In het Arnhemse Museum Bronbeek is komend voorjaar de tentoonstelling ‘Het Poppenkind. Achter het gedek van Tjideng, Tangerang en Adek’ te zien. De expositie toont hoe Marianne de Jong als kind tijdens de Tweede Wereldoorlog overleefde in achtereenvolgens drie Japanse interneringskampen in Nederlands-Indië.
Marianne (Ankie) Sophia in ’t Anker-de Jong werd op 15 maart 1938 in Ukkel in België geboren. Haar ouders waren Joods en hadden de Nederlandse nationaliteit. Naar aanleiding van de ontwikkelingen in het Duitsland van Hitler zei haar vader: ‘We moeten hier weg uit België’. Via relaties kon hij een baan in Azië krijgen. Hij ging alleen. Moeder en Marianne Sophia volgden in maart 1939. Tot augustus 1941 bleef het gezin op het eiland Penang (Maleisië) wonen. Daarna verhuisden ze naar Batavia, de hoofdstad van het toenmalige Nederlands-Indië, op Java.
Op 1 maart 1942 begon de Japanse aanval op Java. Een week later volgde de capitulatie. Stap voor stap werd het dagelijks leven beperkt. Marianne Sophia moest van school af en kreeg les van haar moeder. De auto, huisraad en speelgoed werden door de Japanners in beslag genomen of bij het personeel ondergebracht. Ook de poes moest weg. Andere gezinnen werden gedwongen bij hen in te wonen.
In augustus 1943 werd vader op verdenking van verzetsactiviteiten gearresteerd en door de Japanse geheime politie (Kempetai) doodgemarteld. Twee dagen na zijn overlijden werden moeder en Marianne opgepakt en naar het kamp Tjideng gestuurd. Daarna volgden de kampen Tangerang en Adek. Joden werden in een aparte barak geplaatst. Moeder gaf Marianne en andere kinderen zoveel mogelijk les. Ze bedacht hiervoor allerlei creatieve oplossingen. Ze maakte onder meer een lesboekje van stof met opdrachten erin geborduurd en een kwartetspel over het dagelijks leven in Tjideng en Tangerang.
Op 30 augustus 1945 – twee weken na de Japanse capitulatie – werd kamp Adek bevrijd. Het uitroepen van de republiek Indonesië leidde tot onrust en gevechten, waardoor moeder en dochter pas in oktober het kamp konden verlaten. Ze trokken in bij een gastgezin in Batavia. Begin december 1945 verlieten ze Nederlands-Indië voorgoed. In januari 1946 kwamen ze in Nederland aan. Toen hoorden ze pas dat het grootste deel van hun Joodse familie was vermoord.
Poppen
Marianne bewaarde de spullen uit haar tijd in de verschillende kampen. Ze gebruikt die nog steeds ter ondersteuning van haar gastlessen op scholen. In de expositie is haar speelgoed te zien, zoals haar poppen. Verder worden gebruiksvoorwerpen uit de interneringskampen getoond evenals foto’s, videobeelden en persoonlijke documenten.
De tentoonstelling is van 12 maart tot en met 29 juni 2014 te zien in Museum Bronbeek.