In Nottingham kom je Robin Hood bij wijze van spreken nog op iedere straathoek tegen. Het is de toeristische mascotte van de stad en misschien ook wel van heel Engeland. Maar de echte lokale held was iemand anders. Een man die begin negentiende eeuw de plaatselijke bestuurders tot waanzin dreef en de fabrikanten het bloed onder de nagels vandaan haalde.
Nottingham was beroemd om haar kant en gebreide stoffen die eeuwenlang door handwerkers waren vervaardigd, maar vanaf deze eeuw zouden ze met machines in fabrieken geproduceerd worden. Aanvankelijk stonden de mensen nog positief tegenover deze ontwikkeling, maar de industriële revolutie veranderde Engeland veel sneller dan verwacht door een opeenvolging van innovaties. Die werden door de ondernemers niet alleen ingezet om de kwaliteit, maar ook om de arbeidsproductiviteit te verhogen.
In Nottingham werd vooral kleding vervaardigd en dan met name lange kousen (stockings), die op handmatig aangedreven werktuigen (stocking frames, enigszins vergelijkbaar met de weefstoelen, de looms) gebreid werden. In navolging van de spinnerijen in Manchester lieten de fabrikanten in Nottingham hun ‘stocking frames’ mechaniseren door ze met water- of stoomkracht aan te drijven, wat de ambachtslieden overbodig maakte. Veel kousenbreiers (framework knitters), die tot dan toe goed verdiend hadden aan hun arbeid, dreigden brodeloos te raken, hoewel ze zich niet zo snel gewonnen gaven.
Op 10 maart 1811 trokken de textielwerkers uit de wijde omgeving naar Nottingham, waar ze zich op de markt verzamelden en luid schreeuwden dat ze door hun werkgevers rechtvaardig behandeld wilden worden. In plaats van met hen in gesprek te gaan negeerden deze het protest volkomen, net zoals de bestuurders en beambten. Daarop keerden de handwerklieden terug naar hun huizen, die hoofdzakelijk in het noordelijk gelegen dorpje Arnold stonden, tegenwoordig een stadsdeel van Nottingham.
Nog diezelfde nacht werden in diverse fabrieken meer dan zestig machines kapot geslagen. Een aantal dat in de drie weken die daarop volgden opliep tot meer dan driehonderd exemplaren. De daders beweerden dat een zekere Ned Ludd hun aanvoerder was. De meeste dreigbrieven, waarin een rechtvaardig loon en het vertrek van ongeschoolde arbeiders werd geëist, waren ondertekend met ‘General Ludd’ of kortweg ‘Ned Ludd’. Daarom ging men de machineslopers ‘luddieten’ noemen en die benaming gingen ze ook zelf voeren.
Het stadsbestuur zag zich voor de vraag gesteld wie toch die ‘General Ludd’ was waar al die ontevreden textielhandwerkers achteraan liepen. Niemand kon hem echter vinden, want hij bestond niet en was gebaseerd op pure fantasie. Toch bleven justitie en politie een jaar lang naar hem op zoek. Dat droeg bij aan zijn mythische status, net als de volksliedjes die in die periode over hem ontstonden:
Don’t recite any longer the rhymes of Robin Hood,
Because his deeds I no longer admire,
Now I sing the achievements of General Ludd,
Who now is the hero of Nottinghamshire
Inmiddels was de beweging geradicaliseerd en had zich bewapend. Sommige aanhangers wilden zelfs de regering omverwerpen, waarop Londen militairen naar Nottingham stuurde. Deze werden ingekwartierd in de buurten en omliggende dorpen waar de onrust heerste en men stelde een avondklok in waardoor de mensen zich na zonsondergang niet meer op straat mochten vertonen. Eind 1812 bedroeg het aantal gestationeerde soldaten al meer dan tienduizend. De regering vaardigde een wet uit waarin het vernielen van machines met de dood door ophanging werd bestraft.
Deze maatregelen maakten een eind aan het luddisme, hoewel er nog tot 1817 sporadisch sabotage werd gepleegd. De opkomst van de mechanisatie was onstuitbaar en maakte een einde aan de huisnijverheid, eerst in de textiel en daarna ook in andere sectoren. Het luddisme bleek echter wel de voorloper te zijn van de latere arbeidersstrijd en de vorming van vakbonden. Want het zou nog lang duren tot werkgevers het belang gingen inzien van arbeidszekerheid, een rechtvaardige beloning en respect voor vakmanschap.
Robin Hood als inspiratiebron?
Velen hebben zich later afgevraagd of de kousenbreiers zich lieten inspireren door die andere opstandelingenleider uit Nottinghamshire: Robin Hood. De vroegste vermelding van deze fictieve volksheld dateert uit 1377 en betreft een ballade over een strijder tegen de onrechtvaardige wijze waarop edellieden en kloosterlingen de boeren en ambachtslieden behandelen.
Pas vanaf de zestiende eeuw plaatste men dit verhaal in de tijd van Richard Leeuwenhart (1157-1199) en werd Robin Hood een boogschutter die in het ten noorden van Nottingham gelegen Sherwood Forrest de vogelvrijverklaarden verenigde in de strijd tegen de tirannie van koning Jan zonder land (1166-1216). Het is niet onaannemelijk dat de frame knitters hun conflict met de fabrikanten vergeleken met de strijd van Robin Hood tegen koning en adel, die zich volgens de mondelinge overlevering in hetzelfde gebied had afgespeeld als waarin zij woonachtig waren. Ook zij streden immers tegen onrechtvaardigheid en zagen zich daarbij genoodzaakt geweld te gebruiken. Mogelijk dat ze bij gebrek aan een charismatische leider die dan maar verzonnen om daaraan kracht te ontlenen en bij arrestatie de indruk te kunnen wekken van een georganiseerde strijd, in plaats van een spontane plundering.
Met een vertraging van enkele tot vele tientallen jaren vond de industriële revolutie ook op het vaste land van Europa plaats: eerst in België, daarna in Duitsland en Frankrijk en in de tweede helft van de negentiende eeuw ook in Nederland. Dat ging op enkele plaatsen gepaard met gewelddadige opstanden van ambachtslieden tegen fabrikanten, zoals die van de Franse zijdewevers in Lyon van 1834 of die van de Pruisische katoenwevers in Silezië van 1844. Lang niet altijd was daarbij overigens sprake van luddisme, omdat er geen machines vernietigd werden.
Maschinenstürmer
Dat was wél het geval in het niet zo ver van de Nederlandse grens gelegen Eupen. Destijds bevond dit Belgische stadje zich nog op Pruisisch grondgebied en waren het lakenfabrikanten uit het nabijgelegen Aken die er een wollenstoffen-industrie opzetten vanwege het zachte water dat er door beken vanuit de Hoge Venen werd aangevoerd. Het spinnen, weven, wassen en vollen was al gemechaniseerd, maar het scheren van de wollenstoffen tot kwalitatief hoogstaand laken werd nog handmatig uitgevoerd door ambachtslieden die daar goed aan verdienden. Toen op 10 april 1821 bekend werd dat er in één van de fabrieken kisten waren aangekomen met onderdelen voor een scheermachine, drongen tientallen lakenscheerders daar binnen en vernielden de inhoud. De ondernemer zag er daarna weliswaar voorlopig van af om deze mechanisatie voort te zetten, maar vijf ‘Maschinenstürmer’ werden door de rechtbank van Aken veroordeeld tot vijf jaar tuchthuis.
Industriële Revolutie
Het arbeidersvraagstuk
Bronnen â–¼