Monaco en Vaticaanstad zijn nog kleiner. Maar Monaco (2.02 km²) heeft zijn casino en prins Albert II. Vaticaanstad (0,44 km²) heeft de Sint Pieter en paus Franciscus. Neutraal Moresnet (3.44 km²), een geografisch taartpuntje, dat tussen 1816 en 1919 zelfstandig was, had een zinkmijn, een burgemeester en een leger in de vorm van een veldwachter. En een puntje van die taart grensde, bij Vaals, aan Nederland. Daar was een Drielandenpunt en na de afscheiding van België zelfs vier.
Vanwege het belang van die zinkmijn bleef het grensconflict, dat in 1816 ontstond, door een misverstand tijdens het tekenen van de nieuwe Europese grenzen, meer dan een eeuw bestaan. Want Pruisen had ook zo’n mijn, in Kattowitz (nu Polen), en die moest tegen ongewenste concurrentie worden beschermd. De controverse daarover bleef onopgelost
Zink was handig materiaal, relatief licht, gemakkelijk te walsen tot platen, te bewerken in elke gewenste vorm, geschikt als dakbedekking of als bekleding van bassins en leidingen. Belangrijker nog: het spul roestte niet: door ijzer in vloeibaar zink te dopen werd het roestwerend. Later werd zink, in een legering met koper, als messing ook nog een strategische grondstof voor bijvoorbeeld patroonhulzen en na die catastrofale uitwerking ook voor Stolpersteine.
In bad met Napoleon Bonaparte
Probleem was ook nog dat de manier van het winnen van zink in Moresnet uniek was. De uitvinder, Jean-Jacques Dony uit Luik, deed in 1810 Napoleon Bonaparte, toen ‘zijn’ keizer, een zinken bad cadeau met een kleine metalen cylinder waarin twee houtskooltjes konden branden, zodat het water niet koud werd; het bad ging later zelfs mee naar Moskou! Dony wilde Napoleon paaien voor een concessie om metalen te mogen delven in een dunbevolkt gebied tussen Luik en Aken. De Dienst der Mijnen meldde:
“Ten noorden van het dorp Kelmis, gemeente Moresnet, vind je op geringe diepte een grote ader van zinkspaat, een erts waaruit je zinkpoeder kunt maken. (…) De groeve is al sinds de vijftiende eeuw in gebruik.”
Vanwaar die interesse? De grondstof was zo lastig te bewerken dat commerciële bedrijven er geen brood in zagen. Het grootste deel van het gestookte zink verdween in gasvorm door de schoorsteen naar buiten en er was nauwelijks rendement mee te behalen.
Maar uitvinder Dony had een manier uitgevonden om zink als het ware te ‘destilleren’: zijn procedure leverde ‘een klomp zink met een grote mate van puurheid’ op.
Nieuwe toekomst Europa
Dat meldt onderzoeksjournalist Philip Dröge in zijn nieuwste historische boek Moresnet – Opkomst en ondergang van een vergeten buurlandje.
Promo voor ‘Moresnet’ door Philip Dröge
Het Congres van Wenen begint na de ineenstorting van het Franse keizerrijk rond oktober 1814, om de nieuwe toekomst van Europa te bepalen als Napoleon, na de verloren Slag bij Leipzig, veilig opgeborgen lijkt te zijn op Elba. Maar dan ontsnapt de verdreven keizer, tot hij uiteindelijk na honderd dagen zijn Waterloo vindt. Het Congres krijgt een herstart.
Misverstandje
Eén van de besluiten: de kaart van Europa moet opnieuw worden getekend, met onder meer de contouren van de nu verenigde Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Op 11 februari 1816 bevinden de landmeters zich ten zuiden van het Limburgse plaatsje Vaals. Daar doet zich een dilemma voor, dat Dröge uitvoerig beschrijft:
“(…) De opstellers van het akkoord halen voormalige Franse kantons en departementen door elkaar en ergens staat ‘noord’ waar ‘west’ zou moeten staan. Erger is dat twee artikelen in het verdrag, de nummers 25 en 66, elkaar tegenspreken. Er is daarin afgesproken waar de Pruisische westgrens en de Nederlandse oostgrens moet komen te liggen. Dat zou natuurlijk op dezelfde plek moeten zijn. Op dat stukje grens ten zuiden van de Vaalserberg sluiten de twee artikelen echter niet op elkaar aan. (…) Op het breedste stuk is het verschil tussen beide grenzen zo’n twee kilometer. (…) De onderhandelaars besluiten er later op terug te komen, dan kunnen ze het probleem eerst aan hun regeringen voorleggen.”
Maar later staan de hakken in het zand. Want wie krijgt die zinkmijn in het omstreden gebied? Het probleem blijft vervolgens ruim honderd jaar onopgelost, tot 1919, als Moresnet in het Verdrag van Versailles naar België gaat.
Neutraal Moresnet
Dröge is (lang) niet de eerste die zich over de geschiedenis van Moresnet buigt. Maar het landje is van de kaart verdwenen en wordt voortdurend opnieuw als curiositeit ontdekt. De belangrijkste achtergronden werden (onder meer) al vermeld op een heel informatieve website, Moresnet.nl; zelfs in het Esperanto, dat ook bij de geschiedenis behoort. Nu presenteert Dröge een nieuw, zeer gedetailleerd verhaal, gebaseerd op grondig archiefonderzoek, waarin elk hoofdstuk begint vanuit het perspectief van steeds weer een andere betrokkene bij één van de vele verschillende ‘avonturen’ waarin het neutrale gebied juist door zijn unieke ligging verzeild raakte.
Zoals op de flaptekst wordt samengevat:
“Door de vrijheid die er heerste en de extreem lage belastingen trokken al snel duizenden avonturiers van over de hele wereld naar Moresnet. Het groeide uit tot een voorbeeld van hoe mensen uit verschillende landen vreedzaam samen kunnen leven. Sterker nog, de wereldvrede moest in Moresnet beginnen. Idealisten wilden er de ideale staat vestigen. Juist op het moment dat ze dit plan wilden uitvoeren brak de Eerste Wereldoorlog uit en werd het landje opgeslokt.”
Waar ligt Moresnet?
Wie op het ogenblik, ten zuiden van Vaals, Moresnet terug probeert te vinden, komt al gauw op de verkeerde plek terecht. Vrijwel alle herinneringen zijn verdwenen. Het Belgische dorp Moresnet ligt ten westen van de vrijstaat; Neu Moresnet in het oosten, eerst in Pruisen en intussen in (Duitstalig) België. Neutraal Moresnet lag daar tussenin, als een taartpunt die bij Vaals begon en in het zuiden ophield op het midden van de rijksweg tussen Luik en Keulen. Het dorp Kelmis was de hoofdstad. De grenslijnen waren kaarsrecht; soms liep de grens dwars door huizen heen.
Het plotselinge ontstaan van zo’n stukje niemandsland waar niemand om gevraagd had zorgt voor onvermoede problemen en mogelijkheden. Hoopvol worden bijeenkomsten belegd om het probleempje met het ‘onverdeelde land van Moresnet’ op te lossen. Maar na meer dan zestig vergaderingen zijn Pruisen en het Koninkrijk der Verenigde Nederlanden het er eigenlijk alleen maar over eens dat ze het gebied gezamenlijk zullen besturen en de inkomsten van de groeve verdelen. Ze spreken af geen militairen naar de grensregio te sturen. Het gebied wordt neutraal: Neutraal Moresnet.
Code Napoléon met eeuw verlengd
Onmiddellijk ontstaan er problemen. Noordelijk van Vaals ligt een Pruisische weg die een paar meter door Nederlands grondgebied loopt. Nederland zet er meteen een douanier neer, die geld vraagt voor het doorvoeren van goederen. Een jonge dagloner uit het gebied, René Pelsser, wil met een meisje, Marie, uit een buurdorp trouwen maar hij blijkt stateloos; het kan niet. Als een misdrijf moet bestraft, valt dat dan onder het Pruisisch of het Nederlands wetboek? In 1821 heeft Pruisen een praktisch compromis: kan in Moresnet niet de Code Napoléon worden ingevoerd, het wetboek van het overwonnen keizerrijk? Het kan, en het wordt in 1822 van kracht. De keizer is dan net overleden, maar hij leeft nog bijna een eeuw voort in Moresnet.
“De besluitvaardigheid van Pruisen en Nederland is slecht nieuws voor dieven en ander gespuis, want ze kunnen zelfs stokslagen krijgen, Maar de Code Napoléon heeft ook een onverwachte voordelige bijwerking voor burgers van het gebied tussen de kaarsrechte lijnen. Geen van beide landen mag soldaten uit het gebied halen, want de Nederlandse en de Pruisische dienstplicht geldt er immers niet.”
René Pelsser hoeft in elk geval niet in dienst. En uiteindelijk wordt het compromis gevonden dat Marie in een huwelijk met René haar eigen nationaliteit niet hoeft op te geven. Of ze daarna nog lang en gelukkig leefden is onbekend, maar volgens Dröge wonen er nog steeds Pelssers in Kelmis en omgeving.
Wildwest aan de Geul
Dröge doet in geuren en kleuren verslag van de vele merkwaardige gevolgen van de stichting van een piepklein neutraal gebied aan de rand van Europa. Moresnet fungeerde als een magneet voor ongeregeld volk.
“Als Moresnet in de periode van 1830 tot 1860 ergens mee te vergelijken valt, dan met de boomtowns in de Verenigde Staten. Deze stadjes kunnen soms letterlijk in een paar maanden ontstaan en binnen enkele jaren uitgroeien tot belangrijke bevolkingscentra – of net zo snel weer worden verlaten. Van heinde en verre komen mensen op zulke plaatsen af, op zoek naar geluk en welvaart. Ook in Moresnet meldt zich menig crimineel die de cel wil ontlopen.”
De pakkans is gering. Als de Belgische of Pruisische politie of de Nederlandse marechaussee achter een boef aan zit die Moresnet weet te bereiken, moeten ze eerst langs de burgemeester voor toestemming om hem op te kunnen pakken. Meestal duurt dat uren maar soms gaan er maanden overheen. Bovendien is Moresnet geen ‘echte staat’, en daarom heeft het geen uitleveringsverdragen met andere landen.
“Een blik in de Belgische, Nederlandse en Pruisische politiecorrespondentie en kranten van die jaren leert dat veel mensen van die gelegenheid gebruik maken. Gedeserteerde soldaten, landlopers, gevluchte gedetineerden en dieven, mensen die in deze frontier aan de Vaalserberg schuilen voor politie en justitie, zijn legio. Ook zijn er twee heren die het neutrale gebied uitkiezen voor een duel, want dat is in de rest van Europa ondertussen verboden.”
Het leidt tot een enorme bevolkingsgroei. In 1853 is het inwonertal sinds het begin in 1816 al vervijfvoudigd. Binnen zes jaar verdubbelt het aantal inwoners nog een keer. In 1859 wonen er 852 Belgen, 807 Pruisen, 204 Nederlanders, 695 Neutralen (nakomelingen sinds 1816 van inwoners van het neutrale gebied) en 14 mensen van een andere nationaliteit. Er is een flink mannenoverschot: tegenover drie mannen staan twee vrouwen. Bovendien zijn er meer dan 900 kinderen van onder de 15 jaar. Veel kinderen werken in de zinkgroeve; kinderarbeid is geen onderwerp van zorg.
Sex, drank en rock-’n-roll
Door de grote toestroom van arbeiders, meest alleenstaande jongemannen, neemt de vraag naar vertier in Kelmis toe. Alcohol, seks en gokken worden er onderdeel van het dagelijks leven. Een lantaarntje buiten de deur geeft aan waar je iets kunt drinken; binnen dient een houten plank in de keuken als bar. De bars worden al gauw luxueuzer: er komt entertainment in de vorm van muziek, dans of cabaret met al dan niet geklede dames en in de achterkamertjes kan je gokken. Het gewonnen geld kan onmiddellijk worden uitgegeven aan een groeiend aantal prostituees, aangelokt door de potentiële klandizie of uit Moresnet zelf. Volgens Dröge is het werk in de mijn gevaarlijk en er zijn veel weduwen die geen inkomsten meer hebben. Kamertjes zijn te huur per uur, per dag, per week of per maand. De alcohol is ook de brandstof voor massale kloppartijen waar de eenzame veldwachter machteloos tegenover staat: arresteren kan hij niet want Kelmis heeft geen gevangenis. De Belgische commissaris Cremer, die in het neutrale gebied in 1853 bezoekt, schrikt zich dood: er zijn in Kelmis tachtig drinkgelegenheden, en ongetwijfeld mist hij er nog een paar.
‘Er ontstaan gevaarlijke situaties’, schrijft hij aan zijn Pruisische evenknie. Ambtenaren kijken wat er aan gedaan kan worden. De Code Napoléon schrijft voor dat vreemdelingen zich alleen in Frankrijk (en nu dus Moresnet) kunnen vestigen met toestemming van de Franse staat, maar die bestaat niet meer. Er komen beperkende regels, waarbij meteen ook blijkt dat de ‘intens keurige burgemeester Lasaulx’ zijn invloed wil doen gelden: het zingen van vieze liedjes wordt verboden. Waarschijnlijk houdt niemand zich aan de nieuwe verordeningen, maar het wordt wel rustiger.
Een steeds normaler landje
In 1830 is het tot een breuk gekomen tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. Als de stofwolken daarvan in 1839 zijn neergedaald blijkt het Nederlandse Vaals over een Vierlandenpunt te beschikken: met Pruisen, Neutraal Moresnet en nu ook België. In de loop van de tijd begint dat rare driehoekje op een normaal land te lijken. Het krijgt zelfs eigen postzegels.
De inspiratie daarvoor blijkt ook weer curieus. Een postzegelhandelaar in Parijs, die zijn handel bevordert met een krantje met het laatste postzegelnieuws, merkt dat een concurrent uit Brussel zijn nieuwtjes gewoon overschrijft. Hij besluit tot een list. In 1867 plaatst hij in zijn Timbre Poste een onopvallend verhaaltje over ‘de eerste postzegels van het kleinste land ter wereld: Moresnet’. Prompt wordt de canard door de concurrent overgeschreven. Plagiaat bewezen! Het bericht wordt trouwens ‘wereldnieuws’ omdat de internationale pers het overneemt.
In 1886 besluit Wilhelm Molly, bedrijfsarts bij de zinkmijn en uiteindelijk ook huisarts van Kelmis en adviseur van de burgemeester, dat Moresnet een echt land moet worden. Hij brengt acht postzegels op de markt. Ze worden in het ‘buitenland’ geweigerd, want Moresnet is geen lid van de Internationale Post Unie. Ze worden wel binnen Moresnet zelf gebruikt. De ‘zeer zeldzame’ postzegels krijgen echter een hoge verzamelwaarde. Misschien is dat wel de bedoeling.
Mensheid, kom naar Amikejo
Ook weer curieus is dat een inwoner van Moresnet op 31 december 1916 sneuvelt aan de oever van het Tanganyikameer: Karl Schriewer die als lid van de Belgische krijgsmacht vecht tegen de Duitse Schutztruppe in Afrika; hoe dat allemaal kon wordt door Dröge geduldig uitgelegd.
Schriewer is in de ban van het Esperanto, de kunsttaal die een eind moet maken aan de linguïstische lappendeken die in Europa leidt tot zoveel onbegrip tussen de verschillende volkeren. Wilhelm Molly, van de postzegels, ziet er een nieuwe kans in om Moresnet tot een echte zelfstandige staat te maken. En Schriewer wil hem daarbij helpen.
Molly ontwikkelt het plan dat Moresnet de thuisstaat van Esperanto moet worden. Het hoofdkwartier van de Esperantistenbeweging, nu gevestigd in Genève, zou naar Kelmis moeten verhuizen. In 1908 wordt de hele bevolking uitgenodigd voor een feest, in het schutterslokaal. De kleindochter van Molly beklim het podium voor een lied, in het Esperanto.
“Mensheid, oh kom naar Amijeko
Leve internationalisme!
Laten we ons offer brengen,
Op het altaar van de vriendschap.”
Moresnet heeft nu ook een volkslied. De bewoners staan vierkant achter het streven; al vier procent beheerst de taal, meer dan waar ook ter wereld. De conferentie van de Esperantisten stemt vóór Kelmis als nieuwe vestigingsplaats van het Centrale Bureau, volgend jaar. De Vaalserberg heet voortaan Kvarstonoj.
Onafhankelijkheidsstreven als bedreiging
De initiatieven trekken internationaal de aandacht. Kranten publiceren nieuws over Moresnet als luchtig niemandalletje tussen het steeds somberder stemmende internationale nieuws in de aanloop van de Eerste Wereldoorlog. De buurlanden worden onrustig.
“Vooral de regering in Berlijn ziet in de plannen een bedreiging. Een Esperantostaat? Dat klinkt erg permanent en doorkruist hun voornemen om de neutrale zone zo snel mogelijk op te doeken.”
Opeens ontstaan er ‘binnenlandse’ conflicten. In 1910 moet een telefoonlijn worden aangelegd vanaf Belgisch grondgebied naar een huis in Kelmis; routinewerk. Maar plotseling staat de (Pruisische) burgemeester van Moresnet op zijn strepen: dat is schending van de neutraliteit. Als een medewerker van het telefoonbedrijf en paar weken later naar Kelmis reist om het misverstand op te lossen krijgt hij te horen:
‘Ik wil niet dat Moresnet via een draad verbonden is met België, omdat dit deel [van Kelmis] bij een deling eventueel Duits wordt’.
De ambassadeurs komen er aan te pas, in het Pruisische parlement noemt een afgevaardigde Moresnet ‘een monsterachtig gebied, dat alleen neutraal wordt genoemd omdat het niet mannelijk of vrouwelijk is’; hij krijgt een extatisch applaus. De spanning stijgt in Europa dat al in de startblokken staat om een oorlog te beginnen. Van ‘oord van vrienden’ dreigt Moresnet opeens oorzaak te kunnen worden van een Europese oorlog. Die volgt in 1914 als de moord op aartshertog Franz Ferdinand van Oostenrijk in Sarajevo de olievlek wordt waarop Europa zichzelf in brand steekt.
De Esperantisten in Genève zien de bui al hangen. Er komen geen verhuiswagens naar Kelmis. Neutraal Moresnet moet zichzelf maar redden. Zelfs Schriewer geeft de moed op: hij meldt zich bij het Belgische leger. Hij wordt waarschijnlijk de eerste en enige wereldreiziger van Moresnet, maar hij zal zijn vaderlandje nooit meer terugzien.
1914: Moresnet wordt Duits
De langverwachte ’Grote Oorlog’ begint op 3 augustus 1914. Pruisen stelt het Von Schlieffenplan in werking: de opmars door België met het doel zo snel mogelijk Parijs te veroveren. Moresnet wordt op 4 augustus onder de voet gelopen. De veldwachter wordt vervangen door een militair met piekhelm en wie zich verzet gaat naar een cel in Aken. Alle inwoners worden, ongeacht hun eigen nationaliteit, nu beschouwd als Duitsers. De grens met België wordt hard: passeren kan pas na een strenge controle. De grens met Pruisen wordt een stippellijn. Maar de belastingvrijheid van Moresnet blijft bestaan; aantrekkelijk voor Duitse grensbewoners.
De zinkmarkt van Kelmis, die door Pruisen steeds beschouwd werd als gevaarlijke concurrent voor de eigen industrie, ligt opeens open naar het oosten. Probleem is dat de kolentoevoer stil ligt, maar die wordt gauw op gang gebracht. Nog een probleem is dat steenkool uit het Ruhrgebied naar het front via de Nederlandse provincie Limburg moet, maar dat is neutraal. Dus besluit Berlijn dat er een nieuwe treinverbinding moet komen, via een bestaande tunnel onder de Vaalserberg en dan over een nieuw viaduct over de Geul. Het project is op 28 november 1917 klaar, maar speelt geen beslissende rol meer in de oorlog.
De Eerste Wereldoorlog eindigt op 11 november 1918; hij kost 147 inwoners van Moresnet het leven. Het Belgische leger bezet het neutrale gebied twee dagen voor Kerst 1918. In 1920 wordt (o.m.) bepaald dat Moresnet naar België gaat. Ook de Pruisische grensgebieden Eupen en Malmedy worden aan het Koninkrijk België toegevoegd, dat nu drietalig is: Nederlands, Frans en Duits. Neu Moresnet ligt dan in Eupen.
België wil ook Limburg en Zeeuws-Vlaanderen
Dröge weet dat de annexatie van Eupen alles te maken heeft met het zinkbedrijf in Moresnet; ook aan de (intussen) Duitse kant liggen nog een paar zinkbedrijven. De Duitsers in Eupen protesteren met handtekeningenacties, maar ze worden vermalen tussen de veel grotere belangen die op het spel staan. België had trouwens nog veel meer willen annexeren: Nederland zou Limburg en Zeeuws-Vlaanderen wel kunnen afstaan; het zou als compensatie Oost-Friesland terug kunnen krijgen. De eisen worden afgewezen.
Op 10 januari 1920 treedt het Verdrag van Versailles in werking, waarin Duitsland afziet van zijn aanspraken op Moresnet, dat naar België gaat. Alle inwoners worden Belg. Wie Duitser wil blijven moet binnen twee jaar weg. Kelmis ligt voortaan in de provincie Luik, de bestuurstaal verandert van Duits in Frans, het dorp Kelmis heet opeens La Calamine, hoewel de Franstaligen veruit in de minderheid zijn. Grensstenen worden met spoed verwijderd. De paar die er nu staan zijn er later opnieuw neergezet.
Overgangsproblemen
Natuurlijk zijn er overgangsproblemen. De Nederlanders in Moresnet vallen opeens onder de lokale dienstplicht. Als er oorlog met Nederland uitbreekt – geen ondenkbaar scenario in die jaren – dan zouden ze op landgenoten moeten schieten. Het probleem wordt nog urgenter als in Duitsland Hitler aan de macht komt. Pas in 1938 komt een compromis tot stand.
Dan wordt het weer oorlog, op 10 mei 1940. Moresnet wordt opnieuw Duits; aan de westflank begint het bezette België. In 1944 wordt er zwaar gevochten; als ze zich terugtrekken blazen de Duitsers het spoorviaduct over het Geuldal op, terwijl het naburige slot Alensberg zware schade oploopt.
Als het weer vrede wordt is Kelmis een grensstad, met alle illegale mogelijkheden. De inwoners verdienen geld met smokkel. Vooral met het smokkelen van koffie, dat in Duitsland nauwelijks te krijgen is. Ook de georganiseerde misdaad steekt de kop op. Zelfs wordt een Belgisch pantservoertuig gestolen om koffie de grens over te krijgen.
Intussen is van Moresnet, afgezien van een museum in Neu Moresnet, nauwelijks een spoor meer terug te vinden.
Boudewijn Buch over Neutraal Moresnet
(23.36, aflevering 9 ‘De wereld van Boudewijn Buch’, 1998)