voortgezet na het bombardement op de stad, is hier illustratief voor. Opvallend zijn verder de ± 1650 krijgsgevangenen, waaronder veel para’s (circa 1200 tijdens de meidagen per schip naar Groot-Brittannië afgevoerd). Je maakte in 1940 geen Duitsers krijgsgevangen zonder strijd. Zeker geen para’s.

Dat eenheden ook in paniek gevlucht zijn, soms zonder een schot te lossen, had meerdere oorzaken. Moed is hierbij slechts één factor. Moed, met name fysieke moed, is sowieso geen vast gegeven. Het is een momentopname. De moed van één kan aanstekelijk werken op de rest van de groep. Voor een gebrek aan moed geldt hetzelfde. Pure lafheid is zeldzaam. In het boek Soldiers van John Keegan en Richard Holmes wordt uitvoerig beschreven hoe een soldaat tot standvastigheid of vlucht komt. Een scala aan omstandigheden kan maken dat een individu of groep zich dapper gedraagt. De dag ervoor kunnen het echter snotlodders zijn geweest. De dag erna kunnen ze het opnieuw worden. De schrijver Robert Mason gebruikte dit gegeven als titel voor zijn boek over de Vietnam-oorlog. Een oorlog waarin hij een UH-1 Huey vloog. Zijn boek: Chickenhawk. De meeste mensen zullen onder vuur soms chicken, soms hawk zijn.

Heb je vertrouwen in je materieel, je sergeant en je luit, begin je met enige moed. Wordt dit vertrouwen in actie bevestigd, krijg je extra moed. Naarmate je meer actie hebt gezien, zeker succesvolle actie, en je weet wat je te wachten staat, zal de factor angst-voor-het-onbekende afnemen. De mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest.

De uitrusting van Nederlandse infanterie deed op compagniesniveau vaak niet veel onder voor de Duitse uitrusting. Het verschil in training, met name de opleiding van onderofficieren en officieren, deed dit wel. In het boek The Russian Front (Dunnigan et al.) wordt de hoge kwaliteit van opleiding aan Duitse kant, van zowel manschappen als (onder)officieren genoemd als belangrijke factor in het verschil aan gevechtswaarde tussen Duitse en geallieerde eenheden. Gaandeweg in 1944 stortte het Duitse opleidingsysteem in. Naarmate het verder desintegreerde nam de kwaliteit van verse Duitse troepen navenant af.

Tot de opleidingsprogramma’s instortten duurde de basistraining voor een Duitse soldaat vier maanden (gevolgd door specialistische training). Een onderofficier kreeg een aanvullende opleiding van zes maanden. Officieren kregen hier bovenop een opleiding van negen maanden. Een verse tweede luitenant had er in het Duitse leger dus meestal ten minste negentien maanden van zeer intensieve, op gevechtservaringen gebaseerde training op zitten voor hij naar het front werd gestuurd. Dit kweekte zelfvertrouwen. Bij grebbeberg.nl wordt de kwaliteit van de Nederlandse (landmacht) opleidingen beschreven. De technische opleidingen van genisten en bijvoorbeeld artilleristen was prima. Ze konden goed meten en rekenen, zeg maar. De gevechtsgerelateerde opleidingen waren echter van hoog tot laag alles van matig tot belazerd. Of achterhaald. Tot 1940 ook zonder vergelijkbare (WOI, Condor-Legioen, Polen) gevechtservaring om uit te putten. Tot op zekere hoogte vormden de Nederlandse vliegers een uitzondering. Weliswaar niet goed bekend met luchttactieken, leerden ze hun kisten uitstekend beheersen. Ook bij de Marine waren de opleidingen behoorlijk goed. Gezien onze nautische geschiedenis (zie X-factor) niet zo verwonderlijk.

Amerikaanse Quad 40 mm opstelling (foto van- en meer bij navweaps)
Amerikaanse Quad 40 mm opstelling (foto van- en meer bij navweaps)

De Nederlandse bijdrage aan de eindoverwinning moet eveneens grotendeels op zee worden gezocht. Het aanzienlijke tonnage van de ingezette Nederlandse koopvaardijvloot was zeer waarschijnlijk ons voornaamste aandeel in de geallieerde overwinning. Met aan boord niet alleen Nederlanders uit de polder, maar ook onder meer Chinezen, Surinamers en Indonesiërs. Zij hadden niet zelden iets van een Rotterdam grimas nodig om onder de waterlijn in de machinekamer op post te blijven als het wemelde van de U-boten.

Een andere Nederlandse inbreng voor de geallieerde zaak, hoewel de invloed iets lastiger te duiden is, is het Bofors 40 mm luchtafweergeschut. Er werd voor de oorlog in Nederland veel werk gemaakt van de doorontwikkeling van dit Zweedse snelvuurkanon (voor de Marine). Van watergekoelde dubbelopstellingen tot richtmiddelen en (Hazemeyer) 3-assige kanonstabilisatie. We namen de blauwdrukken mee* en dergelijke systemen verschenen nadien onder andere bij de Royal Navy. Waar men sowieso al blij was met elk Luftwaffe-toestel dat reeds boven of op Nederlandse bodem verloren was gegaan (tot 450). Dat de enige fallschirmjäger en luchtlandingstroepen die voet aan de grond kregen in Groot-Brittannië krijgsgevangenen uit Nederland waren, niet zelden met hun Ju-52 ergens aan gort geschoten liggend bij Den Haag of Rotterdam, hebben we het verder niet over.

De En Garde interpretaties en conclusies in deze nabeschouwing zijn subjectief. Het bekijken vanachter je nukubu-bureau zonder erbij te zijn geweest, is zeker wat een snotlodder-oordeel betreft sowieso een kwestie van ‘niet gehinderd worden door enige kennis van zaken’. Daarnaast verschillen de meningen over sommige feiten en cijfers nog wel eens binnen kringen van (amateur) historici en-of veteranen. Een ieder is dus van harte welkom om gaten te schieten in deze En Garde Mei 1940 serie en nabeschouwing.

Met dank aan grebbeberg.nl, mei1940, zuidfront-holland1940, waroverholland, strijdbewijs en bhummel.dds.nl. Onderstaand links naar alle eerdere En Garde mei 1940 afleveringen.

Voorbeschouwing
10 mei 1940
11 mei 1940
12 mei 1940
13 mei 1940
14 mei 1940

<< 14 mei

Boek: Mei 1940 – De strijd op Nederlands grondgebied
Boek: Grebbelinie 1940 – E.H. Brongers

* In K.W.L. Bezemers boeken over de Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog (de serie ‘Verdreven doch niet verslagen’ en ‘Zij vochten op de zeven zeeën’) komt het Bofors- en Hazemeyer verhaal aan bod. In hoeverre de Amerikanen Nederlandse blauwdrukken en ervaringen verwerkten in hun eigen vierling 40 mm ontwerpen (feitelijk een dubbele twin) blijft echter vaag. Hoe dan ook, de honderden twin- en quad opstellingen aan boord bij de Amerikaanse marine hebben het erg druk gehad. Vooral in de Pacific tijdens de oorlog met Japan.

(Dit artikel werd eerder gepubliceerd op ThePostOnline)

Michiel Mans (1956-2020), een bd-soldaat der 1e Klasse die vrijwillig als verkenner met zijn jeep, en later als zandhaas bij de Nationale Reserve, de Rode Horden tegenhield. Daarnaast las Mans wel eens een Sun Tzu, Liddell Hart, S.L.A. Marshall of van Creveld. Of trok zijn bijbel ‘The encyclopedia of Military History’ van Dupuy&Dupuy uit de kast.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×