Nazi-pesterijen in Dachau

8 minuten leestijd
Toegangspoort van Dachau - cc
Toegangspoort van Dachau - cc

Kamp Dachau was het eerste grote concentratiekamp dat de SS opzette. Het kamp, dat ongeveer 15 kilometer ten noordwesten van München lag, was in gebruik genomen in maart 1933 en operationeel tot de Amerikaanse troepen het in april 1945 bevrijdden. In Dachau zaten vooral politieke tegenstanders van de nazi’s, evenals veel christenen, vrouwen, Joden en homoseksuelen. De memoires van een van de gevangenen in het kamp, de gereformeerde predikant Herman Knoop (1891-1974), laten zien welke nazi-pesterijen en vernederingen de kampbewoners moesten ondergaan.

Een theater in Dachau
Een theater in Dachau
Dwangarbeid en medische experimenten behoorden tot de dagelijkse routine in Dachau. Net als de dood: in het kamp hebben 206.000 personen opgesloten gezeten, van wie er minstens 41.500 de oorlog niet overleefden. Een andere constante in Dachau waren de voortdurende pesterijen en vernederingen van de gevangenen. In het boek Een theater in Dachau (1946) geeft Knoop een indringend beeld van de kwellingen waarmee Dachau-ingezetenen te kampen hadden. Aangezien Knoop een rasverteller is, citeer ik zoveel mogelijk hemzelf.

Vervoer: op elkaar gestapeld

Knoop werd in november 1941 opgepakt en ingesloten in de gevangenis van Scheveningen. Vermoedelijk had een NSB-gemeentelid uit de Gereformeerde Kerk van Rotterdam-Delfshaven de predikant, die anti-nazistische preekte en schreef, verraden. Een half jaar later, op 17 april 1942, zetten de nazi’s Knoop op de trein naar Dachau. Knoop was de enige Nederlander op dat transport, aldus hemzelf.

Na een barre reis van ruim zes dagen – waarbij Knoop maar één nachtje kort sliep – kwam de trein aan op het perron van kamp Dachau. Daar was het meteen een chaos, zo schrijft Knoop met een flinke vleug ironie:

“De S.S. bereidde ons reeds aanstonds een zeer feestelijke ontvangst. Zij begonnen met het schreeuwen van het bevel: Partei-mützen ab, welk bevel ze begeleidden met slaag en trappen als het, naar hun meening, niet spoedig genoeg werd opgevolgd. Dan sloegen ze ons het hoofddeksel van het hoofd af. Vervolgens moesten we ons in rijen van 5 man achter elkaar opstellen en het station afmarcheeren naar de autobussen, die op ons te wachten stonden. Ons werd bevolen in deze autobussen te stappen. We deden het. Maar toen we ons op de banken wilden neerzetten, bleek dit niet in de bedoeling van de heeren te liggen. Vlak achter den chauffeur was namelijk een aantal banken weggebroken en dus een vierkante open ruimte gemaakt. Naar die open ruimte werden we geschopt en geslagen, zodat we ten slotte op elkaar gestapeld op den grond kwamen te liggen, waar we met onze bagage gedurende den gehele tocht naar het concentratiekamp moesten blijven liggen. Tegelijk werden we getracteerd op een reeks scheldwoorden, die voor mij geheel nieuw en vreemd waren, maar met welke ik toch vrij spoedig vertrouwd raakte, omdat ze, zooals me later bleek, behoorden tot het dagelijkse S.S.-repertoire. Ieder van ons was een Sauhund [idioot], een Dreckpferd [modderpaard], om van de ergste scheldwoorden maar te zwijgen.” (78)

Toen ze bij het kamp kwamen, ranselden de ‘S.S.-duivels’ de passagiers uit de bus. Ze pikten er een paar personen uit, die moesten vertellen wat ze hadden uitgespookt. Met name zedendelinquenten en geestelijken waren de pineut:

“Natuurlijk kende hun gehuichelde verontwaardiging geen grenzen. Het was vreeselijk dit alles te moeten aanhoren. Gelukkig was de groep te groot om ieder persoonlijk zijn deel te geven van hun lust tot sarren. Van de geestelijken, die in de troep waren, kreeg een Luxemburgschen pastoor een beurt. Openhartig kwam hij voor zijn geloof uit, wat hem een serie scheldwoorden bezorgde.” (83)

Heinrich Himmler tijdens een bezoek aanb Dachau, 1936 (Bundesarchiv - cc)
Heinrich Himmler tijdens een bezoek aanb Dachau, 1936 (Bundesarchiv – cc)

Registratie: lange scherpe naald

Vervolgens vond de registratie in het kamp plaats. De gevangen moesten een gebouw binnengaan, waar het volgende gebeurde:

“Tot driemaal toe werden wij daar geregistreerd. Ze moesten alles van ons weten en dit werd op een kaart opgeteekend. Tot driemaal toe werd me bij deze registratie gevraagd vooral een adres op te geven, waar men mijn eventueel overlijden kon berichten. Toen deze plichtplegingen, die nogal eenigen tijd in beslag namen, verricht waren, werden we, nadat we ons ontkleed hadden, volledig kaalgeknipt. Vervolgens werden wij gefotografeerd, nadat we onze kleeren weer hadden aangetrokken. Bij dat fotografeeren greep weer een klein plaag-incident plaats. Dat ging zóó. Ik moest op de daarvoor aangewezen kruk gaan zitten, zonder dat ik eenige notie had, dat er iets pijnlijks zou gaan gebeuren. Argeloos zette ik mij neer. Maar nauwelijks was ik gezeten of ik sprong verschrikt van pijn overeind. Wat was er gebeurd? In den stoel zat een gaatje. Als men nu gezeten was drukte een van de S.S.-bewakers op een knop en uit dat gaatje sprong met kracht een lange scherpe naald tevoorschijn, die zich in het zitvlak diep indrong. Vandaar dat men verschrikt overeind sprong. En daarom was het de hoogstbeschaafde S.S. nu te doen. Ze vonden dit zoo geweldig grappig, deze leden van het ‘Herrenvolk’, dat zij schaterlachten van de pret. Een plezier dat de heeren hadden! Het was ook erg geestig. Terstond echter werd bevolen weer plaats te nemen. En wéér herhaalde zich dezelfde geschiedenis. Maar ze lachten niet een tweede maal, dat kan ik verzekeren. Men liet eenvoudig zitten wat zat, zoodat deze sadisten maar een korte vreugde hadden. De aardigheid was er nu af. Met de naald in het zitvlak werd men dan gefotografeerd.” (84)

Eerste appèl: snerpende oostenwind

Hierna moesten de gevangenen weer een gebouw ingaan, waar ze opnieuw hun kleren moesten uittrekken. Meteen begon er weer een smerig pesterijtje, schrijft Knoop. Het was april en nog erg koud, het vroor zelfs nog en de “snerpende oostenwind gierde over de wijde appèlplaats”. In het gebouw waar eerder de foto’s gemaakt waren, moesten de ontklede gevangenen lang blijven staan. Het gebouw was enorm heet, waardoor iedereen binnen no time enorm zweette:

“En toen kwam het verschrikkelijke. We moesten ons niet slechts ontkleeden, men liet ons een uur of anderhalf ontkleed staan in een localiteit waarvan men opzettelijk al de deuren en ramen tegenover elkaar had opengezet, zoodat het gruwelijk tochtte. We stonden te rillen van de kou en men liet ons eenvoudig staan. Een drietal mannen haalde zich daarmee een longontsteking op den hals, waaraan ze korten tijd later daarna reeds overleden. De terechtstelling was begonnen…” (84,85)

Daarna begon het volgende onderdeel van de totale depersonificatie van de gevangenen: ze kregen gestreepte kampkleding en een kampnummer. Vervolgens kwamen de nieuw aangekomen gevangenen, zoals gewoonlijk in Dachau, in Block nr.13 (in totaal waren er 30 blokken in Dachau) terecht. In dat blok volgden ze eerst cursussen, waarin ze alle dienstgraden van de SS uitgelegd kregen en de kampwet uit hun hoofd moesten leren.

Crematorium van Dachau - cc
Crematorium van Dachau – cc

Dagritme: werken en mishandeling

In de periode dat Knoop in kamp Dachau zat, van april 1942 tot oktober 1943, verdubbelde het inwonertal van het kamp van 11.000 naar 22.000. De dagelijkse routine bestond uit om 4.00u= uur in de ochtend opstaan, enkele keren appel, om 20.00 uur avondeten en dan om 20.30 uur gaan slapen, maar vooral: fysiek-geestelijke mishandelingen en veel en hard werken.

Knoop werkte eerst als glazenwasser van de kampbarak waarin hij woonde, maar werd later overgeplaatst naar het veel zwaardere werkcommando ‘Liebhof’. Tussendoor waren er ook allerlei klusjes te doen, zoals het eten en de drank regelen voor het avondeten. Knoop hierover:

“De eerste week reeds van mijn verblijf in Dachau kreeg ik de eerste lichamelijke tuchtiging. (…) Op een middag werd ik met de andere nieuw-aangekomen aangewezen de thee voor het avondeten uit de keuken te gaan halen. Deze thee werd gedragen in vaten, die 75 liter bevatten. Deze vaten waren van zwaar ijzer gemaakt, terwijl binnenin zich nog een loden binnenbak bevond. Zij waren dus zeer zwaar om te dragen.” (93)

Het feit dat de kampbewoners uitgemergeld waren en de thee kokend heet was, zorgde ervoor dat de bak thee regelmatig op de grond viel, waarbij de sjouwer het kokend hete goedje meer dan eens over zijn lichaam kreeg, natuurlijk met ernstige brandwonden tot gevolg. De pechvogel kreeg dan een enorme afranseling van een SS’er of een kapo in het kamp, net zolang tot de bak op de plaats van bestemming was. Ook Knoop liet de theebak los. Hij kreeg het water gelukkig niet over zich heen, maar ontving wel een genadeloos pak rammel van een bewaker.

Kwelling: der Ochsenschwanz

Herman Knoop beschrijft gedetailleerd een aantal strafmaatregelen die in het kamp aan de orde van de dag waren. Een van de meest pijnlijke strafmethoden was de zogenoemde Ochsenschwanz (ossenpenis), waarbij kampbewoners 25, 50 of soms 100 stokslagen kregen. Vaak moesten andere gevangenen onder dwang getuige zijn van de afranselingen, ’s avonds na het appel. De pechvogel die de stokslagen kreeg, werd vastgebonden op een soort houten bok. Knoop vertelt:

“Dezen bok kan men het best vergelijken met een smalle tafel. De veroordeelde werd er op zijn buik opgelegd. Met een riem werden zijn armen aan de voorpoten vastgebonden en zijn benen aan de achterpoten. Vervolgens werd nog een riem om zijn middel gesnoerd, zoodat hij zich niet bewegen kon. De bovenbroek werd uitgetrokken en aan weerskanten stelde zich een S.S.-beul op, gewapend met de Ochsenschwanz. Terwijl zij telden sloegen zij op het zitvlak, maar dan zoo, dat zij precies de ‘stuit’ raakten, wat een onmenschelijke pijn veroorzaakte. Vaak sloeg men ook met opzet de nieren stuk.” (96,97)

Na 25 stokslagen was het achterwerk van de gevangene een bloederige massa, die later vaak begon te zweren en – als de nieren waren stukgeslagen – regelmatig tot de dood leidde. En als de gevangene vergeten was om tijdens de slagen hardop mee te tellen, werd het ritueel nog eens herhaald.

Barakken in Dachau, 1945 - cc
Barakken in Dachau, 1945 – cc

Andere kwellingen

Ten slotte waren er tal van andere kwellingen waarvan Knoop getuige was. Natuurlijk de moordpartijen die hij voor zijn ogen zag voltrekken en vaak voortkwamen uit verveeld sadisme van de bewakers. Als ze in een verkeerde bui waren, schoten bewakers om het minste of geringste iemand dood. Of het spelletje om de gevangen nadat ze een uurtje hadden geslapen wakker te maken en allerlei opdrachten te laten uitvoeren.

Populair was het klierspelletje saubere Bettenbau. Dit hield in dat een gevangene – vaak om 4.00 uur ’s ochtends – razendsnel volgens een protocol zijn matras/bed moest opmaken, kaarsrecht, zonder vouwen in het laken. Als er ook maar iets verkeerd ging, kreeg de betrokken persoon geen avondeten en moest in die tijd dan het bed 5 à 10 keer opmaken, exact volgens het protocol natuurlijk.

Een dagelijkse kwelling was ook de ijzeren kampwet dat je niet mocht stilstaan, zitten of leunen. De gevangenen moesten altijd bewegen. Overdag rusten tussen werktijden was verboden. Gevangenen mochten niet tegen de muren van hun barak leunen of buiten de barakken gaan zitten. Bewegen, altijd maar bewegen, zo luidde het motto. Maar soms mocht men wel stilstaan: vijf uur lang staand op appel, in de stromende regen. Wie het niet volhield (de meesten) kregen een flinke afranseling.

En zo valt het lijstje nog wel langer te maken. Denk alleen al aan de vele ziekten, met name dysenterie en tyfus. Ik beperk me tot één laatste voorbeeld. Knoop beschrijft het verhaal dat een kampgenoot hem vertelde. Er kwam een SS-bewaker naar hem toe die hem vertelde dat hij per direct vrijgelaten zou worden. Deze man mocht de trein vanuit Dachau pakken, maar enkele perrons verder haalde degene die hem uitgeleide had gedaan hem weer uit de trein en zei met een cynische glimlach dat de SS een foutje had gemaakt en de verkeerde had vrijgelaten. Er was helemaal geen fout gemaakt. De SS’er had zich stierlijk verveeld en daarom deze ‘grap’ bedacht, zo bleek.

Slot

Veel van wat hiervoor beschreven is, is algemeen bekend, maar de details wellicht iets minder. De memoires van Knoop laten nog eens zien hoe mensonterend en consequent kwellend het leven in een concentratiekamp was. Knoops ervaringen waarschuwen ons voor een potentiële herhaling van dit soort ellende. Ondenkbaar is dit zeker niet. Denk aan de Bosnische Oorlog (1992-1995), toen – exact 50 jaar na Auschwitz – opnieuw concentratiekampen in Europa verschenen, of aan de situatie in Syrië en aangrenzende landen sinds de Arabische Lente. Laten we gezamenlijk alert blijven.

DVD: History Of The Holocaust – Dachau

Bronnen
Herman Knoop, Een theater in Dachau (Goes: Oosterbaan en Le Cointre, 1946) 66-97.

Internet
– Er zaten meer gereformeerde predikanten in Dachau opgesloten. Onder hen bevonden zich W. Thunderman, J. Overduin en J. Kaptein. Zie: www.nd.nl/artikelen/2014/mei/02/dominee-in-dachau
Lijst van bekende personen die in Dachau gevangenen hebben gezeten

0
Reageren?x
×