In 1581 scheidden de Noordelijke Nederlanden zich af van Spanje. Filips II werd afgezet; de Republiek der Verenigde Nederlanden bepaalde voortaan zelfstandig haar eigen beleid. De meeste historici zien dat als het begin van onze onafhankelijkheid, die leidde tot de huidige welvarende natiestaat. Behalve de virologen. Want het besluit was de pest voor de pestbestrijding.
De pest was een infectieziekte die van de veertiende tot en met de negentiende eeuw in Europa dood en verderf zou zaaien. Dat de ziekte werd veroorzaakt door de bacterie Yersinia pestis, ook wel bekend als pestbacil, werd pas in 1894 geconstateerd. In de katholieke landen – Spanje, ItaliĂ«, en ook de Zuidelijke Nederlanden – bestond vrij algemeen overeenstemming over de hypothese dat de pest ‘van buiten’ kwam en dus moest worden tegengehouden.
“Een goede inlichtingendienst hield er nauwlettend in de gaten of er onraad dreigde. (…) Zodra de Brusselaars bijvoorbeeld hoorden dat in een Hollandse stad pest heerste, verboden ze mensen uit die plaats categorisch de toegang.”
In het noorden leefde de idee van de gesel Gods. Vooral veel protestanten geloofden dat God de pest als blijk van Zijn gerechtvaardigde toorn naar de wereld zond. De pest was ‘straf voor de zonde’. Pas in de jaren zestig van de zeventiende eeuw draaide de opinie via de idee dat materiĂ«le smetstoffen de pest veroorzaakten tot de conclusie dat de pest buiten de poorten moest worden gehouden. Na 1666 is in de Nederlanden pest niet meer voorgekomen.
Per imperatief plakkaat
De medische publicist prof. dr. A.H.M. Kerkhoff, ‘Toon’ blijkens een interview in de Volkskrant, zal niet hebben vermoed dat hij met een hoogst actueel boek bezig was toen hij werkte aan ’Per imperatief plakkaat – Overheid en pestbestrijding in de Republiek der Verenigde Nederlanden’, waarin hij bijzonder nauwkeurig beschrijft hoe overheid en zakenwereld in ons land tegenover elkaar stonden op het gebied van de pestbestrijding.
Hij had niet de bedoeling er een gemakkelijk verkoopbaar commercieel boek van te maken. ‘Per imperatief plakkaat’, Per bindend bevelschrift, lijkt geen titel die automatisch leidt tot een run op de boekwinkel, al heeft het boek een intrigerende omslag: met een afbeelding van de pest van Jan Luyken en een weergave van een oude pestordonnantie (Google Books). Kerkhoff beperkt zich bovendien tot de pest; een pandemie als de Spaanse griep (1918-1920) blijft buiten beschouwing. Hij kon niet vermoeden dat, onmiddellijk na publicatie van zijn boek, het Coronavirus de complete wereld lam zou leggen.
Het is ook geen gemakkelijk boek. Het is raadzaam een woordenboek bij de hand te hebben als de auteur het heeft over contagionistische vooronderstellingen en maatregelen in de curatieve en palliatieve sfeer, wat overigens wel helder wordt uitgelegd, maar net niet wanneer het intrigerend is (of geldt dat alleen voor mij?). Ook dat wijst er op dat Kerkhoff allerminst beoogde om een boek voor ‘het grote publiek’ te schrijven, maar alleen, en zeer gedetailleerd, duidelijk wilde maken hoe het overheidsbeleid van de Nederlanden stapje voor stapje werd bijgesteld. De onzekerheden waarmee plotseling bedreigingen als de pest vier eeuwen geleden werden ontvangen zijn volstrekt te vergelijken met de tegenstrijdigheden waarmee de overheid vandaag probeert Covid-19 onder bedwang te krijgen: met bindende voorschriften.
Tegenstrijdige belangen
Kerkhoff constateert dat de pestbestrijding ‘tot nu toe’ aan de publicitaire aandacht was ontsnapt. Het was bijna onmogelijk de epidemische ziekte te voorkomen. De behoedzame stedeling kon zijn besmettelijke buurman niet verbieden de straat op te gaan. De overheden konden zich niet louter laten leiden door medisch-maatschappelijke denkbeelden.
“De ene burger kon vinden dat de overheid strenge quarantainemaatregelen moest nemen tegen de aanstormende besmetting, terwijl de andere zich daar fel tegen verzette omdat de maatregelen zijn handel verstierden en hem langs die weg heviger troffen dan de potentiĂ«le pest. (…) Wat het bestuur uiteindelijk deed was bijgevolg de resultante van overleg, van onderhandelingen en van touwtrekken tussen mensen die zich behalve door medisch-wetenschappelijke opvattingen lieten leiden door alle mogelijke morele, sociale en economische overwegingen en argumenten.”
In zijn boek gaat Kerkhoff zeer gedetailleerd in op de ontwikkeling van de gedachtevorming over de pest in binnen- en buitenland en de maatregelen die werden genomen om de ziekte te voorkomen. Duidelijk wordt dat ook de autoriteiten van vroeger handelden met 50 procent kennis om voor 100 procent maatregelen te nemen. Maatregelen die zowel veel overeenkomst vertonen met de discussie die nu tussen 17 miljoen virologen is ontstaan als een meewarige glimlach veroorzaken over de naĂ¯viteit waarmee de angstige bevolking de ziekte vroeger dacht te kunnen bestrijden.
Geen koploper
Volgens Kerkhoff was de Republiek tot op het laatst van de zeventiende eeuw ‘zeker geen koploper’ in de strijd tegen de ’haestige sieckte’. Hij constateert dat Italiaanse stadstaten al in de vroege vijftiende eeuw constateerden dat de pest buiten de deur moest worden gehouden door isolatie van ziek geworden burgers, het afsluiten van handelswegen met goed georganiseerde blokkades en het stilleggen van het verkeer over land en zee.’
“Het is een intrigerend en raadselachtig feit waarom het in de Republiek tot het einde van de zeventiende eeuw duurde, aleer de overheid een dergelijk beleid omarmde en landelijk invoerde.”
Wel ‘herkent’ Kerkhoff vaderlandse automatismen:
“Velen zullen zich de discussies en debatten herinneren rond het soms alleszins aanvechtbare beleid van de Nederlandse regering in verband met de gekke koeienziekte in de jaren negentig van de vorige eeuw, de discussies rond de vogelgriep (H1N5-virus) en recentelijk nog rond de Q-koorts. Nog steeds gaat het bij de bestrijding van besmettelijke ziekten om een strijd tussen partijen met verschillende belangen die allemaal andere delen van de werkelijkheid naar voren brengen en die in een soort gewapend overleg allemaal proberen gelijk of in ieder geval hun zin te krijgen.”
Pestbestrijding
In de Oudheid en de Middeleeuwen werd pest meestal gezien als een straf van God. De ziekte werd veroorzaakt door kometen en andere hemellichamen die de lucht zouden bezoedelen. In de Renaissance ging men veronderstellen dat de pest een besmettelijke ziekte was die werd veroorzaakt door een smetstof die van mens tot mens overging en bijna altijd van buiten kwam. Die moest bestreden worden door alles wat de ziekte zou kunnen overbrengen consequent buiten de deur of stadspoorten te houden. Al in 1377 sloot de Italiaanse provincie Ragusa zijn wegen, poorten en havens voor alle verkeer.
De Nederlandse overheden keken langdurig liever weg. De Staten-Generaal en de gewestelijke besturen verzwegen liever dat er pest was geconstateerd en organiseerden al zeker geen cordons en quarantaines. Pas aan het eind van de zeventiende eeuw werd het roer omgegooid. Toen de pest in 1679 dreigde te worden geĂ¯mporteerd via Marokko besloot het landelijk gezag schepen uit SalĂ© te weren. Een systematisch anti-pestbeleid kwam pas van de grond toen in 1710 pest in de Baltische gebieden was uitgebroken.
Kerkhoff beschrijft de lokale pestbestrijding in de Republiek, de verschillende methoden van pestbestrijding en hij bespreekt de verschillen binnen Europa. Speciale aandacht krijgt de invloed van de kerken. De straffe Gods zou in de Nederlanden nog heel lang toonaangevend blijven, terwijl men elders in Europa allang tot de conclusie was gekomen dat het kwaad ‘van elders’ kwam.
Straffe Gods
Omdat de pest werd gezien als een straffe Gods was de bestrijding een kerkelijke aangelegenheid. De ziekte kon worden afgewend door tot bezinning komen, boete doen, bidden en afstand doen van kostbaarheden.
Er waren theologische discussies of een hulpverlener voor de pest op de vlucht mocht slaan. Luther vond dat iedereen mocht vluchten, behalve mensen met een dienend beroep. Volgens Calvijn kon een predikant niet tot hulp worden verplicht, omdat dat de zielszorg voor de hele gemeente in gevaar kon brengen. In de Nederlanden werd die strijd vorm gegeven door de Remonstranten, de ‘rekkelijken’, en de Contraremonstranten, de ‘preciezen’.
En omdat de katholieken door de Reformatie in het gedrang waren geraakt werd van ‘paapse’ oplossingen, zoals het aanbidden van Maria en de heiligen, geen heil meer verwacht.
Last van blokkades
Pas rond 1650 drong de ‘zuidelijke’ aanpak door tot de Nederlanden. Quarantaines en blokkades pasten niet bij de vaderlandse ondernemingsgeest en het rotsvast geloof in vrijhandel.
Maar de Republiek had wel last van de zuidelijke beschermende maatregelen. Kerkhoff citeert een klaagbrief van het gewest Utrecht uit 1664, toen grote delen van Nederland door een zware epidemie waren getroffen. De Spanjaarden weigerden toen nog langer schepen en goederen uit de Republiek toe te laten. De Utrechters protesteerden: het ging om een onterecht verspreid gerucht. Terwijl de ziekte in werkelijkheid ongenadig om zich heen sloeg protesteerden de Staten-Generaal bij de Spaanse ambassadeur tegen de onheuse bejegening.
Ook de Zeeuwen werden de dupe van de pestepidemie van 1663-1666, die een wijde verspreiding vond. Hoewel van de ziekte in Zeeland zelf geen sprake was werden verschillende Zeeuwse schepen elders aan de ketting gelegd. Als reactie namen de Zeeuwen quarantainemaatregelen jegens Holland. Antwerpen, dat schepen uit Amsterdam, Haarlem, Leiden en Utrecht ook de toegang had ontzegd, ging toen personen en goederen uit Zeeland weer toelaten, alleen met pas van de Spaanse ambassadeur of zijn secretaris.
‘Geruchten zo veel mogelijk tegenspreken’
De Staten-Generaal protesteerde: de Zeeuwen hadden zonder enig overleg maatregelen genomen die buiten hun competenties vielen. Kerkhoff citeert een historisch verslag van stadshistoricus Jan Wagenaar, dat duidelijk maakt dat geruchten over pest zo veel mogelijk de kop in moesten worden gedrukt: Ter wille van de handel hadden de Hoge Mogendheden bepaald dat geruchten over pest moesten worden tegengesproken. Aantijgingen in verband met pest dienden te worden weerlegd en tegen blokkades en quarantaines moest krachtig worden geprotesteerd.
Dat er, in ieder geval ook in Amsterdam, op dat moment pest heerste wordt duidelijk door zijn beschrijving dat een vaderlands oorlogsschip, dat lang voor Algiers had gelegen, daar de pest binnen had gebracht. Gevolg was een epidemie met 9752 doden. De pestepidemie teisterde een groot deel van Europa, terwijl Engeland in 1666 ook nog door een aaneenschakeling van andere rampen werd geteisterd.
‘De pest stuiten en verminderen’
De Staten van Holland stelden in 1664 een commissie in voor het uytvinden van middelen om de voortgang van de tegenwoordige pest te stuiten en te verminderen. Het uiteindelijke resultaat was een preadvies met voorschriften en aanbevelingen dat de internationale beleidslijn volgde, maar nog geen heil zag in embargo’s, blokkades, afsluitingen en quarantaine. Kerkhof citeert de 22 overeengekomen suggesties, waaronder:
- Arme mensen met pest moeten naar het publieke pesthuis.
- In de toekomst moet de hoge overheid buiten de stad barakken laten bouwen – nog voor de pest er is. Als de pest komt, kunnen daarin mensen worden ondergebracht. Wie dat niet wil wordt zo nodig in zijn eigen huis opgesloten.
- Gezonde mensen moeten een besmet huis verlaten. Daarna wordt in dat huis een nieuw te ontwikkelen parfum ter ontsmetting gebruikt.
- Rijken moeten ofwel de stad verlaten ofwel in separate delen van hun huis worden opgesloten.
- De straten moeten zorgvuldig schoon worden gehouden. Vuilnis op straat en ‘seepsap’ (= gier) zijn uit den boze.
- Wie ziek is of woont in een huis van een pestlijder mag niet naar markt, kerk, etc. en niet converseren met anderen. In noodgevallen mag hij uitgaan, met een witte stok.
- Na de dood van een bewoner moet het betreffende huis eerst een tijd gesloten blijven en daarna goed worden gereinigd.
- Doden mogen niet door buren, maar moeten door daartoe speciaal aangewezen lieden ten grave worden gedragen.
- Doodskisten dienen met pek waterdicht te worden gemaakt.
- Doden in een pesthuis moeten buiten de stad diep worden begraven om de gevolgen van ‘putrefractie’ [verrotting] tegen te gaan.
- Honden en katten moeten tijdens een pestperiode van straat worden gehaald, anders worden ze doodgeslagen.
- Bederfelijk fruit dient niet te worden gegeten.
De definitieve regels die voortvloeiden uit dit preadvies, dat overigens voor een groot deel voortborduurde op de imperatieve plakkaten die al eerder waren afgekondigd, zouden nog vele malen worden gewijzigd. Kerkhoff volgt de ontwikkelingen van dit pestbeleid nauwkeurig, aan de hand van de wijzigingen in steeds weer nieuwe imperatieve plakkaten.
Problemen met het buitenland
In veel landen drong het besef door dat de pestbrengende smetstof buitenshuis moest worden gehouden. Maar in de Republiek werd de pest alleen lokaal bestreden. Het principe van vrije doorgang van verkeer en vervoer botste echter met de belemmerende maatregelen in het buitenland waar om te beginnen de Zeeuwen zich gevoelig voor toonden. Uiteindelijk concludeerden ook de Staten van Holland dat de pest voortaan als een besmettelijke ziekte moest worden beschouwd. Over de te nemen maatregelen werd men het nog niet eens. Tot in 1679 een concrete pestaanval dreigde vanuit Marokko. Schepen uit dat land werden toen niet meer toegelaten. Volgens Kerkhoff was dat al revolutionair, omdat het in strijd was met de vrijhandel.
Een zware pestepidemie in de Baltische landen zorgde in 1709 voor de volgende stap. Toen werd een passensysteem ingevoerd. Alleen schepen met een schone pas (patento netto) mochten binnen lopen. De diplomatieke dienst werd ingeschakeld voor het regelen van de bijbehorende bureaucratie. De documenten arriveerden over land eerder dan de zwaar beladen schepen overzee, zodat een met de handel meegroeiend netwerk van residenten, ambassadeurs en consuls groeide om schippers bij aankomst op valsheid in geschrifte te kunnen controleren. Van pest verdachte zeelieden werden ondergebracht op afgedankte oorlogsbodems of in inderhaast opgetrokken barakken.
Not in my backyard
Kerkhoff constateert dat de kustbevolking, die in de zeventiende eeuw zo gelaten was geweest, zich in de achttiende eeuw heftig verzette tegen de opvang van zieke zeelieden. Het NIMBY-fenomeen bestond in de achttiende eeuw ook al.. De auteur veronderstelt dat de achttiende-eeuwers begrepen dat de ziekte voorkomen kon worden.
Ook speelde geldgebrek een rol. Aangetoond is dat ons land na de Vrede van Utrecht in 1713 weldra ten prooi viel aan financiële uitputting. De genomen maatregelen mochten niet veel kosten.
Feit is volgens Kerkhoff echter dat het Nederlandse pestbeleid het gestelde doel heeft bereikt. Pestepidemieën hebben zich, anders dan elders is (Oost-)Europa, na 1666 in de Republiek niet meer voorgedaan. De geleerden zijn het er overigens niet over eens waardoor dat kwam.
Pest definitief overwonnen
“Vaak wordt gehoord dat pest in Europa verdween doordat zich in de ziekmakende bacterie genetische veranderingen hadden voorgedaan. Andere theorieĂ«n houden in dat de dragers van de bacterie, luizen of vlooien, verdwenen of biologisch veranderd zijn. Dat zou op zijn beurt het gevolg kunnen zijn van ecologische veranderingen. (…) In dat kader wordt de Kleine IJstijd genoemd die Europa van de zeventiende tot de negentiende eeuw trof en die grote veranderingen in de natuur teweeg bracht. Uit sociologische hoek is wel geopperd dat verhoging van de algemene levensstandaard en de verbetering van de persoonlijke en publieke hygiĂ«ne de pest heeft teruggedrongen.”
Kerkhoff houdt het er op dat het ‘gewoon’ consequent tegenhouden van natuurlijke, van buiten komende contagia, geweest is dat de pest heeft teruggedrongen. Naast zijn uitvoerige beschrijving van de pestbestrijding in de Republiek bevat het boek nog negen informatieve bijlagen waarin diverse aspecten nader worden uitgewerkt.
Boek: Per imperatief plakkaat – A.H.M. Kerkhoff