Onder het bladerdak: tweeduizend jaar woudgeschiedenis

Wildernis als noodzaak
6 minuten leestijd
Hermannsdenkmal vanuit de lucht, gezien
Hermannsdenkmal vanuit de lucht, gezien van achteren – Dit monument in het Teutoburgerwoud, voltooid in 1875, herdenkt Arminius (Hermann), de Germaanse leider die in 9 n.Chr. een Romeins leger versloeg.

‘Waar is dat woud nou eigenlijk?’ Dit was de wat ongeduldige uitroep van Duitse activisten die rond 1982 kwamen helpen om het bos bij Amelisweerd te verdedigen tegen snode plannen om er een snelweg doorheen aan te leggen. ‘Wo ist denn der Wald?’ Voor de oosterburen waren de bomen aan de oostkant van Utrecht weliswaar belangrijk genoeg om in het geweer te komen, maar erg onder de indruk van dit ‘woudje’ waren ze niet. Nee, dan de Duitse wouden, daar kropen activisten in knoestige woudreuzen om de politie vanuit boomhutten te bestrijden.

De ‘woede om het woud’ in bijvoorbeeld Frankfurt om uitbreiding van de luchthaven te voorkomen was ook een machtsstrijd om een symbool. Wälder klinkt, als je het over je tong laat rollen, niet zo heel anders dan ‘walten’ en ‘Gewalt’ , heersen en geweld.

Geen misverstand, schrijver en germanist Jerker Spits (1977) schreef in zijn vorig jaar verschenen Onder het bladerdak. Tweeduizend jaar woudgeschiedenis niet alleen een boek over de enorme aantasting van bos en woud in onze tijd. Het belang van bossen, weet Spits, reikt dieper. “Van alle natuur spreekt het bos het meeste tot onze verbeelding. Het is nauw verbonden met onze angsten en verlangens. Het bos is een spiegelbeeld van onszelf”, schrijft hij in dit interessante boek.

Amelisweerd protest 2013
Een kind protesteert in 2013 in de bomen van landgoed Amelisweerd tegen de verbreding van Rijksweg A27 (CC0 – Maurits90 – wiki)

Roofbouw

Eerst dan maar over het ‘nut’. Bossen waren eeuwenlang cruciaal in wat in essentie een ‘houten tijdperk’ was: hout was dé brand- en bouwstof voor de economie. Met de groei van economieën nam de druk op de bossen toe. In de Middeleeuwen was de exploitatie ervan vaak relatief kleinschalig. Sommige bossen genoten de bescherming van de hoge adel die er ongestoord wilden jagen. In de elfde eeuw verjoeg Willem de Veroveraar de bevolking van tientallen dorpen uit zijn New Forest, zijn jachtparadijs.

Dat adellijke egoïsme had dus zo zijn ecologische voordelen. Hendrik VIII dacht er eeuwen later anders over: voor het bouwen van een serieuze vloot joeg de vorst zijn bossen over de kling. Alleen al het vlaggenschip van de Britse vloot kostte zeshonderd forse eiken. Anders dan in de jonge Republiek, waar hout uit het buitenland werd geïmporteerd wilde Engeland een vloot – ‘een houten muur’ van eigen bodem. Pas onder ‘onze’ Willem III begon ook Engeland hout te importeren.

De aantasting van de bossen had ook te maken met de immense behoefte aan energie. Hout was nodig als huisbrandstof, maar ook voor hoogovens en smederijen voor de productie van ijzerwerken. Ondernemers als John Winter zouden voor, tijdens en na de Cromwell-jaren midden zeventiende eeuw, een godsvermogen vergaren met de rigoureuze kap in de Engelse bossen. Dat leidde soms tot verzet, want het vellen van al die hectares bomen betekende dat gewone mensen verder moesten lopen om hout voor hun kachels te sprokkelen, hun varkens vet te mesten of huizen te bouwen. Pas toen later steenkool de plek van hout in begon te nemen gloorde er hoop voor de resterende bossen.

Ontbossing in het Amazonegebied
Ontbossing in het Amazonegebied, Maranhão, Brazilië, 2016 (CC BY 2.0 – Iabama – wiki)

Afkeer

Tijdens en na de Romantiek kwamen er nieuwe visies op het bos, opvattingen die misschien meer gemeen hebben met die van de demonstranten bij Amelisweerd en Frankfurt in de jaren 1980. Mensen als de Fransman Alexis de Tocqueville, de Amerikanen John Muir en David Henry Thoreau zagen hoe snel het oorspronkelijke landschap naar de knoppen ging. De Amerikaanse wouden verdwenen onder de bijlslagen van de houthakkers. Alexis de Tocqueville zag het gebeuren. Hij reisde aan het begin van de negentiende eeuw met een vriend door ontoegankelijk oerwoud in het noordwesten van de VS.

Tijdens het verkennen van deze bloeiende wildernis voel je alleen stille bewondering, zachte, melancholieke emotie en een vage afkeer van het beschaafde leven. Met een soort woest instinct doet het je pijn als je er aan denkt dat deze heerlijke eenzaamheid binnenkort volkomen anders zal zijn. Inderdaad, het blanke ras baant zich al een weg door de omliggende bossen en binnen een paar jaar zullen Europeanen de bossen hebben gekapt waarvan het beeld glinstert in het heldere water van het meer en zullen zij de dieren die de oevers bewonen, gedwongen hebben te vluchten naar nieuwe huizen in een andere wildernis. ‘Pagina 46

Identiteit

Bossen speelden ook een rol in identiteitsvorming, zoals in Duitsland. Daar hadden de inwoners van Germanië zich de Romeinen van het lijf weten te houden dankzij hun wouden en helden. Julius Caesar had een brug over de Rijn laten slaan en zijn legioenen laten oversteken en paraderen, maar hij had het niet gewaagd zijn mensen de wouden in te sturen. Dat de Romeinse generaal Varus in 9 na Christus een zware nederlaag leed in het Teutoburgerwoud maakte diepe indruk op de Romeinen en… veel later op de Duitsers.

Het boek van Tacitus over de Germanen werd vanaf de late vijftiende eeuw een totem voor zoekers naar de Duitse ziel. Arminius – of volgens Luther: Hermann – werd de Duitse held bij uitstek. Maar waar gebeurde het? Er zouden zevenhonderd (!) theorieën zijn over de locatie van de veldslag. Ook de Achterhoek dong vrolijk mee: de veldslag had plaatsgevonden in de omgeving van Varsseveld (veld van Varus), Harreveld (veld van Hermann) en Doetinchem (dode heem). De beste kaarten heeft tegenwoordig het niet ver van Osnabrück gelegen plaatsje Kalkriese met zijn Varusschlacht museum.

Uitzicht vanaf de Hohfelsen bij Seebach, Zwarte Woud
Uitzicht vanaf de Hohfelsen bij Seebach, Zwarte Woud. Dit schilderachtige landschap in Zuid-Duitsland maakt deel uit van het uitgestrekte Zwarte Woud, bekend om zijn dichte bossen én mythen. (CC BY-SA 4.0 – MWolf89 – wiki)

Het beeld van verdwaalde Romeinse legioenen die door de bomen het bos niet meer zagen en van de Duitse (boom)stammen die bezetting voorkwamen, deed het goed in de Romantiek. Was het land niet gered door het woud? Een zekere natuurmystiek was zichtbaar bij de Wandervogel, Duitse padvinders die rond 1900 in de bossen loutering en volwassenwording nastreefden. De nazi’s zagen Duitsers als ‘Waldvolk’ met wortels in het woud en construeerden een tegenstelling met het ontaarde stadsleven. Het bos als Duits oermilieu – zoals misschien de zee voor Nederland – speelde ook recenter een rol: in de paniek rond het ‘Waldsterben’ in de jaren tachtig toen met het bos ook een stukje Duitsland leek te sterven.

Sprookjes

Het bos is in sprookjes en legenden een plek waar je je kunt verliezen, maar jezelf ook kunt terugtrekken en hervinden. Het is een plek waar gevaar dreigt, omdat je je niet kunt oriënteren en overzicht mist, maar ook een plek om te schuilen. ‘Roodkapje’ speelt in een bos (gevaar), net als Robin Hood (schuilen in Sherwood), het wolfskind uit Zwolle wijst op totale vervreemding van de mens.

Roodkapje - Schilderij van Julius Sergius von Klever, 1908
Roodkapje – Schilderij van Julius Sergius von Klever, 1908

Het gros van de verhalen van de gebroeders Grimm speelt zich in het woud af. Hoe ongemakkelijk het leven in totale afhankelijkheid van de natuur is, blijkt uit antropologisch onderzoek naar het leven van de Yanomami-Indianen in het Amazonegebied. De helft van de mensen is er door gifslangen gebeten, om maar één ‘nadeel’ te noemen.

Spits verzamelde dus een bonte stoet verhalen over tweeduizend jaar woudgeschiedenis. Sommige klinken wel wat bekend, zoals Thoreaus’ jaren van afzondering in het bos, of de inzet van de Amerikaan John Muir voor de totstandkoming van nationale natuurparken.

Onder het bladerdak - Jerker Spits
 
Andere verrassen, zoals het mooie hoofdstuk over de Veluwe, dat je toch wel weer gerust een woud kunt noemen. De wedloop tussen stropers en wetshandhavers in het Imbosch en Deelerwoud krijgt er bizarre vormen: een van de stropers verzamelt een kwart miljoen kadavers in zijn landhuis. Soms gaat het verhaal dat zich in het bos afspeelt op de loop met de auteur. Zo gaat Spits bladzijden lang in op de veldslag in het Hürtgenwoud bij Aken, een van de bloedige veldslagen uit het laatste oorlogsjaar. Je kunt er nog altijd, net als in Verdun of Ieper, stuiten op oorlogsresten, maar dan van de Tweede Wereldoorlog.

Maar al met al zijn het vlot leesbare, informatieve verhalen over het bos in al zijn aantrekkelijke en soms verraderlijke vormen, over kaalslag en kansen, herbebossing en biodiversiteit. Met ‘vijftien inzichten over het bos’ besluit Spits zijn mooie en leerzame boek.

0
Reageren?x
×