De schilderijen die in 2005 werden gestolen uit het Westfries Museum in Hoorn, blijken zich in Oekraïne te bevinden. Of ze ook terugkeren naar Hoorn is echter maar zeer de vraag. Het Westfries Museum zoekt daarom nu de publiciteit.
Bij de roof werden in januari 2005 in totaal 24 schilderijen en 70 stukken zilverwerk gestolen. De werken vormden het hart van de zeventiende- en achttiende-eeuwse collectie van het museum, dat al jarenlang op zoek is naar de gestolen kunst. Vorig jaar dook er voor het eerst een gestolen schilderij op een website in Oekraïne op.
Juli dit jaar meldden zich op de Nederlandse ambassade in Kiev twee personen die zeiden te spreken namens een Oekraïens vrijwilligersbataljon. Deze zogenaamde OUN-militie beweert de volledige collectie gestolen schilderijen uit het Westfries Museum in bezit te hebben. Een foto van één van de schilderijen met daarop een actuele Oekraïense krant is daarvan het bewijs. De militie verklaart zich onder voorwaarden bereid de schilderijen aan Nederland over te dragen, maar alleen buiten de Oekraïense autoriteiten om.
De ambassade bracht de Nederlandse politie en justitie op de hoogte. Vervolgens werd besloten de gemeente Hoorn de kans te geven zelf in gesprek te gaan met de bezitters van de roofkunst. Omdat de gemeente Hoorn hier geen ervaring mee heeft, schakelt zij Arthur Brand in, een specialist op het gebied van kunstcriminaliteit en opsporing van gestolen kunst.
Waarde van de werken
De expert ontdekte al snel dat de huidige bezitters geen realistisch beeld hebben over de waarde van de werken. Zij schatten die in op 50 miljoen, terwijl Brand stelt dat de werken, mits ze nog in goede staat verkeren, bij veilingen gezamenlijk minimaal 250.000 euro en maximaal 1,3 miljoen euro op zouden brengen.
Namens de gemeente Hoorn biedt Brand de militie een onkostenvergoeding aan, maar krijgt nooit een reactie op dat aanbod. Die militie gaat uit van een vindersloon van 5 miljoen euro en neemt met minder geen genoegen.
De gemeente drong er bij het ministerie van Buitenlandse Zaken vervolgens op aan om te proberen langs diplomatieke kanalen schot in de zaak te brengen. Het Westfries Museum:
“Er vinden gesprekken op het hoogste politieke niveau plaats. Ook dat spoor loopt dood. Inmiddels zijn er zeer serieuze signalen dat de huidige bezitters van de roofkunst deze proberen te verkopen aan anderen. Uit nader onderzoek van Brand wordt duidelijk dat er achter het vrijwilligersbataljon nog andere hooggeplaatste personen schuil gaan. De gestolen kunst is een speelbal in een ondoorzichtig politiek krachtenveld in Oekraïne, waarin sprake is van een interne strijd om de macht, vriendjespolitiek en corruptie.”
Het museum geeft aan maar één belang te hebben: de geroofde kunst zo snel mogelijk terugkrijgen in Hoorn, voordat deze versnipperd raakt of in nog slechtere staat komt. Museumdirecteur Ad Geerdink.
“We hebben er alles aan gedaan en zitten nu op dood spoor. Nu de kunstwerken opnieuw lijken te verdwijnen willen we de noodklok luiden. Om potentiële kopers te laten weten dat zij roofkunst van doen hebben en een juist beeld te geven van de werkelijke waarde van de kunstwerken. Maar ook om het signaal te geven dat deze kunstwerken nergens anders thuis horen dan in Hoorn. Ze zijn van onschatbare waarde voor het verhaal dat wij vertellen over de ongekend boeiende periode van de Gouden Eeuw in West-Friesland.”