Het bloedbad van Naarden (1572)

Ooggetuigenverslag slachting nu beter vertaald
9 minuten leestijd
Het bloedbad van Naarden, geïllustreerd door Jan Luyken
Het bloedbad van Naarden, geïllustreerd door Jan Luyken

Op 1 december 1572, vier jaar na het begin van de Tachtigjarige Oorlog, richtten Spaanse soldaten het Bloedbad van Naarden aan. Het was één van de grootste massamoorden in de Nederlandse geschiedenis, die aan ruim 800 mensen het leven kostte. De Nederlandse geschiedschrijver en humanist Lambertus Hortensius van Montfoort (ca. 1500-1574) uit Naarden overleefde het drama met veel geluk, maar hij zag met eigen ogen hoe zijn zoon Augustinus vermoord werd.

Heet van de naald schreef Lamberti Hortensii Montfortii op wat er allemaal gebeurd was, De origine et interitu oppidi Nerdae liber (versie 1866, Google Books); in het Latijn, de geheimtaal van de intellectuelen in zijn tijd.

Natuurlijk bleef ‘het gewone volk’ niet onkundig van het drama dat had plaatsgevonden. Eerst waren er de ooggetuigen, toen de overleveringen; later werden de gebeurtenissen in Nederlandse geschiedenisboeken samengevat, zoals door Jan Wagenaar in zijn Vaderlandsche historie, deel 6 (1770, Google Books, pag.403-408).

Boek Hortensius leek verloren

Lambertus Hortensius, kopergravure ca. 1575
Lambertus Hortensius, kopergravure ca. 1575
Het duurde 294 jaar, tot 1866, voordat het boek van Hortensius in het Nederlands verscheen. Het Latijnse manuscript leek verloren te zijn gegaan – ook Wagenaar haalt het niet aan als bron – en men had de hoop al opgegeven om het ooit weer terug te vinden. Halverwege de negentiende eeuw dook het echter op in de nalatenschap van C.F. van Maanen, minister van justitie van zowel koning Lodewijk Napoleon als de Nederlandse vorsten Willem I en Willem II en liefhebber van letterkunde, geschiedenis, wijsbegeerte en theologie. Het geschrift – met hiaten in de tekst – kwam in handen van Albertus Perk, notaris in Hilversum en kenner van de geschiedenis van het Gooi. Hij vond de 78-jarige emeritus-hoogleraar Petrus Hofman Peerlkamp (1786-1865), die in Hilversum woonde, bereid de teksten te verbeteren en de vertaling uit het Latijn op zich te nemen.

Nederlandse vertaling

In 1866 verscheen Hortensius over de opkomst en den ondergang van Naarden, met vertaling en aantekeningen van Prof. Peerlkamp en nalezingen en bijvoegsels van A. Perk (Google Books).

Daarin werd eerst de Latijnse versie van het boek van Hortensius afgedrukt, dan (vanaf pag. 55) de Nederlandse vertaling – met soms pagina’s lange toelichtende voetnoten en (na pag. 201), de ‘nalezingen’ van Perk. Dat waren postume correcties op de tekst van Peerlkamp, want die was een jaar eerder al overleden. Vanaf pag. 237 volgden dan nog een kleine tien ‘bijvoegselen’ over de regionale geschiedenis, waaronder een beschouwing over Naardens ondergang.

Het was, 149 jaar geleden, al geen boek om ‘lekker weg te lezen’; het negentiende-eeuwse Nederlands maakt dat nu nog minder aantrekkelijk.

Ongelukkige keuze

Titelblad van de eerste Nederlandse vertaling van het manuscript van Hortensius in 1866
Titelblad van de eerste Nederlandse vertaling van het manuscript van Hortensius in 1866
‘Of Peerlkamp zo’n gelukkige keuze was, kan worden betwijfeld’, stelt dr. W.A. Boekelman in 2015. Boekelman is de samensteller van een compleet nieuwe vertaling van het verhaal van Hortensius.

“Hij [Peerlkamp] was tot 1848 hoogleraar in de oude letterkunde en algemene geschiedenis in Leiden geweest en hij had naam gemaakt door zijn tekstveranderingen van Horatius, maar deze waren zo volkomen onjuist dat men volgens zijn biograaf heden ten dage zijn naam meestal slechts met een glimlach noemt.”

Welke biograaf dat is blijft onvermeld, maar volgens Boekelman ‘verbeterde hij nu Hortensius. Hij verving woorden en veranderde de volgorde van zinnen’. Boekelman heeft dan ook geen gebruik gemaakt van de vertaling van Peerlkamp, maar aan de hand van het originele manuscript, dat berust in het Rijksarchief van Noord-Holland, een compleet nieuwe vertaling samengesteld van het boek van Lambertus Hortensius van Montfoort: De ondergang van Naarden.

Onzekere tijden

De nieuwe vertaling maakt het verslag van Hortensius tot een goed geschreven, toegankelijk verhaal. Dat maakt ook duidelijk hoe ingewikkeld het leven was geworden in die eerste jaren van de Opstand sinds de Slag bij Heiligerlee in 1568. Nadat Alva op 1 april 1572 ‘zijn Bril verloor’ aan de Geuzen kwamen meer steden in opstand tegen de Spaanse koning Filips II en overhandigden hun sleutels aan de opstandelingen. Het ‘koninklijke leger’ sloeg onverbiddelijk terug en dat maakte 1572 tot een zeer bloedig jaar in de Nederlandse geschiedenis.

Hortensius maakt duidelijk hoe voorzichtig Naarden probeerde te laveren om de woelingen ongeschonden te overleven.

“Bij de eerste troebelen van de Geuzen, die bijna alle steden schokten, was vrijwel alleen Naarden rustig gebleven. Er vond in het geheel geen beeldenstorm plaats, er kwamen geen dwepers van buiten de stad, er werden geen beelden geschonden, geen schilderstukken aangeraakt of verwijderd. Tijdens de oogstfeesten, die op 30 augustus vielen, werden de kerk, die gesloten was, en het kerkhof door schutters bewaakt tegen elke aanval.”

Naarden bleef trouw aan Filips II en ging zelfs tot inning over van de gehate Tiende Penning die elders al tot onrust had geleid. De stad verhoogde zijn bewaking tegen onverhoedse invallen van de Geuzen, terwijl vanaf de Zuiderzee ook piraten de kust onveilig maakten, zodat de kanunniken van het klooster Oud Laren al naar Naarden waren gevlucht.

Bloedbad in Zutphen

‘Wreede moort tot Zutphen’; pamflet over de bloedige uitslag van de Spaanse inval in de Gelderse stad.
‘Wreede moort tot Zutphen’; pamflet over de bloedige uitslag van de Spaanse inval in de Gelderse stad.
Maar toen de graaf van Bossu, de door Alva aangestelde Spaanse stadhouder van Holland en Zeeland, met huifkarren van Amsterdam onderweg was naar Naarden, ging ‘het volk’ zich met de bewaking bemoeien en sloot de poorten zonder bevel van de overheid. De graaf reed om de stad heen, maar volgens Hortensius kwetste die afwijzing hem meer dan men zou denken. De Raad stuurde later een gezant om excuses aan te bieden. Die werden aanvaard en de graaf beloofde geen garnizoen te zullen sturen, als er tenminste geen Geuzen tot de stad werden toegelaten.

Hortensius vervolgt met een toen actueel overzicht van de wisselende stemmingen; een ingewikkeld verhaal over hoop en vrees, zorgen en groeiende tegenstellingen tussen de stedelingen die de onafhankelijke positie van de stad graag in wilden ruilen voor bescherming door de Geuzen of de troepen van het Spaanse leger. De climax kwam op 15 november, toen via de bevroren IJssel Zutphen werd overvallen door de Spanjaarden. Hortensius:

“Binnen korte tijd werd de stad ingenomen en door slachting en plundering op ellendige wijze verwoest, maar niet in brand gestoken. Allen die in staat waren om wapens te dragen werden tot de laatste man omgebracht, velen werden opgehangen. Maar zij vonden het niet genoeg om met barbaarse wreedheid te keer te gaan tegen mannen, ook jonge vrouwen beroofden zij van hun kleren en verkrachtten hen daarna.”

Daarna werd het afwachten tot de kennelijk onvermijdelijke confrontatie. Het had nut te weten waar de wind vandaan kwam.

“Bijna dagelijks stuurden zij een renbode naar de Veluwe om uit te zoeken in welke richting het koninklijke leger optrok. Nog steeds wilde men liever zich gewapend verzetten dan de stad overgeven. December naderde, intense kou en ijzig weer hadden alle wegen en stromen stijf bevroren.

Naderend onheil

Intussen had een garnizoen van de prins van Oranje zich voor de poorten van Naarden gemeld met een verzoek om voer voor hun paarden. De ruiters mochten binnenkomen; het voetvolk bleef buiten. Twee afgezanten werden uitgezonden om de Spaanse legerleiding de overgave aan te bieden. Ze werden niet ontvangen en naar Bussum ontboden. Graaf van Bossu vroeg hen daar of het garnizoen intussen was vertrokken; ze dachten van wel. Maar de baljuw van Gooiland, ook aanwezig, zette ze voor leugenaar: ‘Ze zijn nog steeds in de stad’. Dat klopte: ‘het volk’ weigerde ze te laten gaan en had de poorten van Naarden dichtgesmeerd met modder, zodat ze niet meer open konden.

Hortensius kondigt in zijn manuscript het naderende drama aan:

“Al degenen die in Naarden aankwamen en niet wisten wat hen boven het hoofd hing, zouden samen het jammerlijke en verschrikkelijke lot van de stedelingen delen. Zo onzeker zijn de wederwaardigheden van de mensheid, die het verstand, dat soms een voorgevoel heeft van naderend onheil, niet voorziet.”

Omsingeld

Op 30 november werden alle poorten van de stad omsingeld door de Spanjaarden. Een vaandrig, die provocerend op de muur met zijn vaandel zwaaide, werd direct doodgeschoten. Toen het leger tegen de avond zijn kamp opsloeg in Bussum paradeerden burgers en het garnizoen met vaandels en trommen op de muren alsof zij een overwinning hadden behaald.

Een afgezant die naar binnen wilde met de uitslag van zijn overleg met de Spanjaarden moest aan een touw over de muur worden gehesen. Die uitslag was zorgwekkend. De Raad besloot dat er bij dageraad zeven afgevaardigden met de sleutels zouden worden uitgezonden, omdat er geen enkele genade zou gelden als de stad met geweld zou worden ingenomen; een ruiter van het garnizoen mocht zich bij hen aansluiten omdat ook hij de bui zag hangen. Kolonel Romero, die de delegatie tegemoet was gereden, beloofde niet méér dan ‘Geef mij de sleutels van de poorten; daar zullen jullie meer horen over vrede en vergiffenis’. Het overleg werd bekrachtigd met een driedubbele handdruk.

De poort werd met veel moeite zover geopend dat 28 Spanjaarden één voor één naar binnen konden; later werden er nog 400 toegelaten. De argwanende stedelingen ontdooiden toen hartelijk handen werden geschud. Hortensius was niet gerustgesteld; hij luisterde hun gesprekken af.

“Ondertussen overlegden zij openlijk of zij de slachting willekeurig op straat zouden beginnen of dat zij allen bij elkaar zouden roepen.”

De beschrijving van de slachting in de vertaling uit 1866 van het manuscript van Hortensius.
De beschrijving van de slachting in de vertaling uit 1866 van het manuscript van Hortensius.

Spaanse valstrik

Een trommelslager deed de ronde en riep luidkeels om dat iedereen, burgers en garnizoen, naar het stadhuis [nu Het Spaanse Huis] moest komen om de vredesvoorwaarden te horen. Met de hoop op verzoening liet iedereen zich gemakkelijk overhalen, al bleef argwaan bestaan, omdat de Spanjaarden met allerlei wapentuig bij het stadhuis rondliepen en versterkingen over de uren heen in groten getale de stad binnenkwamen. Toen bleek dat de Spanjaarden een valstrik hadden uitgelegd:

“Het hoornsignaal, dat in de veldslag gewoonlijk voor de aanval wordt gegeven, leidde de slachting in. Op dit teken stortten zij [de Spanjaarden] zich onder luid geschreeuw met zwaarden, strijdhamers, dolken en pistolen op de opeengedrongen en ongewapende menigte, in totaal ongeveer zevenhonderd burgers. Er waren ongeveer vierhonderd binnen het stadhuis. Het geschreeuw van de moordenaars en hun slachtoffers was enorm, de stedelingen gilden en de anderen overstemden hen met hun gebrul.
Achter in het stadhuis stond een altaar. Degenen die achteraan stonden weken erheen, de voorste drongen hen terug uit vrees voor de slagen van de aanvallers.
Het geschreeuw was in de hele stad te horen. Enkelen die vanwege een voorgevoel van het onheil niet naar het stadhuis waren gegaan, vluchtten hierop uit hun huizen en stortten zich hals over kop van de muren.
De Spanjaarden in het stadhuis plunderden dadelijk de lijken en lieten die naakt achter, zij maakten halfdode en rochelende stervenden met bijlen af en stapelen de lijken op elkaar.

Het Spaanse Huis
Het Spaanse Huis

Moordlust

De Spanjaarden richtten een slachting aan
De Spanjaarden richtten een slachting aan
De Spaanse moordlust raakte niet bevredigd, blijkt uit het verhaal van Hortensius.

“Zij drongen overal in de stad binnen en gingen als dollemannen te keer tegen alle personen van het mannelijke geslacht, volwassen mannen, afgeleefde bejaarden, priesters, bedlegerige zieken en in het gasthuis kreupelen, lammen en doven. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen gewijde en profane plaatsen. (…) Sommigen werden onthoofd of met afgesneden neus op straat gegooid. (…) Door vier mannen werd de buik van een zwangere vrouw opengesneden, zij trokken de onvoldragen vrucht naar buiten en stopten die in de zak die aan haar zij hing. Zo erbarmelijk verminkt en gefolterd dat geen enkele hulp meer mogelijk was, scheidde zij uit het leven.”

Enkelen kochten hun leven door grote sommen geld te schenken; soms werden ze desondanks vermoord. Tientallen mensen hadden veiligheid gezocht in de toren en waren via de smalle wenteltrap naar boven geklommen. De Spanjaarden legden een grote hoop hooi aan de onderzijde en staken die in brand. Bovendien werd Naarden plotseling vanuit vier hoeken in brand gestoken. Later werden er, aldus Hortensius, achthonderd lijken geteld, ‘zonder degenen die onder het puin van de gebouwen en de kelders lagen mee te rekenen’.

Maar ook vermeldt hij dat vrouwen uit de naburige dorpen naar Naarden kwamen ‘om de geplunderde huisraad te kopen’, al barstten zij in tranen uit toen ze zagen hoe wreed er in hun buurdorp was huisgehouden.

Mes op de keel

Zelf overleefde Hortensius het geweld ternauwernood. Spanjaarden drongen zijn huis binnen waar hij naar was teruggekeerd, eisten geld en dreigden hem de keel af te snijden. Drie soldaten waren naar de zolder gegaan waar hij gevluchte kanunniken had ondergebracht. Zijn potentiële moordenaar wilde daar niets van missen en ging hen achterna. Daardoor kon Hortensius vluchten. Buiten werd hij opeens benaderd door vijf mannen in militair tenue, die zeiden: ‘Dat is de man voor wie wij komen’. Hij dacht dat zijn laatste uur nu echt geslagen had, maar het waren afgevaardigden van de graaf van Bossu, die gestuurd waren om hem te redden en veilig naar Bussum te brengen; hij kreeg zelfs de gelegenheid om een deel van zijn boekenschat mee te nemen. Zo kon hij nog even terug naar huis:

De ondergang van Naarden - Lambertus Hortensius van Montfoort
De ondergang van Naarden – Lambertus Hortensius van Montfoort
De ‘onbeschaafde Spaanse gasten’ daar, moe van het moorden, hadden zich intussen meester gemaakt van ‘de spijzen en dranken die in ruime mate aanwezig waren’. Ze moesten trouwens gauw weer verder, want nu was Haarlem aan de beurt.

“Zij stonden alleen maar op van tafel om te moorden en keerden dan terug om de onderbroken schranspartij te hervatten.”

Rond zijn huis waren vijf mensen gedood, en onder hen ‘één die mijn bloedverwant was’: zijn zoon Augustinus.

Het verslag van Hortensius wordt in ‘De ondergang van Naarden’ aangevuld met een bijdrage van Cok de Zwart over leven en werk van Hortensius, en een hedendaagse vertaling van ‘Naardens ondergang’; de bijlage die Perk anderhalve eeuw geleden toevoegde aan de vertaling van prof. Peerlkamp.

~ André Horlings

Boek: De ondergang van Naarden – Lambertus Hortensius van Montfoort

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

André Horlings (1945-2023) was journalist en van 'vlak na de oorlog', wat mogelijk zijn interesse voor onder meer de Tweede Wereldoorlog verklaarde. Schreef het boek Arnhem Spookstad en verzorgde de (eind)redactie voor een publicatie over het Duitse dwangarbeiderskamp Rees (1944-1945). Verzorgde in 2011 twee uitvoerig gedocumenteerde verhalen: Bruidegom achter prikkeldraad en Het drama van de SS Pavon. Bladerde graag in Google Books. Zie ook archief sinds 1995.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×