‘Succesvolle spelen geven Frankrijk zijn zelfvertrouwen terug’ schreef de Volkskrant na afloop van de kleurrijke Olympische Spelen. Dat succes verjoeg voor even het chagrijn na de zware electorale nederlaag in juni en juli jongstleden van de regeringspartijen en president Macron. Een opkikker die het land ook goed kon gebruiken, omdat het met grandeur dwepende Frankrijk de afgelopen eeuw aan alle kanten is ingehaald.
Er was een tijd dat Europa het hele jaar door naar Parijs keek en niet alleen in de sportieve zomer. In kunst en cultuur liep Frankrijk (lees Parijs) voorop en daarom was Frans nog lang de tweede of derde taal van elite en ambitieuze burgerij. De oudste generatie lezers van Historiek heeft misschien – net als deze recensent – op de basisschool nog bijlessen Frans gehad. Dat stak tot in de jaren zestig het Engels soms de loef af.
In de negentiende eeuw was de uitstraling van de Franse cultuur enorm. Volgens de Duitse dichter Heinrich Heine was Parijs dé plek waar de ‘belangrijkste gedachten werden gedacht’. De ogen van de wereld waren op de stad gericht en op zijn schrijvers. In zijn boek De interessantste plek op aarde – de negentiende eeuw in Parijs schetst Alec van der Horst, schrijver, filosoof en gids in de Franse hoofdstad, hoe Parijs gezien werd als ‘de hoofdstad van de wereld’ en als ‘broedplaats voor nieuwe ideeën’. Hij licht de grafdeksels van Victor Hugo, Stendhal, Honoré de Balzac, George Sand en Charles Baudelaire om dat te illustreren. Deze schrijvers zagen zich geconfronteerd met revoluties (bijvoorbeeld in 1830, ‘48 en ’70), technologische innovaties (trein, industrialisatie en journalistiek) en sociaal-culturele revoluties (feminisme en arbeidersbeweging).
Hoe reageerden ze als mens en als schrijver op al die enorme veranderingen?
Victor Hugo – gids van de mensheid
Het mooiste portret is misschien wel dat van de alleskunner Victor Hugo. Zijn begrafenis bracht in 1885 liefst drie miljoen mensen op de been. De mensenzee was uitzinnig, iedereen wilde er bij zijn. Het afscheid was een soort orgie, waarbij naar verluid de prostituees als eerbetoon aan Hugo eenmalig voor niets werkten. Hugo’s reputatie rustte onder andere op enkele vuistdikke boeken, waarvan enkele, zoals de Klokkenluider van de Notre Dame en Les Misérables (de Ellendigen) nog altijd triomfen vieren in het theater.
Hugo was behalve schrijver ook een persoonlijkheid die de mensen bezig hield. Hij was de verpersoonlijking van de vooruitgangsgedachte, van de verwachting dat industrialisering en wetenschap iedereen ten goede zouden komen. Hij groeide uit van conservatief tot liberaal en tot radicale visionair. In 1848 vocht hij nog mee tegen revolutionaire opstandelingen. Een paar jaar later probeerde hij een opstand tegen de nieuwe dictator Napoleon III uit te lokken. Toen dat mislukte ging hij in ballingschap en bleef bijna twintig jaar weg. Bij zijn terugkeer in de jaren 1870 vereerde de natie hem als de verloren zoon. Al bij leven werd een straat naar hem vernoemd, de Avenue Victor Hugo. Dat Hugo ook een vrouwenverslinder was die met een ‘nee’ vaak geen genoegen nam, maakte van deze geweldenaar ook een nare overweldiger.
Stendhal was officier in Napoleons leger dat in Rusland ten onder ging. Bij terugkomst was hij vel over been en grijs, hoewel nog geen dertig. In La chartreuse de Parma beschreef hij de ondergang van de door hem bewonderde keizer. Vanaf 1814 verbleef hij jarenlang in Italië, eenmaal terug maakte hij in de Parijse salons graag ruzie met andere ‘genieën’. Van Victor Hugo moest hij niets hebben, de mannen leken, schrijft van der Horst heel mooi…
…op twee zwerfkatten die tegenover elkaar stonden op de dakgoot, op hun hoede, met hun haren recht overeind, elkaar benaderend met eindeloze voorzichtigheid.
Stendhal koos in zijn romans vaak voor sterke vrouwen die keuzevrijheid bereikten en een zelfstandig bestaan. De schrijver vond hun onderdanige positie een stommiteit. Meisjes moesten hetzelfde onderwijs krijgen als jongens. De dubbele seksuele moraal vond hij belachelijk, die saboteerde geluk, een voor Stendhal centraal begrip. Veel tijdgenoten vonden zijn werk subliem en misschien wordt het daarom nog altijd gelezen.
Geduldige revolutionaire
De enige vrouw van het vijftal is George Sand, pseudoniem voor Amantine Aurore Lucile Dupin. Net als Hugo was ze politiek actief. Als een van de weinige vrouwen lukte het haar te leven van haar werk en onafhankelijk te worden. Ze nam het in haar boeken op voor vrouwen die gevangen zaten in een huwelijk en pleitte voor gelijke rechten voor man en vrouw. Dat ze ook opkwam voor de erkenning van de vrouwelijke lust viel slecht in conservatief Frankrijk. Sand verwachtte voor vrouwen veel van goed onderwijs, een betere opvoeding en gelijke rechten in het burgerlijk wetboek. Pas daarna kwam wat haar betreft het kiesrecht voor vrouwen. In 1848 was ze propagandiste en activiste voor de revolutionaire regering. Toen die faalde trok ze zich terug, maar bleef als schrijfster succesvol. Ze was, schreef ze, een ‘geduldige revolutionaire geworden’, geweld zwoer ze af.
Honoré de Balzac en Charles Baudelaire zijn de twee andere auteurs. Balzac paarde een maniakale werklust en energie aan een desastreuze omgang met geld, waardoor hij altijd in de schulden zat. Zijn belangrijkste werk De menselijke komedie waarin hij de Franse maatschappij in de eerste helft van de negentiende eeuw schetste, het kende 2500 personages en bestond uit (!) negentig romans. Ellenlang dus maar volgens de schrijver, een ‘meesterwerk’.
Charles Baudelaire was de grootste dichter van Frankrijk, maar privé een drinkebroer, stokongelukkig en vaak platzak, ondanks een toelage uit een erfenis. Hij zwierf vaak rond, huisde in onverwarmde kamers en belazerde medebewoners. Een moeilijk leven dus van een intens maar complex figuur. Van der Horst typeert hem vooral als dandy…
…de kat is de dandy onder de dieren en de dandy probeert in zijn gedrag die hautaine elegantie te evenaren.
Je ziet de hoge kattenrug en opgetrokken staart voor je. Baudelaire had de pest aan de optimist Victor Hugo en verwoordde zijn pessimisme prachtig: hij…
…vond het licht van de rede niet meer dan een zaklantaarn in de eindeloze nacht.
Filostorisch
Het boek beperkt zich zeker niet tot de literatuur zoals bovenstaande al laat zien. Er valt veel om te lachen – en soms te huilen. Hugo die met één van zijn minnaressen op heterdaad betrapt werd, maar zich op zijn parlementaire onschendbaarheid beriep, terwijl zijn vriendin gearresteerd werd. Balzac die als jonge, babbelzieke medewerker op zekere dag het verzoek kreeg van een werkgever vooral thuis te blijven, omdat het hartstikke druk ging worden! En Baudelaire die – en hier wordt het tragikomisch – drieëndertig keer verhuisde om aan schuldeisers te ontkomen.
Twee kritiekpunten tenslotte: dat de schrijver ook gids is in Parijs merk je aan de vele locaties die hij noemt. Als lezer vraag je je voortdurend af waar die plekken zich allemaal bevinden. Je vraagt je af waarom er geen simpele stadsplattegrond is toegevoegd en een fotokatern met belangrijke gebouwen. Ook portretten van de schrijvers missen. Jammer.
Een ander punt is dat van der Horst regelmatig uitweidt en filosofische bomen opzet naar aanleiding van zijn verhaal. In de eerste hoofdstukken gebeurt dat nog summier in voetnoten, in de slothoofdstukken doet hij dat veel uitgebreider en in de hoofdtekst zelf. Dat haalt de vaart uit de tekst en de lezer kan zomaar de draad van het verhaal verliezen. In het nawoord noemt van der Horst zijn aanpak ‘filostorisch’, maar dat voelt toch als gelegenheidsargument voor uit de hand lopende ritjes op stokpaarden over filosofische zijpaden.
Neemt niet weg dat de lezer aan de hand van deze schrijvers op een genoeglijke wijze door negentiende-eeuws Parijs geloodst wordt. Het wemelt van de rake beschrijvingen en van de mooie anekdotes over deze vijf paradijsvogels die nadachten en schreven over kwesties die we ook vandaag de dag vaak nog goed herkennen.
Van harte aanbevolen.