Twee recent verschenen boeken belichten aan de hand van foto’s de eerste fase van de Endlösung der Judenfrage, het plan om alle Europese joden uit te roeien (‘Holocaust’ betekent ‘totaal brandoffer, een ongepaste slachtofferterm).
De jodenuitroeiing begon samen met de Duitse militaire inval in de Sovjet-Unie (22 juni 1941), deknaam Unternehmen Barbarossa. In het zog van het reguliere leger, de Wehrmacht, rukten vier Einsatzgruppen op, mobiele eenheden samengesteld uit SS’ers, manschappen van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst. Opdracht: zoveel mogelijk communistische commissarissen en joden ombrengen, aanvankelijk alleen de mannen, maar vrij snel ook alle vrouwen en kinderen. In minder dan twee jaar tijd roeiden de Einsatzgruppen, van de Baltische tot de Zwarte zee, meer dan één miljoen joden uit.
Nadine Fresco, een Franse historica die haar sporen heeft verdiend met studies over antisemitisme en negationisme (ontkenning van de jodenuitroeiing), analyseert in On the Death of Jews op voorbeeldige wijze een Aktion van Einsatzgruppe A in Estland waarbij in drie dagen tijd 2749 joden werden omgebracht.
Wendy Lower, een Amerikaanse historica, belicht in Het ravijn een slachtpartij in het Oekraïense stadje Miropol, het gebied waar Einsatzgruppe C opereerde.
Einsatzgruppen
Historici besteedden tot voor kort veel minder aandacht aan deze ‘judeocide door kogels’ dan aan de kennelijk meer tot de verbeelding sprekende exterminatiekampen als Auschwitz.1 Nochtans waren de slachtpartijen aangericht door de Einsatzgruppen barbaarser en wreder dan de fabrieksmatige selectie, vergassing en crematie in de uitroeiingskampen. De daders die in die allereerste fase joden afmaakten in een bos, aan de rand van een ravijn of een door slachtoffers gegraven put, hadden veel directer contact met ze. Ze hoorden hen smeken en klagen, krijsen en schreeuwen, vermoordden ze van dichtbij, zagen ze bloeden en sterven, moesten wie niet morsdood was een ‘genadeschot’ geven. Daders en slachtoffers waren zich meer dan bewust van wat er te gebeuren stond. Meer dan eens hadden ze vlak voordien de ‘executie’ van anderen bijgewoond of stonden ze aan de rand van een zich met lijken vullende diepte.
Uit Duitse rapporten blijkt dat deze slachtpartijen de daders zwaarder belastte dan SS-ers die op het Birkenau-perron de toestromende mensen met een handgebaar verwees naar gaskamer dan wel gevangenschap en dwangarbeid.2
In het begin moordden de Einsatzgruppen zelf, maar al snel bleek dat ze dit moeiteloos konden overlaten aan lokale antisemieten, afgunstige buren en wrokzuchtige mensen. Sommige pogroms begonnen trouwens toen de Einsatzgruppen nog in aantocht waren. Toen het licht eenmaal op groen stond, zette een deel van de plaatselijke bevolking vooroordelen en hebzucht om in tomeloos geweld en plundering. Duitsers keken toe, sommigen fotografeerden en filmden. De enen schoten kogels, de anderen beelden.
Slachtpartijen werden op de ‘gevoelige’ plaat vastgelegd uit sensatiezucht en ongeloof,3 als trofee in de brieventas, als memento’s voor het thuisfront, om duidelijk te maken hoe zwaar ze het te verduren kregen of als bewijs dat niet zij, de Duitsers, maar minderwaardig volk, Letlanders en Oekraïners, het vuile werk opknapten.
Daders en toeschouwers maakten ontelbare foto’s, maar van het moorden zelf, de zogenaamde executies, bleven er weinig bewaard. Het overgrote deel moet toen de oorlogskansen keerden, als mogelijk bewijs ten laste, vernietigd zijn. Een paar tientallen beelden ontsnapten aan de aandacht en daardoor zien we in publicaties, documentaires, tentoonstellingen en herdenkingsmusea veelal dezelfde gruwelfoto’s. Zoals die gemaakt in Babi Jar (bij Kiew). Eind september 1941 vermoordde Einsatzkommando C, bijgestaan door Duitse soldaten, er in twee dagen tijd meer dan 33.000 joden, de helft van de joodse bevolking van de Oekraïense hoofdstad.
Openlijke terreur
De nazi’s zetten al voor ze aan de macht kwamen fotomateriaal massaal in als propagandamiddel. Fotografen in dienst van het regime maakten beelden die de macht van het Reich, het enthousiasme van de menigte, de zogenaamde onmenselijkheid van joden en de strijd tegen het jodendom moesten illustreren en rechtvaardigen. Er werden bijvoorbeeld behoorlijk wat propagandafoto’s gemaakt van de boycot van joodse handelszaken op 1 april 1933.4
Er bleven ook flink wat foto’s bewaard van mensen die in Duitsland door de straten geparadeerd werden met om de nek een bord waarop hun zogenaamde misdaad stond: een ‘on-Duitse geest’, sociaaldemocraat, communist en ook:
‘Ik heb de schoolkinderen verboden Heil Hitler te zeggen’, ‘Ik heb een christelijk meisje onteerd’, ‘Ik ben een jodenknecht’, ‘Ik heb me met een Pool ingelaten (Poolse dwangarbeider)’…
Op veel van die foto’s zijn heel wat kijklustigen te zien, zoals ook bij verbrandingen van boeken en inboedels van synagogen, brandende gebedshuizen of het kaalscheren van vrouwen. De terreur werd openlijk, voor eenieders oog, uitgeoefend. Burgers koest houden.
Geheime terreur
Er werden ook heel wat privé-foto’s gemaakt. Naar schatting had één op de tien Duitse militairen en politiemedewerkers een fototoestel bij. Fotograferen van slachtpartijen werd vrij snel na het begin van de jodenmoord verboden. Kwestie van burgers niet te alarmeren, tegenstanders en geallieerden niet van extra kritische argumenten te voorzien.
Eind juli 1941 kon een Duitse marinier nog moeiteloos beelden maken van een slachtpartij in Liepāja (Libau in het Duits, toen de 2de grootste stad van Letland; hieronder meer over de moorden aldaar). Het zijn de enige bewaard gebleven bewegende beelden van de beginfase van de jodenuitroeiing… een ware verschrikking.5
Op vele kilometers daarvandaan, in Oekraïne, verbood op 22 juli 1941 de bevelhebber onder wie Einsatzgruppe D ressorteerde het maken van foto’s als volgt:
Het verbod moest voortdurend herhaald worden. Dit wordt op sinistere wijze geïllustreerd door deze in 1943 in Sovjet-Unie gemaakte foto van opgehangen ‘partizanen’ met vrij centraal in beeld het bord Fotografieren verboten!
Voor zover bekend werd overigens maar één Duitser bestraft voor het maken van dit soort foto’s: een Waffen-SS commandant die mensen nog gruwelijker afslachtte, daar prat op ging en foto’s ervan wijd verspreidde.
Copyright
Nadine Fresco opent haar boek met acht foto’s van de twaalf bewaard gebleven beelden van een massamoord in Liepāja. Wie, vraagt Fresco van meet af aan, heeft recht op deze beelden? Gaat het niet veeleer om een moreel recht dan het kopieerrecht dat het Deutsche Bundesarchiv zich in de jaren 1990 heeft toegeëigend? Dat een Duits archief flink wat geld vraagt voor deze foto’s vinden Fresco en anderen6 ronduit obsceen.
Vijf foto’s van deze mensonterende ‘executie’ waren voor het eerst te zien in 1956 in Nuit et Brouillard, de beroemde documentaire van Alain Resnais. De wijze waarop ze daarin worden gepresenteerd, liet uitschijnen dat de beelden gemaakt werden kort voordat de slachtoffers een gaskamer binnengedreven werden. Drie jaar later ontdekte Gerhard Schoenberner, een pas afgestudeerd Duits student politieke wetenschappen, de serie van twaalf foto’s in een archief in Moskou. In 1960 publiceerde hij ze samen met veel andere beelden en documenten in Der gelbe Stern, een Duitse aanklacht tegen de jodenvervolging en -uitroeiing.
Letland
De situatie in de Baltische staten was extra gecompliceerd omdat die landen midden 1940 geannexeerd waren door de Sovjet-Unie. In juni 1941, enkele dagen voor de Duitse inval in de Sovjet-Unie (en die Baltische staten), werden 14.000 Letlanders als mogelijk politieke tegenstanders gedeporteerd naar Siberië.7 Geen wonder dat toen de Duitsers binnenvielen ze door nogal wat Letten als bevrijders werden begroet.
In Liepāja begon de jodenmoord direct na de inval. Aanvankelijk werden vrouwen en kinderen zoveel mogelijk gespaard. Alle strijdbare mannen werden afgemaakt in een stadspark en de vissershaven.8
Anders dan in Riga, de hoofdstad van Letland, waar plaatselijke hulptroepen meteen aan het moorden deelnamen, knapte in Liepāja het Einsatzkommando tot augustus 1941 het vuile werk op. De rol van de Letlanders beperkte zich aanvankelijk tot het oppakken van de joden – ze leefden in dezelfde stad, kenden elkaar, wisten waar ze woonden – en ze samendrijven in de voormalige vrouwengevangenis. De binnenplaats was veel te klein voor de massa, het werd een ware hel. Kinderen huilden, moeders probeerden te troosten, goed wetend wat hen allen te wachten stond. Letse politieleden Duitsers konden het geweeklaag en geschreeuw niet aan en sloegen er meedogenloos op los.
Ondertussen groef de Letse politie in de duinen van Šķēde (Shkede), 12 kilometers ten noorden van Liepāja, aan de Baltische zee, een honderd meter lange en drie meter diepe kuil.
Op zondag 14 december kreeg de Letse hulppolitie het bevel de dag daarop met de ‘executie’ te beginnen. Drie dagen lang reden vrachtwagens af en aan tussen gevangenis en duinen. Toen dat niet meer volstond, moesten heel wat uitgehongerde joden de 12 kilometer te voet afleggen in de barre winterkou.
In Šķēde werden de slachtoffers per twintig naar de duinen gedreven. Op een vijftigtal meter van de kloof moesten ze op hun buik op het bevroren zand gaan liggen. Dan moesten ze per tien rechtstaan, zich uitkleden, naar de kuil gaan, plaatsnemen op een richel bovenin, de rug naar de diepte. Aan de overkant van de kuil schouderden Letse daders het geweer. In de rug geschoten vielen de slachtoffers in de diepte. Wie voorwaarts viel, werd teruggeworpen door de wand. Wie bleef haperen, mogelijk niet morsdood was, kreeg een ‘genadeschot’ van een speciaal daarvoor aangeduide dader die het lijk vervolgens met een stok de diepte in duwde.
De daders kregen flessen schnaps en werkten in ploegen. Ze losten elkaar af na tien reeksen van tien slachtoffers. Dr. Fritz Dietrich, hoofd van de SS-politie van Liepāja, vermeldt in zijn rapport 2.749 ‘geëvacueerde’ joden. Op 23 december dankte hij zijn manschappen en ze kregen met het oog op Kerstmis drie dagen verlof. Van de in totaal circa 7.000 joden die Liepāja voor de oorlog telde, overleefde minder dan tweehonderd de verschrikking.
De foto’s zeggen niet met welke willekeur, welke graad van voyeurisme, sadisme, walging, of onverschilligheid de bevelen gepaard gingen. De moordenaars verplichtten vrouwen en jonge meisjes ‘zich uit te kleden naast de vrouw die hen ter wereld bracht, naast de vrouw die ze het leven had geschonken, in zo’n barre winter dat vrouwen de armen voor de borst sloegen, niet om hun borsten te verbergen voor de blikken van de moordenaars, maar om zich tegen de kou te beschermen.’
Op de foto’s die op 15 december 1941 in Šķēde werden gemaakt staan alleen joodse slachtoffers en Letse daders. Duitsers kijken toe en fotograferen, maken zichtbaar wat ongezien had moeten blijven. Ze getuigen ondanks zichzelf, het zijn negatieve getuigen.
Publiek domein
In Liepāja werden 350 joodse vaklui (tijdelijk) gespaard om voor klusjes voor de Duitsers op te knappen. Een elektricien die een herstelling moest uitvoeren in het bureau van de SS-er die de foto’s in Šķēde had gemaakt, vond de negatieven, liet ze kopiëren, begroef ze in een metalen doos en overhandigde ze bij de bevrijding aan een Russische officier. Ze werden in Moskou onderzocht, slachtoffers werden geïdentificeerd, maar niet als jood. Tot Schoenberner ze ontdekte.
Fresco besluit dat op deze foto’s geen copyright mag rusten. Ze behoren tot het publiek domein, tot de mensheid in haar geheel, tot de geschiedenis.
Fresco’s historische en empathische analyse maakt de lezer deelgenoot van deze mensonterende gruwel. Wie na lectuur van haar boek de foto’s bekijkt, kan niet anders dan nadenken over de dood van joden (titel van haar boek), moet herdenken. Fresco heeft de slachtoffers ontworsteld aan genocidaire anonimiteit, aan totale dood. Hun namen zijn gekend9 maar Fresco geeft ze niet, dat wel doen zou betekenen dat je al diegenen wier identiteit niet meer vastgesteld kan worden in de steek laat.
Oekraïne
Wendy Lower besteedde tien jaar en veel subsidies aan haar onderzoek naar een foto van een slachtpartij die op 13 oktober 1941 in Miropol, Oekraïne werd gepleegd Fabian van Samang schreef er hier een prachtige maar onkritische bespreking over.
Toen Lower deze gruwelfoto toevallig in handen kreeg stond haar besluit meteen vast: de moordenaars identificeren omdat al te veel daders ongestraft waren weggekomen van de gruweldaden die ze gepleegd hadden.
Duidelijk werd dat de twee Oekraïense daders, vooraan rechts in beeld, al in 1985 in Oekraïne veroordeeld en terechtgesteld waren. Ook de Duitse daders, grenswachters, waren geïdentificeerd. Net als de Slowaakse fotograaf, die later bij het Slowaaks verzet ging. Lower noemt zijn levensgeschiedenis de meest verrassende bevinding van haar onderzoek. Belangrijker lijkt me dat ze de aandacht vestigt op het feit dat de vrouw die op het punt staat vermoord te worden, niet alleen een jongetje vasthoudt bij de pols (Lower: ‘bij de hand’) maar tevens een kleiner, ternauwernood zichtbaar kind probeert te beschermen, als het ware in haar schoot.
Met de natte vinger
Het ravijn houdt het midden tussen dagboek, verslag en poging tot geschiedschrijving. Het boek staat vol onnodige verhalen en niet ter zake doende details (de naam van haar chauffeur, een getuige die zijn stoel verschuift), uitweidingen, herhalingen, trivialiteiten en onwaarschijnlijkheden. Lower werkt de vele suggesties die ze doet niet uit, beantwoordt haar eigen vragen niet. Ze spreekt zichzelf ook meer dan eens tegen. Eerst heet het dat de slachtoffers in Miropol zich moesten uitkleden, enkele tientallen bladzijden later dat allen ‘gekleed waren toen ze begraven werden’. Daar voegt ze nog aan toe dat de slachtoffers op die manier ‘in een ecosysteem terechtkwamen’. Wat is hier de relevantie van? En was het meer of minder ecologisch geweest als ze naakt bedolven waren?
De slachtoffers staan, zoals Lower zelf vaststelt, ook niet aan een ravijn maar aan een diep put die door Oekraïners werd gegraven. Lower doet er vele ongeloofwaardige bladzijden over om de jongen op de foto te identificeren, geeft hem een naam en een familie, om dan bladzijden lang vast te stellen dat hij het niet kan zijn.
Lower haalt citaten aan zonder bronvermelding, plaatst andere citaten in een verkeerd verband en schrijft aan sommige studies toe wat er niet in te vinden is. Ze beweert bijvoorbeeld dat de gerenommeerde historicus Christopher Browning in Collected memories tests heeft ontwikkeld ‘voor logica en geloofwaardigheid van leugenachtige verklaringen’ van daders. Daar is niets van aan. Browning zet in dit voortreffelijk werk wel uiteen hoe hij een studie over een onbekend dwangarbeidskamp in Polen (Starachowice), waarover geen andere bronnen bestaan dan getuigenissen van overlevenden, tot een goed einde denkt te brengen en ondertussen ook gerealiseerd heeft.
Het ravijn is een aanfluiting van geschiedschrijving. Om de haverklap het begrip Holocaust gebruiken (Fresco doet dat niet één keer) volstaat niet, hoe geheiligd dit verkeerde begrip ondertussen ook moge zijn. Bij nazicht van het origineel blijkt op de koop toe dat de vertaling in het Nederlands slecht, onbetrouwbaar, soms onverstaanbaar is. Het lijkt wel of er af en toe een computerprogramma op werd losgelaten.
Gruwelbeelden
Die oktoberdag in Miropol maakte de fotograaf minstens vijf foto’s (alle in het boek opgenomen). Twee beelden van twee andere vrouwen, met hoofddoek en davidster, die aan de rand van dezelfde kuil door een Duitser met een geweer worden afgeschoten. Verder een foto van de met lijken gevulde put en een al even onduidelijke foto van joden die zich onderweg naar de ‘executie’plaats verzet hebben en ter plekke werden afgemaakt.
De door Lower bestudeerde foto werd zowel in het Amerikaans origineel als in de Nederlandse vertaling zo onvolkomen afgedrukt dat veel details die Lower beweert te zien niet na te kijken zijn. Bij digitale uitvergroting van het beeld blijkt dat haar beweringen van flink wat fantasie getuigen.
‘Een Duitser, in een gestreken jasje en rijbroek, en de Oekraïner achter hem, in een wollen Rode Leger-jas, hebben net de trekker overgehaald’; ‘De vrouw is stervende, door de kogel in haar hoofd. Ze trekt de jongen, die nog altijd leeft, met haar mee het graf in.’
Dat de vrouw vermoord zal worden, lijdt geen twijfel, maar op dit beeld sterft ze niet. Niets wijst erop dat het fatale schot al gelost is. De kruitdamp is vermoedelijk afkomstig van voordien geloste schoten (de wolk is ook al een eindje verwijderd van de wapenlopen). Voor de daders was het seriewerk. De vrouw staat met licht gebogen knieën in evenwicht, ze valt niet, maar ontfermt zich over de kinderen. Ze trekt de jongen niet het graf in (al moet dat na het schot gebeurd zijn), integendeel, ze verhindert zijn vallen.
Volgens Lower zijn de gezichten van de moordenaars vertrokken. Grijnzende gezichten, schrijft ze, die we onder de loep moeten nemen ‘net als de krachten achter de antisemitische haatgevoelens die tevoorschijn komen uit de lopen van hun geweren en pistolen’ (sic). Volgens haar ‘raken de daders de vrouw aan met hun handen en met de punt van hun geweren’. Dat is optisch bedrog, een gevolg van de tweedimensionaliteit van foto’s. De Duitse grensbewaker raakt de vrouw niet aan, achter het hoofd van de vrouw zit zijn op haar gericht geweer of pistool, een wapen dat Lower niet vermeldt, terwijl ze elders in haar boek een getuige aanhaalt die zegt dat ‘De [Oekraïnse] politiemensen met geweren schoten, Z [de Duitse grensbewaker] met een pistool.’
Van de twee andere in het boek opgenomen foto’s kun je zo goed als niets maken.
‘Joodse slachtoffers in het massagraf’ schrijft Lower, eraan toevoegend ‘We kunnen zien dat de slachtoffers voornamelijk uit (geklede) vrouwen en kinderen bestonden’. De slachtoffers waren ongetwijfeld vrouwen en kinderen, maar op deze afdruk is dat met geen mogelijkheid te zien.10
Familiacaust
Lower beweert ontdekt te hebben dat de familie een centrale rol speelt ‘in het fenomeen genocide’. Met familie doelt ze blijkbaar op vrouwen en (hun?) kinderen. Hun liquidatie noemt ze het ‘moment suprême’ van de genocide. Hoogtepunt? Dieptepunt lijkt me een betere vertaling van ‘genocide at its extreme’. Moeders samen met hun kinderen doden is volgens deze historica ‘het ultieme kwaad’. De vrouw met kinderen op de foto wordt dan een ‘madonna-achtige moeder en kind’. Misschien, voegt Lower er nog aan toe,…
‘…was het de bedoeling dat de foto de ondergang van het jodendom, als matrilineair ‘ras’ in Europa vastlegde’.
Het beeld bevat volgens haar ‘het zintuiglijke, het op waarheid berustende, het esthetische en het bewijsvoerende element … men zou zelfs kunnen zeggen dat hij ook het pornografische element bevat, want de camera richt zich, net als de Duitse en Oekraïense geweren, op vrouw en kind.’ (mijn cursivering). Lower werkt haar uitweiding over de familie als belangrijke factor in de racistische ideologie van de nazi’s niet uit, ook al zou dat volgens de Nederlandse ondertitel van het boek (en het commentaar achterop) de verborgen werkelijkheid zijn van de Holocaust.
Alziend oog
Mensen willen iets met eigen ogen zien of, als dat niet kan, er toch een beeld van hebben. Talen zitten vol uitdrukkingen die verwijzen naar de overtuigingskracht van beelden. Met het succes en de verspreiding van de fotografie raakte men ervan overtuigd dat één beeld meer zegt dan duizend woorden.11
Desalniettemin wordt in geschiedkundige werken veelal weinig zorg besteed aan deze blijkbaar zo overtuigende bronnen. Wat volgens auteurs op een foto te zien is, blijft voor de lezer doorgaans verborgen omdat de foto’s te klein en in slechte kwaliteit afgebeeld worden.
Ook de prachtige studie van Nadine Fresco schiet op dit vlak te kort. Behalve op het omslag van haar boek zijn de beelden onvoldoende scherp en te klein. Eén van de acht foto’s die ze heeft opgenomen is onvolledig. Sommige andere beelden die ze bespreekt, werden niet eens opgenomen in het boek.
Bij een foto van Duitse joden die op 10 december 1941 samengedreven werden om naar Riga, Letland gedeporteerd te worden, schrijft Fresco dat…
‘De hoge kwaliteit van de foto, de focus en het licht erop wijzen dat de fotograaf een professionele lamp gebruikt moet hebben, afgesteld op de juiste hoogte, waardoor alle details van de gezichten, de jassen die ze dragen of over de arm hebben liggen, de textuur van de tas die het kind draagt en de metalen schijn van de fles die eruit steekt – allemaal goed waarneembaar is’.
Oordeel zelf over deze uit haar boek in de hoogst mogelijke resolutie gescande foto.12
Coda
Veel is er niet veranderd. Mensen worden nog steeds ontmenselijkt, misdaden tegen de menselijkheid nog steeds gepleegd. We kijken als negatieve getuigen heel even toe en gaan vervolgens weer over tot onze orde van de dag.
Ook interessant: De Holocaust, uitroeiing van de Europese Joden door de nazi’s
1 – In feite Auschwitz-II, Birkenau; Auschwitz-I was geen uitroeiings- maar een concentratiekamp.
2 – Voordat een groep Duitse politiemannen op 12 en 13 juli 1941 in Bialystok (Polen) meer dan 3000 joodse mannen afslachtten, zei hun commandant onder meer dat ‘de indrukken van de dag moesten worden uitgewist door sociale activiteiten ’s avonds’. In Het ravijn vertaalt Lower dit als ‘gezellige avondjes’. In het Duitse bevel staat Kameradschaftsabenden.
3 – Begin juli 1941 schreef een Duitse soldaat vanuit Tarnopol aan zijn ouders dat ze al rond de duizend joden ‘naar het hiernamaals hadden gestuurd, nog altijd veel te weinig voor wat ze gedaan hebben.’ Hij smeekte zijn ouders dit bekend te maken en voegde eraan toe dat ‘mocht er nog twijfel bestaan, we foto’s zullen meebrengen.’
4 – De boycot was een reactie op de Amerikaanse boycot van Duitse producten. De nazi-boycot was geen succes, 1 april viel dat jaar op een zaterdag en op sabbat zijn joodse zaken dicht.
5 – Reinhard Wiener, Juden Exekution in Libau 1941 -https://www.youtube.com/watch?v=mroRsZ5ygUY, https://encyclopedia.ushmm.org/content/fr/film/einsatzgruppen-mobile-killing-units.
6 – Pratique de l’Histoire et Dévoiements Négationnistes, https://phdn.org/histgen/einsatzgruppen-shoah-par-balles/Liepāja-skede.html
7 – Tienduizenden werden toen ook weggevoerd uit alle Baltische staten, Polen en Moldavië.
8 – Op de filmbeelden die Wiener eind juli 1941 maakte, worden inderdaad alleen mannen afgeslacht.
9 – Alle foto’s en de meeste namen, voorzien van gedetailleerd commentaar, zijn te vinden op Pratique de l’Histoire et Dévoiements Négationnistes, meer bepaald https://phdn.org/histgen/einsatzgruppen-shoah-par-balles/Liepāja-skede.html en ook op: http://www.Liepājajews.org/Šķēde_web/index.html; https://www.bild.bundesarchiv.de/dba/de/search/?yearfrom=&yearto=&query=Libau+1941&page=2; https://photos.yadvashem.org/index.html?language=en&advancedSearch=true&cam_value=Karl_Emil_Strott&cam_type=literal
10 – De Nederlandse uitgever die me de foto bezorgde, zegt dat ze van de Amerikaanse uitgever geen betere kreeg.
11 – Dat is feitelijk onjuist. Foto’s zijn niet eenduidig, maar multi-interpretabel. Beelden kunnen niet zonder commentaar. Onderschriften duiden, interpreteren, misleiden soms. Zie hierover o.m. Gie van den Berghe – Kijken zonder zien. Omgaan met historische foto’s, Kalmthout, 2011 http://www.serendib.be/boeken/kzzboek en Beeldvormende beeldvervorming http://www.serendib.be/artikels/beeldvormendebeeldvervorming.htm
12 – De foto is heel wat duidelijker te vinden op https://encyclopedia.ushmm.org/content/en/photo/deportation-of-jews-from-germany-to-riga-1
Besproken en geraadpleegde boeken
– Fresco, Nadine – On the death of Jews. Photographs and history, NewYork/Oxford, Berghahn & United States Holocaust Memorial Museum, 2021, 104 blz, vertaald uit het Frans door Sarah Clift + woord vooraf van Dorota Glowacka, 23 blz.
– Lower, Wendy – Het ravijn. Een foto, een gezin, en de verborgen werkelijkheid van de Holocaust, Amsterdam, Unieboek/Het Spectrum, 2021, 264 p. – vertaling George Pape
– The ravine. A family, a photograph, a Holocaust massacre revealed, Houghton Mifflin Harcourt
– Browning, Christopher R. – Collected memories. Holocaust history and postwar testimony, Wisconsin, UP Wisconsin, 2003
– Remembering Survival. Inside a nazi slave-labor camp, New York/London, Norton, 2010
– Hesse, Klaus & Springer, Philipp – Vor aller Augen. Fotodokumente des nationalsozialistischen Terrors in der Provinz, Berlin/Essen, Stiftung Topographie des Terrors/Reinhard Rürup, 2002