Nur ad-Din (1118-1174) – Strateeg en potentaat

Atabeg van Syrië
3 minuten leestijd
Koepels van het madrasa-complex van Nur al-Din Mahmud in Damascus, zijn laatste rustplaats
Koepels van het madrasa-complex van Nur al-Din Mahmud in Damascus, zijn laatste rustplaats (CC BY-SA 3.0 - Tekisch - wiki)

Nur ad-Din heerste van 1146 tot aan zijn dood in 1174 over Syrië en grote delen van het Midden-Oosten. Zijn regeerperiode werd gekenmerkt door zijn streven om alle moslimstaten tussen Eufraat en Nijl onder zijn gezag te verenigen in een gemeenschappelijk front tegen de kruisvaarders.

Een kijk op wat voorafging

Afbeelding van Nur ad-Din in een middeleeuws manuscript (1232-1261)
Afbeelding van Nur ad-Din in een middeleeuws manuscript (1232-1261)
Nur ad-Din werd op 11 februari 1118 als tweede zoon van Imad ad-Din geboren te Mosul, een stad in het huidige Irak die destijds echter deel uitmaakte van het Seltsjoekse Rijk. Zijn vader regeerde namens de Seltsjoeken als atabeg, een Turkse titel die zoveel betekent als gouverneur, over Mosul en het in Noord-Syrië gelegen Aleppo van waaruit hij In 1144 het kruisvaardersbolwerk Edessa, het huidige Sanliurfa in Turkije, wist te veroveren. Bij diens dood in 1146 eigende zijn oudste zoon Saif zich Mosul en de omliggende gebieden toe, terwijl Nur ad-Din de nieuwe atabeg werd van Aleppo en Edessa.

Nur ad-Din’s queeste naar macht

Als nieuwe atabeg zette Nur ad-Din de territoriale expansiepolitiek van zijn vader voort en veroverde binnen een jaar vrijwel alle forten in het noorden van Syrië die nog in handen waren van de kruisvaarders. Even leken de krijgskansen voor Nur ad-Din te keren toen in 1148, als gevolg van een oproep van paus Eugenius III, een kruisvaardersleger onder leiding van de Franse koning Lodewijk VII en de Duitse vorst Konrad III van Hohenstaufen Syrië binnenviel om Edessa te heroveren. Het christelijk kruisvaardersleger was echter danig verzwakt door de vele gevechten die het onderweg met de Seltsjoeken had moeten leveren en vormde nog nauwelijks een bedreiging. De hele campagne draaide uiteindelijk voor de poorten van Damascus uit op een verpletterende nederlaag voor de kruisvaarders en versterkte Nur ad-Din’s machtspositie in de regio. Toen bovendien het jaar daarop zijn oudere broer Saif onverwachts kwam te overlijden, verwierf hij de controle over Mosul waardoor hij zijn macht nog verder uitbreidde. Kort daarna versloeg hij in de Slag bij Imab de troepen van Raymond van Poitiers (ca. 1099-1149) en annexeerde daarmee een groot deel van het vorstendom Antiochië.

In 1154 wist Nur ad-Din zich meester te maken van Damascus door er de laatste emir van de Burid dynastie te verdrijven. Kort daarna rukte hij met een indrukwekkende strijdmacht op naar Barnyas waar hij de kruisvaardersburcht van de Tempeliers belegerde en hun grootmeester Bertrand de Blanchefort (ca. 1109-1169) na een klinkende overwinning gevangen nam en liet opsluiten in de Citadel van Aleppo. Blanchefort zou er tot begin 1160 gevangen zitten alvorens vrijgelaten te worden als onderdeel van een vredesakkoord dat Nur ad-Din afsloot met de Byzantijnse keizer Manuel I Komnenos (1120-1180).

Nu Nur ad-Din geen militaire inmenging meer te vrezen had vanuit Byzantium richtte hij zijn aandacht op Egypte dat door de kaliefen van de Fatimiden-dynastie werd geregeerd. Nur ad-Din’s eerste pogingen om Egypte in te lijven werden echter afgeslagen door Amalric I (1136-1174), de koning van Jeruzalem die de toenemende territoriale expansiepolitiek van Nur ad-Din als een gevaar voor de regio beschouwde. Geruime tijd lukte het dan ook geen van beide strijdende partijen de bovenhand te halen. Wat Nur ad-Din echter niet wist was dat Amalric ondertussen in het grootste geheim onderhandelingen had aangeknoopt en een bondgenootschap had afgesloten met de Byzantijnse keizer om zelf met een gezamenlijk kruisvaardersleger Egypte binnen te vallen en zo hun beider positie in de Levant te versterken. Amalric’s opzet mislukte echter en na enkele smadelijke nederlagen moest het kruisvaardersleger zich uit Egypte terugtrekken. Hiermee kwam in 1169 voor Nur ad-Din’s militaire commandant Muhammad ibn Shirkuh de weg vrij te liggen om Caïro in te nemen.

Het verdere verhaal

Tombe van Nur ad-Din
Tombe van Nur ad-Din (CC BY-SA 3.0 – يامن صندوق – wiki)
In het voorjaar van 1174 maakte Nur ad-Din zich klaar om Amalric in Jeruzalem aan te vallen toen hij de vijftiende mei op 56-jarige leeftijd plots kwam te overlijden aan de gevolgen van een etterend keelabces. De man die tijdens zijn leven grote delen van het Midden-Oosten onder één banier had weten te verenigen, kreeg aanvankelijk zijn laatste rustplaats in de Citadel van Damascus maar werd later herbegraven in een naar hem vernoemde Madrassa binnen de oude stadsmuren.

Nur ad-Din’s minderjarige zoon en rechtmatige opvolger, As-Salih Ismail al-Malik, verkoos uit vrees voor een aanslag op zijn leven naar Aleppo te vluchten waar hij enkele jaren later, nauwelijks 18 jaar oud, in onduidelijke omstandigheden overleed.

Ook interessant: De Kruistochten – Samenvatting, tijdlijn, gevolgen

Gepassioneerd door vreemde culturen en de geschiedenis van het vroege neolithicum tot aan onze moderne tijden schreef Rudi Schrever verscheidene jaren op regelmatige basis artikelen voor Historiek.net en andere gespecialiseerde vakbladen.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×