Dark
Light

Prabowo: president Indonesië met bezoedeld verleden

9 minuten leestijd
Officiële foto van presidentskandidaat Prabowo
Officiële foto van presidentskandidaat Prabowo. - Foto: Verkiezingscommissie Republiek Indonesië

Slechts één ronde had Prabowo Subianto op 14 februari 2024 nodig om te worden gekozen tot achtste president van Indonesië. Actueel-politiek valt daarover van alles te zeggen, maar dat valt buiten het kader van deze website. Voor Historiek wél passend is een blik op het verleden van de nieuwe president die in oktober zal worden beëdigd. Dat is een geschiedenis met zeer duistere plekken.

Daags na de stembusgang is het nog wachten op de officiële uitslag. Maar Prabowo’s voorsprong is blijkens voorlopige tellingen (‘quick counts’) zo groot dat hem de zege in slechts één stemronde, waarvoor minimaal 50 procent van de stemmen nodig is, niet meer kan ontgaan. In de voorlopige tellingen staat hij op 58 à 59 procent. Zijn concurrenten Anies Baswedan (rond 25 procent) en Ganjar Pranowo (16 à 17 procent) komen zelfs niet in de buurt.

Verkiezingsposter voor het duo op lijst 2, Prabowo/Gibran
Verkiezingsposter voor het duo op lijst 2, Prabowo/Gibran: ‘presidenku gemmoy’, mijn president is schattig.
Wat bij deze verkiezingen mogelijk heeft meegespeeld is dat zo’n zestig procent van het Indonesische electoraat jonger is dan veertig jaar. Deze kiezers hebben daardoor niet bewust meegemaakt wat zich afspeelde in de jaren zeventig, tachtig en negentig. Zij kennen presidentskandidaat Prabowo vooral als – veelal via sociale media gepresenteerde – vriendelijk opa- of oude oom-figuur. Ze kennen hem als de man op leeftijd die met zijn wat houterige dansjes ‘gemmoy’ (schattig) wordt genoemd. Maar wie is en was deze man werkelijk?

Vader Sumitro

Prabowo Subianto Djojohadikusumo (72) is niet van de straat. Zijn vader, Sumitro Djojohadikusumo (1917-2001), was een van Indonesië’s bekendste economen. Geboren in een familie van lage Javaanse adel studeerde Sumitro in Rotterdam aan de Economische Hogeschool. In 1947 trouwde hij in Utrecht met de uit de Minahassa (Noord-Sulawesi) afkomstige Dora Marie Sigar (1921-2008). Het paar kreeg vier kinderen, onder wie dus Prabowo.

In Indonesië worden mensen overigens vaak kortheidshalve met hun eerste naam aangeduid. Een deel van de Indonesiërs heeft verder maar één naam. Het land kent geen vast systeem van voor- en achternaam. Vandaar dat de hoofdpersoon van dit verhaal hieronder verder Prabowo wordt genoemd.

Sumitro in 1954
Sumitro in 1954
Onder president Soekarno was Prabowo’s vader, Sumitro, minister van handel en van financiën in diverse kabinetten. Na politieke conflicten in Jakarta die voor dit verhaal buiten beschouwing kunnen blijven, week hij in 1957 uit naar West-Sumatra. Daar sloot Sumitro zich aan bij de regionale PRRI/Permesta-opstanden op Sumatra en Sulawesi (1958-1960).

Toen het leger de rebellie de kop had ingedrukt, week Sumitro met zijn gezin uit naar het buitenland. Maar na de machtsgreep van generaal Soeharto kon hij naar Indonesië terugkeren. Van 1968 tot 1978 vervulde hij vervolgens diverse ministerschappen. Sumitro behoorde tot de groep economen die Soeharto’s Orde Baru (Nieuwe Orde) van een succesvol economisch beleid voorzag.

Opleiding

Door het verblijf van het gezin in het buitenland kon zoon Prabowo na terugkeer in zijn geboorteland (hij was op 17 oktober 1951 geboren in Jakarta) aanvankelijk bepaald niet foutloos Indonesisch schrijven, aldus Ken Conboy in het boek Kopassus. Inside Indonesia’s Special Forces. In 1974 voltooide Prabowo zijn opleiding aan de Militaire Academie in Magelang (Midden-Java). Zijn militaire loopbaan bracht hij grotendeels door bij de ‘rode baretten’ van het elitekorps Kopassus (Komando Pasukan Khusus, Commando Speciale Troepen). De langste tijd was hij er officier, in de jaren 1995-1998 zelfs commandant. Begin 1998 werd hij bevelhebber van Kostrad, de Strategische Reserve. Later dat jaar volgde zijn aanstelling als commandant van de Staf- en Commandoschool van de Strijdkrachten in Bandung.

Prabowo in 1998, nadat hij als Kostrad-commandant was ontslagen en benoemd tot commandant van de Staf- en Commandoschool van het Indonesische leger in Bandung.
Prabowo in 1998, nadat hij als Kostrad-commandant was ontslagen en benoemd tot commandant van de Staf- en Commandoschool van het Indonesische leger in Bandung.
In 1999 werd Prabowo uit de strijdkrachten ontslagen (waarover verderop meer), waarna hij een tijd in Jordanië verbleef en zich op het zakenleven stortte. Dat laatste deed hij deels samen met zijn jongere broer Hashim, zakenman en een van de rijkste mensen van Indonesië.

Politiek

Begin 2008 stichtten geestverwanten van Prabowo de politieke partij Gerindra (Gerakan Indonesia Raya, Beweging Groot-Indonesië). Het volgende jaar veroverde deze 26 van de 560 parlementszetels. Bij de presidentsverkiezingen, eveneens in 2009, verloren presidentskandidaat Megawati Soekarnoputri en haar vice-presidentskandidaat Prabowo echter ruimschoots van zittend president (en oud-generaal) Susilo Bambang Yudhoyono en diens ‘running mate’ Boediono.

In 2014 probeerde Prabowo zelf president te worden, maar moest hij het afleggen tegen Joko Widodo (in de volksmond Jokowi). In 2019 mislukte ook Prabowo’s tweede poging, Jokowi werd herkozen. Beide keren beweerde de verslagen oud-militair dat stembusfraude in het spel was. En beide keren verwees het Constitutionele Hof die bewering naar de prullenbak. Maar nu is voor Prabowo de derde poging dus scheepsrecht gebleken. Hij wordt de volgende president van Indonesië, met aan zijn zijde Jokowi’s oudste zoon, Gibran Rakabuming Raka, die vice-president wordt.

Beschuldigingen

Daarmee heeft Indonesië zeer binnenkort een president aan wie veel negatiefs kleeft op het gebied van de mensenrechten. Hem is aangewreven dat hij die in de jaren zeventig en tachtig schond als militair op Oost-Timor. Verder werd en wordt hij verantwoordelijk gehouden voor de verdwijning en marteling van pro-democratische activisten in 1997 en 1998. Van hen werden er negen weer vrijgelaten, van dertien is nooit meer iets vernomen. Ook is Prabowo ervan beticht dat hij in mei 1998, kort voor het aftreden van president Soeharto, grootschalige ongeregeldheden heeft aangemoedigd in Jakarta en elders. Prabowo’s persoonlijke agenda daarbij zou zijn geweest zijn rivaal generaal Wiranto, op dat moment commandant van alle Indonesische strijdkrachten, en/of president Soeharto ten val te brengen.

Rellen

De meeste van die aantijgingen heeft Prabowo altijd ontkend. Laten we eerst kijken naar de rellen in mei 1998 waartoe hij (mede) zou hebben aangezet. Prabowo was sinds maart dat jaar commandant van Kostrad, de zeer belangrijke Strategische Reserve van het leger.

Erg stroef waren in die tijd de verhoudingen met zijn schoonfamilie (Prabowo was in 1983 getrouwd met de jongste dochter van Soeharto, Siti Hediati Harijadi alias Titiek, na Soeharto’s aftreden zijn ze in 1998 gescheiden). Daarover valt te lezen in een zeer nauwkeurige reconstructie die het blad Asiaweek in maart 2000 publiceerde over de verdenkingen jegens Prabowo in die crisistijd.

Poster voor presidentskandidaat Prabowo en vice-presidentskandidaat Gibran.
Poster voor presidentskandidaat Prabowo en vice-presidentskandidaat Gibran.
Zo schetste Asiaweek de tegenstelling in de Indonesische militaire top tussen Prabowo en Wiranto. Die laatste was sinds maart 1998 zowel commandant van alle Indonesische strijdkrachten (ABRI, Angkatan Bersenjata Republik Indonesia) als minister van defensie. Op Prabowo rustte de verdenking dat hij uit was op de positie van zijn superieur Wiranto. Door ongeregeldheden op grote schaal te bevorderen zou hij hebben willen aantonen dat Wiranto ongeschikt was om de rust in het land te verzekeren.

En ongeregeldheden kwamen er, met meer dan duizend doden als gevolg. Menigtes stortten zich plunderend en brand stichtend op supermarkten en luxe ‘shopping malls’, etnische Chinezen en hun zaken kregen het zwaar te verduren, tienduizenden studenten trokken de straat op om Soeharto’s aftreden te eisen en het parlementsgebouw werd bezet. Flinke delen van hoofdstad Jakarta leken wel een slagveld. Als correspondent voor de Geassocieerde Pers Diensten (GPD, samenwerkingsverband van regionale dagbladen in Nederland) zag ik in die dagen bijvoorbeeld een grote container staan bij een uitgebrande shopping mall. Er staken verkoolde ledematen uit van mensen die door brand in het winkelcentrum ingesloten waren geraakt.

Maar was Prabowo (mede)aanstichter van al dat geweld? In 2000 liet Asiaweek vrij overtuigend zien dat dat onwaarschijnlijk is. Niet zozeer omdat Prabowo zelf die verantwoordelijkheid verre van zich wierp, wel omdat zo’n aanstichtersrol niet zo logisch zou zijn. Soeharto had in maart 1998 Bacharuddin Jusuf Habibie (1936-2019) benoemd tot vice-president. Met hem kon Prabowo het uitstekend vinden. Habibie had hem de hoogste militaire post in het vooruitzicht gesteld. Ook zonder rellen waren Soeharto’s dagen als president wel geteld, Habibie zou hem dan opvolgen en Prabowo mocht dan rekenen op de beloofde promotie.

Oost-Timor

Op 21 mei trad Soeharto inderdaad af en werd Habibie president. In plaats van promotie wachtte Prabowo echter een domper. Maar eerst iets anders: zijn rol in Oost-Timor. Indonesische troepen bezetten die voormalige Portugese kolonie kort nadat deze zich in 1975 onafhankelijk had verklaard. De militaire bezetting ging gepaard met veel bloedvergieten en duurde tot 1999, toen de Verenigde Naties het bestuur tijdelijk in handen namen, waarna het landje als Timor-Leste in 2002 onafhankelijk werd.

Dat Prabowo een fikse rol speelde bij Indonesische militaire wandaden in Oost-Timor in de jaren zeventig, tachtig en negentig is onder meer vastgelegd in het zeer omvangrijke rapport ‘Chega!’ (Nooit meer!), dat is samengesteld door de internationaal ondersteunde Oost-Timorese waarheids- en verzoeningscommissie CAVR (Comissao de Acolhimento, Verdade e Reconciliacao), die in de jaren 2001-2005 onderzoek deed.

Prabowo (voorste rij, twee van links, in t-shirt) tijdens zijn eerste uitzending naar Oost-Timor met Kopassus.
Prabowo (voorste rij, twee van links, in t-shirt) tijdens zijn eerste uitzending naar Oost-Timor met Kopassus. (CC BY-SA 3.0 – wiki)

Pat Walsh, Australiër en adviseur van de CAVR, vatte eind 2023 nog eens samen wat Parabowo inzake Oost-Timor wordt aangewreven. Zo commandeerde hij de eenheid die in 1978 de Oost-Timorese president Nicolau Lobato zodanig verwondde dat hij doodbloedde. In 1983 werden door onder meer Prabowo’s manschappen meer dan vijfhonderd burgers over de kling gejaagd in het gebied rond het dorpje Kraras. Eind dat jaar werd hij gepromoveerd van kapitein tot majoor, een hoge rang voor een tweeëndertigjarige. Verder wordt Prabowo in verband gebracht met de roof en ontvoering naar Indonesië van Oost-Timorese kinderen. In de hele bezettingsperiode 1975-1999 ging het om ruim vierduizend kinderen. Tot slot vermeldde Walsh Prabowo’s rol bij de werving, organisatie en training van Oost-Timorese milities die in opdracht van de Indonesiërs hun eigen landgenoten terroriseerden.

Voor al deze zaken is Prabowo nooit berecht en zijn verantwoordelijkheid heeft hij altijd ontkend. Zo zei Prabowo in 2009 tegen een radioverslaggever van het Australische ABC News:

Het concept van milities, van plaatselijke zelfverdedigingstroepen is al heel oud. Het is onderdeel van het Indonesische nationale verdedigingsconcept. (…) Ik heb dus niets gecreëerd, het was onderdeel van onze nationale doctrine.

Daartegenover stelt Walsh: “Plaatselijke mensen worden gerekruteerd en omgekocht om Kopassus’ vuile werk te doen en, indien nodig, de schuld op zich te nemen”. Hoe dan ook hebben drie Amerikaanse presidenten (Carter, Bush en Obama) Prabowo wegens verdenkingen van misdaden in Oost-Timor de toegang tot de Verenigde Staten ontzegd. Hij was daar pas weer welkom onder Trump, nadat de Indonesische president Joko Widodo hem in 2019 had benoemd tot minister van defensie.

Oktober 2019. President Joko Widodo (blauw kostuum) schudt Prabowo de hand nadat deze is beëdigd tot minister van defensie
Oktober 2019. President Joko Widodo (blauw kostuum) schudt Prabowo de hand nadat deze is beëdigd tot minister van defensie

Kidnapping en marteling van activisten

Naar Prabowo als de verantwoordelijke militaire commandant wezen ook velen in verband met de kidnapping, gevangenhouding en marteling van democratische activisten in 1997 en 1998, dus in de laatste, door tal van crises getekende periode van Soeharto’s presidentschap. Negen in februari en maart 1998 verdwenen activisten doken levend weer op, één werd dood aangetroffen en van dertien andere, verdwenen van april 1997 tot en met mei 1998, is nooit meer iets vernomen.

De eerste vrijgelaten activist die over zijn ervaringen vertelde, was Pius Lustrilanang, destijds dertig jaar oud, Dat was in april 1998. Eerst getuigde hij achter gesloten deuren bij de officiële Indonesische mensenrechtencommissie, vervolgens vloog hij op uitnodiging van Amnesty International naar Amsterdam om bij te komen en zich veilig te weten.

In het vliegtuig naar Singapore en op de Singaporese luchthaven Changi sprak ik met hem. Twee maanden was hij gevangen gehouden, de eerste twee dagen was hij gemarteld.

Ze sloegen en schopten me. En ze gaven me elektrische schokken. Op mijn armen, mijn benen en mijn buik. De stroomstoten op mijn buik waren het pijnlijkst. (…) Op een gegeven moment lieten ze een grote bak vol water lopen. Ze drukten mijn hoofd onder water en zetten dan hun schoenen in m’n nek. Keer op keer. Toen dacht ik echt: dit overleef ik niet, nu gaan ze me vermoorden.

Nadat Soeharto op 21 mei 1998 het presidentschap aan Habibie had overgedragen, kreeg Prabowo niet de promotie tot hoogste ABRI-commandant waarop hij had gerekend. In plaats daarvan moest hij verschijnen voor een militaire ereraad. Hem werd vooral verweten dat hij met de ontvoering van democratische activisten zijn boekje te buiten was gegaan. Prabowo stelde daar tegenover dat hij zich steeds had gehouden aan bevelen van zijn meerderen – eerste ABRI-bevelhebber Feisal Tanjung, daarna diens opvolger Wiranto. Eind van het liedje was dat Prabowo uit het leger werd ontslagen.

Voor de ontvoering van de negen activisten die het er levend afbrachten, heeft hij destijds erkend verantwoordelijk te zijn geweest. Bevel om te martelen zei hij nooit te hebben gegeven. Prabowo’s broer Hashim gaf er in 2009 tegenover het Australische ABC News een bijzondere draai aan.

Ik denk dat het voor hem het makkelijkst was geweest ze (de negen overlevende activisten, red.) te laten elimineren en het feit dat hij ze niet elimineerde bewijst, denk ik, dat hij niet de mensenrechtenschender is die mensen zeggen dat hij is.

Pius Lustrilanang in 2022 als lid van de Badan Pemeriksa Keuangan, enigszins vergelijkbaar met de Algemene Rekenkamer in Nederland.
Pius Lustrilanang in 2022 als lid van de Badan Pemeriksa Keuangan, enigszins vergelijkbaar met de Algemene Rekenkamer in Nederland.
Zeker zo bijzonder, in West-Europese ogen ook maar moeilijk te begrijpen, is dat Pius Lustrilanang en twee andere ontvoerde activisten die het overleefden, zich later politiek aan Prabowo’s kant schaarden. Pius, tegenwoordig buitengewoon hoogleraar regionaal en lokaal openbaar bestuur aan de Universitas Jenderal Soedirman in Purwokerto (Midden-Java), was namens Prabowo’s partij Gerindra parlementslid in de periode 2009-2014. Desmond Junaidi Mahesa werd in 2009 eveneens Gerindra-parlementariër en is dat tot nu toe gebleven. Haryanto Taslam was van 2009 tot zijn dood in 2015 pr-man en adviseur van Gerindra.

Waarom de drie zo handelden, is onderwerp geweest van veel speculaties. Sommigen opperden dat mogelijk sprake was van het Stockholm-syndroom, het psychologische verschijnsel waarbij een soort band ontstaat tussen gegijzelde en gijzelnemer. Anderen meenden dat het trio is afgekocht – in Indonesië inderdaad geen ongewoon verschijnsel. Zelf hebben de drie dat allemaal tegengesproken. Prabowo heeft zijn verantwoordelijkheid erkend en zich tegenover ons verontschuldigd, dus werd het tijd om verder te gaan, stelden ze.

Gepubliceerd op 15 februari 2024

Ronald Frisart (1955) werkte in loondienst 42 jaar als journalist, soms regionaal, maar vooral op de gebieden binnenland, buitenland en economie. Eerst voor het ANP, daarna voor (combinaties van) Haarlems Dagblad/IJmuider Courant, Leidsch Dagblad, De Gooi- en Eemlander en Noordhollands Dagblad. Ook werkte hij nu en dan voor de regionale krantenclub Gemeenschappelijke Persdienst (GPD), zoals in 1997/1998 als correspondent in Indonesië. Foto: Douwe van Essen

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×