Op 1 mei 2015 promoveerde historicus Albert Oosthoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op het proefschrift Nieuw licht op liquidaties. Knokploegen in Rotterdam 1944-1945. Dit proefschrift is in handelseditie verschenen bij uitgeverij Aspekt. De missie van het boek is interessant en gewaagd: Oosthoek wil het beeld nuanceren dat het Nederlandse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog ethisch en correct optrad.
Helden en criminelen
De promovendus levert met deze dissertatie een belangrijke bijdrage aan de historiografie over de bezettingstijd in en rond Rotterdam. De informatie is niet geheel nieuw: het proefschrift is namelijk opgebouwd is uit drie eerdere publicaties van de auteur. Twee daarvan behandelden het gewapende verzet van de Landelijke Knokploegen (LKP) in Rotterdam en Oud-Beijerland. De derde publicatie is gebaseerd op een aanvullend onderzoek van twee jaar naar de liquidaties van het verzet in Rotterdam.
Oosthoek constateert in zijn inleiding dat de historiografie over het Nederlandse verzet rond 2009 een kentering beleefde. Met name sinds het verschijnen van het boek Recht op wraak. Liquidaties in Nederland 1940-1945 (Leeuwarden: PENN), geredigeerd door Oosthoek zelf samen met Jacob Kooistra, kwam de subjectieve geschiedschrijving over het verzet onder vuur te liggen. Over de missie van zijn proefschrift schrijft Oosthoek aansluitend hierop het volgende:
“De onderhavige studie belicht het gewelddadige verzet vanuit meerdere gezichtspunten en komt tot andere conclusies dan eerdere, overwegend positief getoonzette publicaties over dit onderwerp. Hierdoor levert dit onderzoek een bijdrage aan de discussie over de ontmythologisering van de rol en betekenis van het verzet. Het tekent: helden die zich op momenten aan criminele acties overgaven en zich dan niets aan het recht gelegen lieten liggen versus vermeende collaborateurs van wie de beoordeling aan herziening toe is. In het bijzonder wordt ingegaan op de veelvuldige liquidaties die in Rotterdam hebben plaatsgevonden. Was dit grote aantal gerechtvaardigd en waarom heeft dit verschijnsel zich in Rotterdam – in tegenstelling tot andere steden – op zo’n grote schaal voorgedaan?” (21)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog liquideerde het verzet in heel Nederland 500 mensen, maar 100 van deze liquidaties vond in Rotterdam plaats. De vraag naar de oorzaken en rechtvaardiging van dit gegeven is dus volkomen terecht. In zijn zoektocht naar het antwoord is Oosthoek niet over één nacht ijs gegaan, maar heeft hij diepgravend onderzoek gedaan. Zo interviewde hij, met name in de jaren 1989-1990 en 1994-1995, bijna vijftig mensen, uiteraard ook personen uit de inner circleRadio Oranje van het Rotterdamse verzet. Verder deed Oosthoek uitgebreid literatuuronderzoek – wat in het proefschrift duidelijk zichtbaar is in de sterke historiografische paragrafen -, en dook hij in verscheidene archieven van het NIOD in Amsterdam.
Valse motieven
Verantwoordelijk voor het maken van lijsten met kandidaten voor liquidatie – en het doen van een vooronderzoek -, was de Inlichtingendienst van de LKP in Rotterdam. Volgens Oosthoek kwamen er regelmatig personen op de lijst te staan op basis van valse motieven:
“Tot liquidatie werd niet alleen overgegaan als het doden van een gevaarlijk individu beslist onvermijdelijk werd geacht, er werden ook mensen omgebracht bij wijze van afstraffing, afrekening of intimidatie. Hierbij was geen sprake van algemeen belang, maar van een persoonlijk of groepsbelang. Het motief lag in de sfeer van opgekropte woede die werd gekoesterd tegen bijna iedereen die met de bezetter op welke manier dan ook had samengewerkt, wraak, ongenoegen, en financieel en materiaal persoonlijk eigenbelang. Een combinatie van deze motieven was ook aan de orde. Het lijkt erop dat de LKP-Rotterdam in het dagelijks handelen eigen normen hanteerde die niet vast lagen.” (195)
Zo werd een burger gedood omdat hij voedsel had gestolen, zonder dat er grondig onderzoek naar deze persoon werd verricht. Een gedeserteerde Duitse soldaat moest er ook aan geloven. Oosthoek noem verscheidene andere voorbeelden waaruit blijkt dat de LKP-Rotterdam soms wel erg lukraak de doodstraf uitsprak. En dat ondanks het feit dat vijf personen beslisten over het lot van een verdachte, waarbij elk lid afzonderlijk het vetorecht kon uitspreken. Een van de oorzaken van dit alles was dat de LKP onvoldoende op de hoogte was van de richtlijnen die de Nederlandse regering in Londen had uitgegeven richting de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), en die ook door Radio Oranje bekend werden gemaakt, voor regels rondom het liquideren van nazi’s of nazi-sympathisanten. Twee hoge LKP-leidsmannen die de regels wel kenden – Samuel Esmeijer (1920-1944) en Marinus van der Stoep (1917-1945) – kwamen tijdens vuurgevechten om het leven, en hun opvolgers namen de BS-richtlijnen onvoldoende serieus.
Strafexpeditie tegen aannemer
Oosthoek gaat vrij diep in op een aantal gewelddadige excessen waarvoor de LKP-Rotterdam verantwoordelijk was. Eén daarvan was de strafexpeditie van het verzet tegen het aannemersbedrijf A. Knijff. Aannemers die iets voor de bezetter deden – in dit geval de bezetter helpen bij het opblazen van kademuren – konden op weinig empathie rekenen.
Op 30 september 1944 viel een groep van acht LKP’ers het bedrijf binnen. Een van de aanwezigen kreeg een cyaankali-injectie toegediend, die echter niet werkte. Meteen werd de arbeider – het betrof Wouter Vaandrager (1902-1944) – met een hoofdschot gedood. Een aanwezig NSB’er kreeg eveneens een injectie, maar overleefde de aanslag. Een toevallig aanwezige Duitser van de Wehrmacht werd honend met de Hitlergroet verwelkomd en meteen doodgeschoten. De andere twintig aanwezigen moesten tegen de muur poseren en kregen de indringende waarschuwing dat wie met de Duitsers samenwerkte in de problemen zou komen. De verzetslieden namen vervolgens de kas van het bedrijf mee, met daarin 12.000 à 15.000 gulden. Aannemer Adrianus Knijff was die dag toevallig niet aanwezig en overleefde de oorlog.
Slot
Het Rotterdamse verzet sneed zichzelf maar ook Rotterdamse medeburgers meer dan eens in de vingers. De talrijke liquidaties riepen bij de Duitse bezetter namelijk represaillemaatregelen op, aldus het proefschrift. De afrekeningen zetten niet alleen de bezetter op scherp, maar waren lang niet altijd nuttig of effectief. De wat zure, maar goed onderbouwde en daarmee realistische conclusie van Oosthoek luidt dan ook:
“De activiteiten van de LKP-Rotterdam hebben nauwelijks invloed gehad op het verloop van de oorlog en de bevrijding van de stad (…) Het beeld dat het gewapende verzet in Rotterdam zo hoogstaand opereerde is onjuist. Het voormalig verzet in deze stad heeft geen verantwoording willen afleggen over onwelgevallige zaken rond liquidaties, maar wel en uitsluitend over acties die ook achteraf te rechtvaardigen waren.” (424,425)
Achter in het proefschrift zijn een literatuuroverzicht, persoonsnamenindex en diverse bijlagen opgenomen. Met name nuttig is de bijlage met korte biografieën van de personen die door de LKP-Rotterdam zijn omgebracht, met zo mogelijk een vermelding van de reden van de liquidatie.