Regeren zonder meerderheid in de senaat is al bijna traditie

3 minuten leestijd
De Eerste Kamer in debat - cc
De Eerste Kamer in debat - cc

De Provinciale Statenverkiezingen naderen en dat zorgt voor een nerveuze sfeer op het Binnenhof. Niet dat iemand zich erg druk maakt over de manier waarop de provincies bestuurd worden, maar de verkiezingen hebben via een omweg een landelijke impact. De Statenleden die in maart worden gekozen, bepalen immers in mei de samenstelling van de nieuwe Eerste Kamer. Het kabinet heeft in de senaat maar een minieme meerderheid. De uitslag van de Statenverkiezingen is dus van het grootste belang voor de stabiliteit in politiek Den Haag. En daarmee voor de toekomst van Rutte III.

Ook in het verleden leidden provinciale verkiezingen soms tot spanningen in de Haagse politiek. In 1966 bijvoorbeeld, toen ze uitmondden in een fors verlies voor de regeringspartijen KVP en PvdA. De oppositiepartijen CHU, Boerenpartij en PSP wonnen daarentegen aanzienlijk. De uitslag kwam extra hard aan omdat een jaar later landelijke verkiezingen zouden plaatsvinden. Het is dan ook helemaal niet overdreven om de val van het kabinet-Cals enkele maanden na de Statenverkiezingen in verband te brengen met het resultaat van die stembusgang.

Hectisch

Maar echt hectisch werden de Statenverkiezingen pas vanaf 2011, en dat had alles te maken met de Eerste Kamer. In dat jaar regeerde het minderheidskabinet Rutte I, bestaande uit VVD en CDA, met gedoogsteun van de PVV. Dit kabinet, het jaar ervoor aangetreden, had geen meerderheid in de senaat. Het hoopte echter op een verkiezingsuitslag die daar verandering in zou brengen.

Het resultaat op 2 maart 2011 viel tegen. De VVD won weliswaar iets en de PVV zelfs een heleboel. Maar het CDA moest enorm veel terrein prijsgeven. Het gevolg was dat Rutte I ook de rest van zijn rit moest zien uit te zitten met een te klein draagvlak in de Eerste Kamer. De coalitiepartijen en hun gedoogpartner verwachtten toch verder te kunnen regeren met steun van de orthodox-christelijke SGP, waardoor kabinetsvoorstellen net een meerderheid zouden halen. Lang hoefden ze echter niet een beroep te doen op de staatkundig-gereformeerden, want enkele maanden later viel Rutte I door andere oorzaken.

Het kabinet Rutte II tijdens het debat over de regeringsverklaring (CC BY 2.0 - wiki)
Het kabinet Rutte II tijdens het debat over de regeringsverklaring, 13 november 2012 (CC BY 2.0 – wiki)

De opvolger van Rutte I heette Rutte II. Dat kabinet had een heel andere samenstelling: CDA en PVV maakten plaats voor de PvdA. Een meerderheid in de Eerste Kamer hadden deze partijen al vanaf de start niet. Maar dankzij samenwerking met de ‘constructieve’ oppositiepartijen D66, ChristenUnie en opnieuw SGP slaagde het kabinet erin op de been te blijven. Zou dat ook na het aantreden van een nieuwe senaat in mei 2015 het geval zijn?

De twee regeringspartijen zetten alles op alles in de verkiezingscampagne, maar het gehoopte resultaat bleef uit. Ze werden afgestraft voor het harde saneringsbeleid van hun kabinet. De VVD verloor en de PvdA verloor nog veel meer. In de Eerste Kamer hielden beide partijen maar 21 van de 30 zetels over. De goede uitslag van de bevriende gedoogpartners (samen van 8 naar 15 zetels) leverde onvoldoende compensatie op. Dat Rutte II zijn regeerperiode toch wist af te maken, was te danken aan CDA en GroenLinks, die (meestal afwisselend) op kritieke momenten bijsprongen.

Proefballonnetje

Het huidige kabinet, dat in oktober 2017 aantrad, heeft weer een meerderheid in de senaat. Maar wel een piepkleine: ze bedraagt maar 1 zetel. En alle regeringspartijen, behalve de kleine ChristenUnie, staan virtueel op flink verlies. Ze doen hun uiterste best om dat om te buigen. Vooral de VVD laat het ene na het andere proefballonnetje op, in de hoop de kiezer gunstig te stemmen. Maar of het zal helpen?

Bij de uitslag van de komende Statenverkiezingen zijn vier scenario’s denkbaar. Ten eerste: de coalitie behoudt haar meerderheid in de Eerste Kamer. Gezien de peilingen kunnen we deze mogelijkheid wel als volstrekt theoretisch aanmerken. Ten tweede: de coalitie verliest haar meerderheid, maar vindt voldoende vaste gedoogpartners. Bijvoorbeeld GroenLinks en (alweer) SGP. Ten derde: de coalitie raakt haar meerderheid kwijt, maar het kabinet overleeft dankzij wisselende steun van oppositiepartijen. Ten vierde: het kabinet valt.

Hoe het uitpakt blijft afwachten. Het wordt ongetwijfeld bloedstollend in de komende maanden. De recente geschiedenis leert echter dat regeren zonder meerderheid in de senaat zeker niet onmogelijk is. In het voorbije decennium was het bijna traditie.

Fons Kockelmans werkte jarenlang in Den Haag als parlementair verslaggever. In oktober 2015 publiceerde hij het boek Van verzuiling tot versplintering. De Nederlandse politiek sinds de Nacht van Schmelzer.

0
Reageren?x
×