Archeologen hebben tijdens een opgraving bij het Boterdiep in de stad Groningen drie muntschatten, sporen van bewoning uit de prehistorie en delen van twee aardewerken Kariatiden (vrouwenbeelden) uit de zeventiende eeuw gevonden.
De eerste muntschat die gevonden werd bestaat uit negen stadse stuivers uit circa 1460 na Christus. Daarna werd er een stenen kruikje gevonden met daarin ongeveer 420 zilverstukken van verschillende grootte. Een van de grootste muntschatten die ooit in Nederland is gevonden. De munten zijn door hun jarenlange verblijf onder de grond aan elkaar ‘geplakt’ en worden voorzichtig van elkaar gescheiden. De meeste munten dateren vermoedelijk uit de periode 1500-1508.
De munten (halve, hele en een paar dubbele stuivers) zijn vrijwel allemaal geslagen in Groningen en hebben de namen butkens, jagers en vliegers. De Groningse muntdeskundige Jan van der Wis schat dat de munten in totaal ongeveer elf goudguldens waard waren. De laatste muntschat die gevonden werd bestaat uit vijf stuiverstukken uit de eerste helft van de vijftiende eeuw. Er is officieel sprake van een muntschat als er bij een opgraving vijf of meer munten worden gevonden.
Kariatide
De archeologen troffen verder delen aan van aardewerken kariatiden, een halfbeeld, meestal van een vrouwenfiguur, dat dienst deed als (schijn)zuil. Een van de gevonden kariatiden is een vrouw in een lang gewaad, dat zij zedig boven haar borsten vasthoudt. De beelden zijn vermoedelijk ergens in de zeventiende eeuw in Groningen gemaakt en hebben een schouw ‘gestut’.
Tijdens de archeologische opgraving aan het Gedempte Boterdiep in Groningen werden de afgelopen maanden onder meer ook vuurstenen uit de Steentijd aangetroffen en delen van een boerenerf uit de twaalfde eeuw.
Overzicht van boeken over de geschiedenis van Groningen