Jeanne Immink (1853-1929) was in een tijd dat vrijwel alleen mannen bergen ’veroverden’ al een fervent klimster in de Dolomieten. Ze zette een aantal ‘eerste beklimmingen’ op haar naam, liet de eerste klimriem maken bij een lokale zadelmaker en twee bergtoppen werden naar deze markante vrouw vernoemd.
Sportjournalist Harry Muré schreef in 2003 de biografie Het Mysterie Jeanne Immink, de vrouw die naar de wolken klom. Peter Daalder, hoofdredacteur van het blad Hoogtelijn van de Koninklijke Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging, legde een door haar beklommen route af.
Wie was Jeanne Immink?
“Muré: ‘Jeanne groeide op met de familienaam Diest aan de Amsterdamse Singel. Nadat haar vader op jonge leeftijd overleed, hadden haar moeder, Jeanne en haar drie jongere zusjes een zware tijd. Ze trouwde uit nood op jonge leeftijd met Karel Immink, met wie ze emigreerde naar Zuid Afrika. Ze kreeg in Pretoria een zoon, Willem Louis, maar ook een relatie met een Engelse legerkapitein, Henry Percy Douglas-Willan. In 1880 volgde ze hem zonder zoon naar India, waar ze in Meerut in een bungalow met twaalf bedienden woonden. Ze trok met hem mee, onder andere op een inspectietocht in een berggebied en toen ze zwanger werd van haar tweede zoon, Louis Joseph, vestigde ze zich in Zwitserland en bracht hem onder in een internaat.’
Begon ze daar met bergklimmen?
“Ja, dankzij een ruimte toelage van haar echtgenoot kon ze zich richten op die nieuw ontdekte passie. Trouwens, op haar twaalfde liep ze al eens vanuit haar geboorteplaats Amsterdam via Haarlem naar Bloemendaal, omdat het hoogste punt van de Kennemerduinen eerder grote indruk op haar had gemaakt. Typerende eigenschappen van haar waren geldingsdrang, escapisme en snobisme. Ze was intelligent en beheerste veel talen, wat bijzonder was in die tijd. Zo schreef ze in de boekjes van haar gidsen de ene keer in het Italiaans, dan weer in het Frans of in het Duits. Ze was geen feministe, maar wel non-conformistisch, at bijvoorbeeld samen met de gidsen aan tafel, wat zeer ongebruikelijk was. Toen een gids haar vroeg waarom ze klom, antwoordde ze:
“Dat is hetzelfde als vragen waarom iemand een gedicht maakt of een schilderij.”
Hoeveel toppen heeft ze beklommen?
“Ze heeft zes jaar geregistreerd geklommen, van 1889 tot 1895. Maar voor die tijd had ze ook al aardig wat in de bergen rondgewandeld. Ze heeft zo’n zeventig toppen beklommen, allemaal beklimmingen van formaat, van de vierde graad. Dat was de hoogste graad destijds, door slechts enkele mannen beklommen. Het waren immense tochten met beklimmingen van wel 2000 meter op een dag, en diezelfde dag weer afdalen. Zulke hoogteverschillen worden nu niet meer gehaald, ondanks de huidige hulpmiddelen. Vaak nam ze afwijkende routes en ze deed veel eerste beklimmingen. Het waren krachttoeren waarvoor vrouwen eigenlijk niet in aanmerking kwamen.
Was zij de eerste die een klimriem droeg?
“Ja, mede op aanraden van haar gids liet ze die maken bij een zadelmaker in Cortina d’ Ampezzo; een riem rond haar middel met twee gesmede ringen waardoor het touw liep bij steile afdalingen. Voordien liet je nat wordend henneptouw langs je schouder en via je achterste tussen je benen lopen en stukje bij beetje vieren. Maar dat leidde tot pijnlijke schuurwonden op de rug, in de liezen en je kleren sleten er heel snel van. Die riem voorkwam dat. Het was de voorloper van de klimgordel die tegenwoordig wordt gebruikt bij het abseilen.
Wat heeft zij betekend voor de bergsport?
“In Nederland amper iets. Ze woonde in Zwitserland, maar is altijd Nederlandse gebleven en ging daar prat op, want op een bergtop liet ze een bericht achter: ‘Viva Italia, Viva Olanda’. Ze is nooit lid geweest van de Koninklijke Nederlandse Alpen Vereniging, die werd pas in 1902 opgericht, maar wel van twee elitaire clubs in Oostenrijk en Italië. Daar werd je pas lid van na ballotage, als je je verdienstelijk had gemaakt voor het alpinisme. Vrouwen klommen destijds in een rok. Pas helemaal buiten het zicht van de wereld deden ze hem af. Daaronder hadden ze dan een broek aan. Jeanne klom vanaf het begin van een tocht al in broek. Er waren nog geen valhelmen. Zij droeg een ruiter cap tegen steenslag, vallend gesteente. Ski’s bestonden nog niet en er werd alleen in de zomer geklommen. In haar tijd raakten winterbeklimmingen in de mode. Daar heeft Jeanne haar steentje aan bijgedragen met een aantal hachelijke, eerste beklimmingen. Tijdens zo’n beklimming schreef ze:
“Daar stond ik dan op een amper voetbrede uitstulping. Onder me gaapte de afgrond en boven me staarde de boze wand, die ik nog beklimmen moest. Door vertwijfelde inspanningen met armen en knieën probeerde ik mijn bijna levenloos geworden handen te ondersteunen en werkte me omhoog…”
De Matterhorn beklom ze tweemaal, waarbij ze langs één kant omhoog klom en via de andere afdaalde. Op diezelfde Matterhorn verkeerde ze samen met gids Sepp Innerkofler in levensgevaar door blikseminslagen. Tijdens een andere klim raakte ze in een vrije val, maar werd geremd doordat ze aan een touw vastzat. Ze liep toen slechts schaafwonden op. Hoewel dertig andere alpinisten mislukte pogingen ondernamen de Fünffingerspitze te beklimmen, wist zij met haar gids de top te bereiken. Ze heeft ook meerdere keren moeten overnachten bovenop een berg en schreef eens:
“De kletterschoenen waren door water, sneeuw en rots volledig verscheurd. Wat de kleding betreft bood de groep een treurige aanblik.”
De naam Immink wordt in de Dolomieten nog steeds geassocieerd met de vrouw, die tot wonderlijke verrichtingen in staat was en alle hindernissen overwon. Er waren maar zo’n twintig manlijke klimmers die hetzelfde niveau bereikten als Jeanne. Aan de Nederlandse bergsport heeft ze in zoverre iets bijgedragen dat na het verschijnen van mijn biografie een vrouwenklimclub werd opgericht met de naam Cima Immink en ze prominent opgenomen is in de canon van de NKVB.
Peter Daalder ‘trad in haar voetsporen’.
“Daalder: ‘Ja, we maakten in één van de gebieden waar Jeanne veel geklommen heeft, de Pala Dolomieten, een vierdaagse wandeltour. We liepen langs de naar haar genoemde toppen. Het is een heel ruig, kaal gebied en we waren in het dal waar die toppen moesten zijn. Vandaar was het nog zo’n 200 honderd meter hoger klimmen langs een steile wand. Toen de wolken optrokken was het indrukwekkend te zien dat iemand ze ooit beklommen had met vrij eenvoudig materiaal. Het is niet voor niets dat ze twee bergtoppen in de Dolomieten naar haar genoemd hebben, de Cima Immink, 2855 meter hoog, die door haar voor het eerst beklommen werd en ernaast de 2693 meter hoge Campanile Giovanna, Giovanna is Italiaans voor Jeanne. Het gebeurt sowieso niet zo vaak dat bergtoppen naar buitenlanders vernoemd worden.’
In welk opzicht was ze een pionier?
“Klimmen werd nauwelijks gedaan door vrouwen, het werd eigenlijk niet geaccepteerd. Jeanne had daar lak aan. Ze klom bovendien vrijwel zonder hulpmiddelen, had vaak niet meer bij zich dan een touw. Tegenwoordig heb je onder andere nuts, kleine blokjes, die je in een spleet vastzet, waar je je touw aan kunt vast clippen. Zij was een onrustige dame, die het klimmen in de praktijk heeft geleerd. In die tijd waren er ook nog geen steunhutten. Dus ze begon helemaal vanuit het dal, via geiten- en boerenpaadjes. In Zwitserland, waar ze woonde, was ze een opzienbarende figuur binnen het klimwereldje. Er waren destijds ook hele goeie Engelse klimsters, maar zij behoorde zeker ook tot de top.