Het Rijksmuseum heeft een zeldzame kerstwieg uit het begin van de zestiende eeuw verworven. Het gaat volgens het museum om één van de mooiste devotie-objecten van Nederland.
De kerstwieg, vervaardigd van fijngesneden eikenhout, stond in de kersttijd bij gelovigen thuis of werd meegenomen naar de kerk. Ook veel nonnen en begijnen hadden een dergelijke wieg. De wieg, waarschijnlijk vervaardigd in het atelier van ‘meester beeldsnyder’ Jan Borreman II (actief in Brussel 1479-1520), is volgens het Rijksmuseu één van de mooiste in Nederland.
Net als de moderne kerststal stond de kerstwieg in de Middeleeuwen het grootste deel van het jaar op zolder. In de kerstperiode werd hij tevoorschijn gehaald en op een prominente plaats in het huis gezet. Er lag een Jezus-popje in dat werd geschommeld terwijl men slaapliedjes zong. Met kerstmis namen gelovigen de wieg mee naar de kerk. Een heel mooi exemplaar stond op het altaar. Op het moment dat de priester dit wiegje schommelde en begon te zingen, volgden ook de parochianen, waardoor de kerk gevuld was met kerstliederen en gerinkel, van de belletjes die aan de kribjes bevestigd waren. Deze traditie, die vermoedelijk alleen in de Nederlanden voorkwam, is bijna geheel verloren gegaan.
Symbolisch karakter
De vorm van de wieg had een symbolisch karakter. Het kribje stond voor het hart van het geloof en de kerk, de twee pilasters links en rechts symboliseerden het Oude en Nieuwe Testament. Het rijk gesneden voetstuk representeerde de basis van het geloof.
Het museum kon de wieg aankopen dankzij steun van het Ebus Fonds en het Frits en Phine Verhaaff Fonds/Rijksmuseum Fonds. Hoeveel er voor betaald is, is niet bekendgemaakt.