Dark
Light

De mulo, carrièreschool voor het ‘gewone’ volk

(Meer) uitgebreid lager onderwijs
Auteur:
6 minuten leestijd
De mulo - Wim Daniels. Fragment uit de cover.
De mulo - Wim Daniels. Fragment uit de cover.

De oprichting van de mulo (1857)

Toen de mulo in 1857 werd opgericht, was in datzelfde jaar in New York net de eerste personenlift in gebruik genomen. In Parijs presenteerde hoedenontwerper Giuseppe Borsalino een gleufhoed met brede rand, die naar hem vernoemd zou worden. In het Engelse Sheffield begon Sheffield FC als allereerste voetbalclub ter wereld aan zijn bestaan. En in Slagharen kwam, aldus de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, een kalf ter wereld met een vleugel op de rug, dat niet lang na de geboorte aangekocht werd door sluiswachter P. Reikers, bij wie het kalf dagelijks te bezichtigen was. ‘Het dier geniet een volmaakte gezondheid,’ wist de krant ook nog.

Nederland mocht zich in 1857 een land noemen dat sinds negen jaar een parlementaire democratie had, sinds de grondwetswijziging van 1848. De rol van de koning was daarmee voor een belangrijk deel al een ceremoniële geworden.

Ons land was in de loop van de negentiende eeuw geografisch ook daadwerkelijk goeddeels het land geworden zoals we dat nu kennen, na eerst nog vijftien jaar amechtig geprobeerd te hebben België erbij te betrekken. Maar de Belgen, die pas na hun vrijmaking van Nederland, in 1830, hun land ook daadwerkelijk België zouden gaan noemen, hadden geen trek in de noordelijke calvinisten. Noord-Brabant en Limburg hadden dat misschien ook niet, maar zij hadden geen keuze; ze waren al ingelijfd.

Mulorapport 3e klas (1963-64)
Mulorapport 3e klas (1963-64)

De parlementaire democratie die er nu was, noopte tot een groter bestuurlijk apparaat, zoals eerder al wenselijk was geweest bij de invoering van de burgerlijke stand, in 1811, toen nog op last van Napoleon, die het destijds hier voor het zeggen had. Verder dijde de handel in de negentiende eeuw flink uit, ontplooide het bankwezen zich en was er – halverwege de negentiende eeuw – de enorme invloed van de industriële revolutie. Die revolutie bracht niet alleen veel zwaar fabriekswerk met zich mee maar ook veel kantoorwerk. En ook daarvoor was geschoold personeel nodig. Onder andere het besef daarvan leidde in 1857 tot de invoering van de Onderwijswet en in 1863 tot de Wet op het middelbaar onderwijs.

Onderwijswet (1857)

Artikel 1 van de Onderwijswet uit 1857 luidde als volgt:

Het lager onderwijs wordt onderscheiden in gewoon en meer uitgebreid onderwijs. Het gewoon lager onderwijs omvat het onderwijs in:

a. het lezen
b. het schrijven
c. het rekenen
d. de beginselen der vormleer [een soort meetkunde w d]
e. die der Nederlandsche taal
f. die der aardrijkskunde
g. die der geschiedenis
h. die der kennis van de natuur
i. het zingen.

Voor het meer uitgebreid lager onderwijs (de mulo) kwamen daar de volgende vakken bij:

j. de beginselen der kennis van de levende talen
k. die der wiskunde
l. die der landbouwkunde
m. de gymnastiek
n. het tekenen
o. de handwerken voor meisjes.

Nederlandse Onderwijs wetgeving 1858-1958. Bron: Delpher
Nederlandse Onderwijs wetgeving 1858-1958. Bron: Delpher
Dat was het. Zo simpel was het onderscheid tussen de lagere school en de mulo, die beide met de Onderwijswet van 1857 in het leven werden geroepen. Met de genoemde levende talen op de mulo werden Frans, Engels en Duits bedoeld, waarbij Duits destijds nog dikwijls Hoogduits heette, zoals Nederlands vaak nog werd aangeduid als Nederduits of Nederdiets.

Hoe lang?

Hoeveel jaar het meer uitgebreid lager onderwijs, de mulo, na de lagere school omvatte, was niet vastgelegd. Het kon gaan om één jaar extra, maar net zo goed om twee of drie jaar. Soms werd ook de zesde klas van de lagere school al tot het meer uitgebreid lager onderwijs gerekend. Dat was het geval als er in die zesde klas al een vak werd gegeven dat exclusief bij het vakkenpakket van de mulo behoorde. Niet zelden ging het dan om Frans.

Hoewel de mulo er nu dus was, was er nog geen mulodiploma. Dat zou nog heel lang op zich laten wachten, tot 1907. Voordien was het wel zo dat veel scholen toch een soort van eindexamen afnamen, maar een officiële status had dat niet.

Affiche uitgegeven omstreeks 1955 door de ptt. Uit: De Mulo - Wim Daniëls
Affiche uitgegeven omstreeks 1955 door de ptt. Uit: De Mulo – Wim Daniëls
De benaming ‘meer uitgebreid lager onderwijs’ maakte – ik herhaal het nog maar een keer – duidelijk dat het ging om een uitgebreidere versie van de lagere school. De mulo-afdeling zat vaak ook in hetzelfde gebouw als de lagere school en er waren in veel gevallen dezelfde docenten aan verbonden. En dat waren geen vakdocenten, mensen die gespecialiseerd waren in één vak, maar generalisten, allrounders, die desgewenst alle of bijna alle vakken konden geven. En dat zou lang zo blijven.

Oud-muloleerling Henk van Rijswijk noteerde op de website cubra.nl eens dat hij als leerling van een Tilburgse mulo kort na de Tweede Wereldoorlog aanvankelijk alle vakken op één na van één docent kreeg, van frater Chromatius:

Hij gaf les in Nederlands, Frans, Engels, algebra, meetkunde, menskunde, natuurkunde, boekhouden, handelsrekenen, handelskennis, aardrijkskunde en geschiedenis. In zijn eentje verzorgde hij dus alle lessen uitgezonderd Duits. Daarvoor was de heer Krebber, toen 31 jaar, ingehuurd. Die was onderwijzer van de lagere school in de Stedekestraat en die school moest altijd eerst uit zijn voordat hij beschikbaar was. Om die reden stond Duits altijd aan het eind van de dag op het rooster.

Samuel van Houten, indiener van de in 1874 aangenomen Wet op de Kinderarbeid (‘Het Kinderwetje’), wordt bedankt door moeder en kinderen. Lithografie van Elias Spanier, 1874, Amsterdam. Uit: De mulo - Wim Daniëls
Samuel van Houten, indiener van de in 1874 aangenomen Wet op de Kinderarbeid, wordt bedankt. Lithografie van Elias Spanier, 1874, Amsterdam. Uit: De mulo – Wim Daniëls

Zesjarige leerplicht

Met de komst van de mulo in 1857 zette de overheid in op een onderwijstype dat leerlingen voorbereidde op een baan. Kinderen die de lagere school net hadden afgerond, waren – zo werd langzamerhand steeds meer de opvatting – nog te jong voor het werkzame leven, hoewel velen desondanks toch aan de bak moesten in een bepaalde bedrijfstak, zelfs nog voor hun twaalfde levensjaar. Kinderarbeid werd bij wet pas in 1874 verboden, via het befaamde Kinderwetje van Van Houten, geïnitieerd door de politicus Samuel van Houten. Met het wetje was het niet langer toegestaan om kinderen onder de twaalf jaar in fabrieken te laten werken. Voor huiselijke en persoonlijke diensten en voor veldarbeid konden nog wel kinderen onder de twaalf jaar ingezet worden. Het verbod op dat soort kinderarbeid kwam er pas, zij het ook nog maar halfslachtig, in 1901 met de invoering van de zesjarige leerplicht.

Door enkele jaren aan de lagere school vast te plakken, hoopte de overheid niet alleen de kinderarbeid te beteugelen maar kinderen ook voldoende bagage mee te geven voor een baan op de sterk veranderende arbeidsmarkt.

Kort na de invoering van de mulo via de Onderwijswet van 1857 begonnen er in kranten berichten te verschijnen over het oprichten van scholen en ook advertenties waarin personeel werd geworven plus reclameadvertenties voor schoolboeken:

“De Raad der Gemeente Wijk bij Duurstede, heeft besloten, eene openbare school voor lager en meer uitgebreid Lager Onderwijs opterigten.”
Opregte Haarlemsche Courant, 8-2-1859


“Voor de openbare Scholen van gewoon en meer uitgebreid Lager Onderwijs, in de Gemeente Zalt-Bommel, worden op eene vaste jaarwedde van f 200, ten einde op 1 Januarij 1860 in functie te treden, opgeroepen:

1°. Een hulp-onderwijzer, voor de openbare School van gewoon Lager Onderwijs.
2°. Een hulp-onderwijzer, voor de openbare School van meer uitgebreid Lager Onderwijs.
3°. Eene hulp-onderwijzeresse, voor de openbare School van meer uitgebreid Lager Onderwijs.

Zij, die genegen mogten zijn voor die betrekking in aanmerking te komen, worden uitgenoodigd, onder overlegging hunner acten van toelating en getuigschriften, zich vóór den 8sten December 1859, met franco Brieven aan te melden, aan Heeren Burgemeester en Wethouders der bovengemelde Gemeente.
Nieuw Amsterdamsch handels- en effectenblad, 22-11-1859


“Voor scholen ten platten lande waar het Meer Uitgebreid Lager Onderwijs gegeven wordt, bedoeld bij Art.1 der Wet van 13 Aug. 1857, is zeer aanbevelenswaardig het Werkje getiteld Landhuishoudkundige Onderwerpen, Leesboek voor de hoogste klasse door J.H. Veenendaal, hetwelk zich door juistheid van denkbeelden, eenvoudigheid van stijl en bevattelijke voordragt onderscheidt. Het is gedrukt met afwisseling van lettersoorten en voor 25 Cents bij de Uitgevers Is. An. Nijhoff en Zoon te Arnhem en verder alom te bekomen.”
Opregte Haarlemsche Courant, 21-5-1858

Tijdelijke afschaffing

De mulo - Wim Daniëls (€19.99)
De mulo – Wim Daniëls (€19.99)
De mulo leek dus voortvarend van start te gaan. En dat deed ze deels ook wel. Bij de invoering van de mulo in 1857, als kopstudie van het lager onderwijs, maakte de politiek de afspraak dat er binnen afzienbare tijd ook een wet zou komen waarin het middelbaar onderwijs geregeld zou worden. Die wet kwam er zoals gezegd in 1863. Maar die zou er verrassend genoeg toe leiden dat de mulo in 1878 weer werd afgeschaft, 21 jaar na de oprichting ervan. De afschaffing bleek uiteindelijk weliswaar tijdelijk te zijn, maar duurde toch maar liefst zo’n veertig jaar.

Fragment uit het boek De mulo. De carrièreschool voor het ‘gewone’ volk, waarin Wim Daniëls de chaotische geschiedenis van de Mulo beschrijft, de glorietijd en de typische kenmerken van de school, zoals het grote aantal vakken, de leerkrachten die geen vakdocenten waren maar generalisten, en de gerichtheid op sport.

Boek: De mulo – Wim Daniëls

×