Van literair-historicus René van Stipriaan verscheen in 2021 de biografie De zwijger over het leven van Willem van Oranje. Daarvoor kreeg hij vorig jaar de Libris Geschiedenis Prijs en de Nederlandse Biografieprijs. Als aanvulling (of bijlage, of extraatje, of hoe je het noemen moet) heeft hij nu Het reisboek van Willem van Oranje gepubliceerd. Daarin beschrijft hij de vele reizen (en vooral veldtochten) die de vader des vaderlands in zijn niet zo heel lange leven heeft ondernomen.
De stamvader van de Oranje-dynastie had een rusteloze natuur. Hij werd in 1533 geboren in het Duitse Dillenburg, maar vanaf zijn elfde was hij vrijwel voortdurend op pad. Hij verbleef onder meer – meestal niet al te lang – in Breda, Brussel, Vlissingen, Antwerpen en Delft. In die laatste stad werd hij in 1584 door Balthasar Gerards doodgeschoten. In de tussentijd heeft hij zich vooral veel verplaatst, al dan niet oorlogvoerend.
Doorzettingsvermogen
In de zestiende eeuw was reizen iets volkomen anders dan tegenwoordig, maakt Van Stipriaan duidelijk. Het vergde niet alleen veel tijd, maar ook doorzettingsvermogen.
‘De wegen tussen de steden waren in heel Europa nauwelijks verhard, en veranderden bij slecht weer in moddersporen.’
Vervoer was er ook veel minder. Behalve paarden en schepen (als de reis via water kon) waren er geen transportmiddelen. Of het zou de benenwagen moeten zijn.
Toch volbracht De Zwijger voor die tijd enorme afstanden. Van Stipriaan schat dat hij in zijn leven zeker 100.000 kilometer heeft gereisd. Het tempo van iemand die onderweg was lag niet hoog. Gemiddeld bedroeg het circa 25 tot 30 kilometer per dag. Bewoog een leger zich voort (en dat zal bij de reizen van Van Oranje vaak het geval zijn geweest) dan was 15 tot 20 kilometer per dag meestal het hoogst haalbare.
De trage voortgang betekende dat een tocht van Breda naar Brussel (een traject van zo’n 100 kilometer dat De Zwijger geregeld ondernam) zo’n drie dagen kostte. Wie tegenwoordig met de auto gaat, is niet meer dan een uurtje kwijt.
Honger en dorst werd overigens niet geleden, in elk geval niet door de hogergeplaatsen. Het onderkomen in logementen mocht dan primitief zijn (zeker in hedendaagse ogen), in de zestiende eeuw kon de consumptie flink oplopen. Zo moest Van Oranje voor zijn gezelschap 2200 flessen wijn afrekenen voor een verblijf van enkele maanden in een Rotterdamse herberg.
Vanaf zijn jonge jaren was Willem zoals gezegd gereld op het slagveld te vinden. Een groot deel van Van Stipriaans boek gaat dan ook over de talrijke veldtochten waarbij hij betrokken was. Het boek biedt daardoor een soort minibiografie van de vader des vaderlands.
Schulden
Aan het slot geeft de auteur nog een overzicht van de steden en kastelen waar De Zwijger heeft gewoond, al dan niet met zijn gezin. Want tussen het oorlog voeren door vond hij nog tijd vier maal te trouwen. Hij werd ook voortdurend geplaagd door financiële problemen, omdat de opstand tegen Spanje enorm veel geld kostte. Het zoeken naar een oplossing hiervoor viel lang niet altijd mee. De schulden van Van Oranje liepen daardoor gigantisch op.
Overigens besteedt Van Stipriaan in zijn laatste hoofdstuk ook aandacht aan locaties waar de stadhouder nooit een voet heeft gezet, zoals in Spanje en het Franse prinsdom Orange. Veel van de beschreven steden en paleizen kun je ook nu nog bezoeken, al zijn de meeste ingrijpend veranderd. Het boek is rijk geïllustreerd en voorzien van een groot aantal historische kaarten. Een blik daarop laat zien dat Nederland er destijds heel anders uitzag dan tegenwoordig. Maar dat mag na een kleine vijfhonderd jaar geen verwondering wekken.