De Duitse Mark, ook wel D-Mark of Reichsmark genoemd, was van 1948 tot 1999 het betaalmiddel in de westelijke bezettingszones van Duitsland, die het jaar erop, vanaf 23 mei 1949, de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) heetten. In Oost-Duitsland, de DDR, was tot 1990 de Ostmark in gebruik. In 1999 werd in het inmiddels herenigde Duitsland de euro ingevoerd.
Tijdens archeologisch onderzoek in de Sint Walburgiskerk in Zutphen zijn 250 munten uit de periode 1400-1830 gevonden. Ruim 150 munten zijn van zilver en dateren uit de periode 1450-1550. De munten verkeren volgens de gemeente Zutphen in uitstekende staat. Na de verbouwing worden ze tentoongesteld in de kerk en daarna mogelijk in de Musea Zutphen.
Nadat in de westelijke bezettingszones van Duitsland na de oorlog de D-mark was ingevoerd, voerde de Sovjet-Unie op 23 juni 1948 een eigen munt in voor de Sovjet-bezettingszone en Berlijn.
Op de herdenkingsmunt van 2,50 euro is het monument van Waterloo te zien en een afbeelding van de positie van de Franse en geallieerde troepen tijdens de veldslag.
Het gebeurt vaker dat landen speciale 2-euromunten laten slaan. Dat mag echter alleen als de Europese Raad van Ministers het ontwerp heeft goedgekeurd.
De munt uit 1793 is in Amerika ook bekend als de "chain cent", omdat op de achterzijde een ketting is te zien met vijftien schakels. Deze staan symbool voor de eenheid van de vijftien Amerikaanse die op dat moment de Verenigde Staten van Amerika vormden.