Het Rijksmuseum presenteert vanaf 21 maart in zijn dependance op Schiphol een serie zeventiende-eeuwse ‘bloemstukken’.
De schilderijen, die in de zeventiende eeuw de huizen van verschillende rijken sierden, zijn afkomstig uit de eigen collectie van het Amsterdamse museum. In de dependance op Schiphol toont het museum de komende maanden negen schilderijen. Het Rijksmuseum:
Snijbloemen, voor ons een alledaags verschijnsel, waren in de zeventiende eeuw een bijzonder luxeartikel. Ze kwamen alleen voor in de huizen en tuinen van de allerrijksten. Met de stijgende welvaart in de zeventiende eeuw nam de populariteit van bloementuinen toe. De tuin was een verlengstuk van het huis en – andersom – door middel van boeketten werd de tuin in huis gehaald.
Met name de anemoon, krokus,
hyacint en uit Azië overgewaaide tulp waren populair. De handel in bloembollen, vooral in tulpen, werd een lucratieve onderneming. Op het hoogtepunt van deze zogenaamd ‘Tulpomanie’, rond 1630, kostte een bijzondere tulpenbol evenveel als een heel grachtenpand. Het Rijksmuseum:
De gewone burger kon zich geen boeketten in huis veroorloven. Om aan de vraag naar bloemen te voldoen, ontstonden in de jaren dertig en veertig de eerste bloemstillevens. Zo’n schilderij was immers minder duur dan een echt boeket – en langer houdbaar.
Rijksmuseum Schiphol toont tegen van deze zeventiende-eeuwse bloemstukken. De werken zijn onder meer gemaakt door kunstenaars als Abraham Mignon, Jacob Marrel en Rachel Ruysch.
De tentoonstelling Dutch Flowers loopt van 21 maart tot en met 25 juni 2012