Dark
Light

Leesvoer voor gemeenteraadsleden (in spe)

Pleidooi voor gemeentepolitiek
4 minuten leestijd
Vergadering van de gemeenteraad in Ermelo (Foto Y. Visser / Historiek)
Vergadering van de gemeenteraad in Ermelo (Foto Y. Visser / Historiek)

Het nieuws besteedt uitgebreid aandacht aan landelijke Nederlandse politiek en Amerikaanse presidenten. De politiek in gemeente en provincie wordt zelden behandeld – alleen als het ergens uit de hand is gelopen. Volgens hoogleraar staatsrecht Wim Voermans en politiek historicus Geerten Waling, beiden verbonden aan de Universiteit Leiden, is dat onterecht. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burgers staat. Hun boek, Gemeente in de genen. Tradities en toekomst van de lokale traditie in Nederland (Prometheus, 2018) betoogt dat de gemeenten meer waardering verdienen.

Plaatselijke partijen: uitzondering of norm?

Hiervoor gebruiken zij twee hoofdargumenten. Het eerste is geschiedkundig. In Nederland was, vanaf de opkomst van steden in de late middeleeuwen tot eind negentiende eeuw, plaatselijke bestuur de belangrijkste overheid. Zelfs toen Nederland, in de vorm van de Republiek der Nederlanden, een geografische entiteit werd, bleven steden belangrijker dan het centrale gezag. Eind negentiende eeuw, door de opkomst van spoorwegen, industrie en moderne communicatiemiddelen, werd het mogelijk en wenselijk om van Nederland een eenheidsstaat te maken. De auteurs ontkennen niet dat gemeenschappelijke afspraken en standaarden voordelen bieden, maar menen dat de balans te ver is doorgeslagen. Nederland telde in 1850 nog 3,1 miljoen inwoners en 1209 gemeenten. Januari 2018 zijn voor 17,2 miljoen Nederlanders nog slechts 380 gemeenten.

De auteurs verwerpen het standaardbeeld dat door de opkomst van lokale partijen, begonnen met de Leefbaar-partijen in de jaren negentig, het gemeentebestuur onnodig versnipperde. De oudste nog bestaande politieke partij van Nederland is niet de landelijke SGP (1918), maar de plaatselijke Gemeentebelangen Opmeer (1913). Lokale partijen waren lang een vanzelfsprekendheid. In de jaren tachtig nam de populariteit af:

“Deze afname bracht politicologen in de jaren negentig nog tot de conclusie dat het fenomeen van de lokale partij in Nederland op sterven na dood was.” (114)

Lokale partijen zijn dus geen nieuw fenomeen vanaf de jaren negentig, maar een typisch Nederlandse vorm van politieke betrokkenheid, die tijdelijk onderbroken was.

Interview met auteur Geerten Waling:

Managers of volksvertegenwoordigers?

Dat vormt een brug naar het tweede hoofdargument. Burgers kunnen gemeenteraadsleden persoonlijk kennen. Het zijn buren, leden van dezelfde sportvereniging, ouders van klasgenoten van de kinderen, mensen die je tegenkomt op straat of in de winkel. De afstand is korter dan bij bestuurders en politici van andere bestuurslagen.

Hoe belangrijk dit is, hangt af van de kijk op het functioneren van de raad. De auteurs hechten waarde aan een politicologisch model dat de gemeenteraad drie functies toekent: politieke arena, symbolisch systeem en conflictbeheerser. Eén van die functies gaat om de mate van efficiënt bestuur, de ander juist om de mate waarin gediscussieerd wordt over verschillende zienswijzen en maatregelen.

De auteurs wijzen erop dat mensen die belang hechten aan doelmatig, professioneel bestuur vaak weinig belang hechten aan langdurige raadsvergaderingen met veel discussie. Voor degenen die het belangrijk vinden dat mensen gehoord worden en inspraak krijgen – wat acceptatie van uiteindelijk beleid, inclusief compromissen, kan vergroten – geldt het omgekeerde. Kortom: ligt het primaat binnen de gemeente bij het uitvoerend bestuur (burgemeester en wethouders) of bij de volksvertegenwoordiging (gemeenteraad)?

Gemeentelijke herindeling: goed voor ‘Den Haag’, slecht voor burgers?

Actie op Marken tegen de gemeentelijke herindeling (cc - Rob Croes / Anefo)
Actie op Marken tegen de gemeentelijke herindeling (cc – Rob Croes / Anefo)
Een aantal decennia lang vonden landelijke partijen de plaatselijke afdelingen belangrijk. Hier werd politiek talent ontdekt en deden latere Kamerleden en ministers ervaring op. Momenteel lijken landelijke partijen minder waarde te hechten aan de plaatselijke politiek als leerschool. Dus is er vanuit ‘Den Haag’ een sterke voorkeur voor het primaat van uitvoerend bestuur boven gemeenteraad.

Burgemeesters en wethouders zijn voltijdsbestuurders, raadsleden moeten naast werk en gezin nog zestien uur per week vrijmaken voor gemeentewerk. Naarmate gemeenten groter worden (‘gemeentelijke herindeling’) en steeds meer taken toebedeeld krijgen van de landelijke overheid, wordt het raadswerk technischer en abstracter. Voor debat over wat de bevolking wil is weinig ruimte, het gaat over technisch-juridische kwesties en begrotingen. De informatievoorsprong van bestuurders en ambtenaren op raadsleden wordt extra vergoot als de gemeente groter wordt. Dat maakt bestuur efficiënt – maar is het nog democratisch?

“Het is geen goed idee de bedrijfsvoering van de gemeente geheel in handen te leggen van een hoogopgeleide, professionele bestuurdersklasse.” (129)

Raadsleden, zeker bij plaatselijke partijen, hebben een meer diverse beroeps- en opleidingsachtergrond dan landelijke politici en beroepsbestuurders. Zij kunnen niet altijd een spreadsheet over een begroting doorgronden, maar weten wel wat leeft onder de bevolking. Goed bestuur zou beide typen mensen in huis moeten hebben.

Stijl

Gemeente in de genen is toegankelijk geschreven. Boeken over juridische en bestuurskundige onderwerpen worden vaak abstract, dit werk is bedoeld voor een breed publiek. Wellicht was redactiewerk wenselijk geweest: in de inleiding en het eerste hoofdstuk staan veel onvertaalde Engelse termen, in hoofdstuk twee wordt gestrooid met boeken van politicologen. En de vele verwijzingen naar de actualiteit brengen het risico mee dat het boek onnodig snel dateert.

De auteurs onderscheiden zich positief van opiniemakers die enkel afgeven op ‘regenten’ en ‘partijkartel’, doordat zij ook nuances aanbrengen in hun eigen betoog. Een voorbeeld: bij ieder bestuur gaat veel goed maar ook weleens iets mis. Gaat plaatselijk iets mis, dan roepen burgers dat ‘Den Haag’ moet ingrijpen.

Daarnaast zijn de auteurs positief over plaatselijke democratische experimenten, maar nemen zij afstand van vernieuwers die de gemeenteraad afdoen als verlengstuk van het bestuur. Zij zien liever een versterkte rol van de gemeenteraad als ruimte om ideeën uit te wisselen en te bespreken, dan dat deze afgeschaft wordt ten gunste van directe democratie.

Vragen

Gemeente in de genen
Gemeente in de genen
De auteurs zijn vol lof over de invoering van het dualisme (strikte scheiding tussen controlerende raad en uitvoerende bestuur) in 2002. Heeft die ontwikkeling niet juist de verdere professionalisering van het bestuur vergroot? Wethouders hoeven niet eens te wonen in de gemeente waar ze benoemd zijn…

De auteurs denken dat een gekozen burgemeester onvermijdelijk is. Krijgen burgemeesters en raad – allebei verkozen – dan geen ruzie over wie belangrijker is?

Dit boek is een aanrader voor wie belangstelling heeft voor politiek en zou op de leeslijst moeten van (kandidaat-)gemeenteraadsleden.

Boek: Gemeente in de genen – Tradities en toekomst van de lokale democratie in Nederland
Fragment: De Nederlandse Opstand: een lokale revolutie

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

×