Boeren moesten in de negentiende eeuw voldoen aan tegenstrijdige ideaalbeelden: én authentieke Nederlandse tradities in stand houden én moderniseren om nuttig te zijn voor het vaderland. Dat blijkt uit onderzoek van literatuurwetenschapper Anneloek Scholten, die op 14 januari haar proefschrift verdedigt aan de Radboud Universiteit. ‘Regioliteratuur laat zien dat het stereotype authentieke platteland helemaal niet bestaat: er zijn altijd buitenlandse invloeden.’
Tegenwoordig nemen veel recensenten regionale literatuur niet zo serieus, ziet Scholten. Daarom is er weinig onderzoek naar gedaan. ‘Boeken over het platteland die wél heel goed ontvangen worden, zoals De Beesten van Gijs Wilbrink, worden niet gezien als regionale literatuur. Recensenten schrijven dan bijvoorbeeld dat je de roman tekortdoet door het “Achterhoeks”‘ te noemen.’
In de negentiende eeuw was dat anders. Recensenten vonden de regio vaak ‘achterlijk’, maar namen de teksten wel degelijk serieus. Ze prijzen teksten waarin volgens hen een authentiek beeld neergezet wordt. Het negatieve beeld van het genre is later ontstaan omdat opvattingen over wat literatuur is of moet zijn, zijn verschoven.
Authentiek platteland
De literatuurwetenschapper dook voor haar promotieonderzoek in de regionale literatuur tussen 1843 en 1919. In die periode kregen lokale verhalen een steeds prominentere plek, vertelt ze. ‘Dorpsvertellingen werden steeds populairder. Ze waren in het begin deels bedoeld om Nederlanders kennis te laten maken met andere regio’s om een gevoel van nationale gemeenschap te creëren: zodat je als stedeling ook kon lezen hoe het er op het platteland in Drenthe aan toe ging.’
Ook was dit soort literatuur vaak een reactie op de verstedelijking en de snelle industrialisatie. In zulke boeken werd het platteland vaak voorgesteld als ‘kern van het vaderland’ waar de authentieke Hollandse levenswijze en waarden nog bestonden. Schrijvers uitten soms kritiek op de steden, die volgens hen te veel gericht waren op Europa. Zo klaagt een schrijver over het feit dat je in Amsterdamse hotels vaak in het Frans werd aangesproken.
Veel verhalen waren dan ook kritisch op boeren die naar de stad of het buitenland verhuisden. Scholten: ‘Er was een duidelijk anti-emigratiesentiment, best opvallend, aangezien er nu juist meer kritiek is op immigratie. Dat was toen minder. In de negentiende eeuw werd bijvoorbeeld geschreven over Franse vluchtelingen die voorname families werden in de streek.’ Toch werd het platteland in boeken ook vaak negatief verbeeld, als achterlijk en onbeschaafd. ‘Veel schrijvers vonden dat boeren moesten moderniseren om genoeg te blijven produceren voor het vaderland.’
De regio en de rest van de wereld
Regionale literatuur laat volgens de onderzoeker zien dat de streek veel meer verbonden was met de rest van het land en met het buitenland dan vaak gedacht wordt. ‘Regionale identiteit wordt sterk gevormd door invloeden van buitenaf. Dat zie je bijvoorbeeld aan de mode in Marken in de negentiende eeuw, die een belangrijke rol speelde in dorpsverhalen: dat kostuum kwam oorspronkelijk uit Spanje en was door handel in Marken terechtgekomen.’ Auteurs lieten zich zelfs inspireren door buitenlandse schrijvers en sommige lokale Nederlandse teksten werden vertaald naar het Duits, Frans of Engels.
Ook daarin ziet Scholten parallellen met de actualiteit. ‘Ook nu wordt een bepaald beeld van het platteland neergezet, niet alleen in boeken, maar ook bijvoorbeeld op tv. Het boerenleven wordt vaak voorgesteld als een idyllisch bestaan in familiebedrijven die ons land van voedsel voorzien. Dat een groot deel van de landbouwproductie juist voor de export is, wordt niet altijd benadrukt, ook niet in de politiek. Net als in de negentiende eeuw neemt globalisering in deze tijd snel toe en dan groeit de interesse in de regio. Maar die regio is altijd veel meer verbonden geweest met de rest van de wereld dan sommige verhalen ons willen doen geloven.’