Siberië is wel eens een openlucht gevangenis genoemd. Voor een groot deel bedekt met uitgestrekte taigawouden en met wintertemperaturen die kunnen dalen tot min 30 of 40 graden Celsius was het in vroegere tijden een plek waarvandaan ontsnappen vrijwel onmogelijk was. Het was om die reden, en om het ruige gebied te koloniseren, dat de Russische tsaren het sinds de zeventiende eeuw als verbanningsoord gebruikten voor misdadigers en later ook voor politieke opponenten. In ‘Het huis van de dood’ beschrijft de aan de universiteit van Londen werkzame historicus Daniel Beer de hoogtijdagen van dit verbanningsoord, gedurende de periode 1800-1917.
Het was tsarina Elizabeth die in 1753 de aanzet gaf tot de ontwikkeling van Siberië als ballingsplaats toen ze de galg verving door dwangarbeid, die uitgevoerd moest worden in dit oostelijke deel van haar territorium dat rijk was aan grondstoffen. Behalve misdadigers zond de autoritaire staat de daarop volgende decennia een ratjetoe aan ballingen naar het oosten, zoals landlopers, bedelaars, religieuze dissidenten, prostituees en schuldenaren. Het idee was dat deze mensen door noeste arbeid hun leven konden verbeteren en dat ze tegelijkertijd bijdroegen aan de kolonisatieagenda van de overheid. Beer beschrijft op treffende wijze dat er een grote kloof gaapte tussen de ambities van de tsaren en de harde werkelijkheid in Siberië. In plaats van een plek waar verschoppelingen met eerlijke arbeid hun schulden aan de samenleving aflosten, werd het een oord van onderdrukking en chaos, waarvoor de bijnaam ‘het Wilde Oosten’ passend is.
Uitputtend en gevaarlijk
Dwangarbeid in Siberië was veelal uitputtend en gevaarlijk, zoals in de mijnen van Nertsjinsk, waar gevangenen in dag- en nachtploegen van twaalf uur zwoegden in nauwe, vochtige mijngangen die soms vol stonden met water of waar ratten rondkrioelen. Het ondeskundige gebruik van dynamiet en zwaveldampen eiste levens. Productief waren de mijnen niet, mede doordat veel mannen door zelfverminking ontsnapten aan het slopende werk. Ze stelden zich bewust bloot aan wintertemperaturen om hun handen te laten bevriezen, waardoor soms hun vingers afgezet moesten worden. Een ander ‘trucje’ was om fijngemalen paardenhaar in te wrijven op sneetjes op hun geslachtsdeel, waarna artsen hen diagnosticeerden met syfilis en ze niet langer geschikt waren om te werken. Door bureaucraten werd berekend dat vrije arbeiders in particuliere ondernemingen in de provincie Irkoetsk tot wel 1370 kilogram grond per man per dag zeefden op zoek naar goud, terwijl dwangarbeiders gemiddeld slechts 200 kilogram zeefden.
Bannelingen waren niet enkel improductief, maar velen droegen er ook aan bij dat de misdaadcijfers in Siberië de pan uit rezen. Bendes ontsnapte gevangenen organiseerden rooftochten langs nederzettingen van boeren, waarbij veel bloed vergoten werd. Dat ontsnappen uit gevangenissen, strafkampen en andere plaatsen waar bannelingen verbleven vaak niet ingewikkeld was, verduidelijkt de auteur met een even treffend als spectaculair voorbeeld. Tijdens een optreden op de binnenplaats van de vesting van Tobolsk wist een landloper met een voorgeschiedenis als goochelaar en acrobaat, onder toeziend oog van cipiers en de gevangenisdirecteur, te ontsnappen toen hij met kameraden een menselijke piramide vormde. De piramide verplaatste zich naar de omheining waar de slimmerik, die de top van de piramide vormde, overheen sprong. Hij wist zich snel uit de voeten te maken en werd niet teruggevonden. Erg druk maakten de autoriteiten zich niet om ontsnappingen zoals deze, want lang overleven konden voortvluchtigen niet als de winter aanbrak. Wanneer de sneeuw in het voorjaar smolt, werden vaak hun bevroren lichamen teruggevonden.
“Vijf kopeken”
Met de bedoeling om de mannen in het gareel te houden en te stimuleren om een fatsoenlijk bestaan op te bouwen, werd het vrouwen toegestaan hun verbannen echtgenoten naar Siberië te volgen. Beer constateert dat dit in veel gevallen uitliep op het tegenovergestelde van wat de bedoeling was. Veel verbanningsoorden veranderden in poelen des verderf waar vrouwen werden mishandeld en uitgebuit. “Ik heb een vrouw. Als je wilt, mag je haar hebben”, zo citeert de auteur een banneling die zijn vrouw van de hand deed na drie jaar met haar samengewoond te hebben en met haar twee kinderen gekregen te hebben. Veel vrouwen belandden in de prostitutie. Eén van deze vrouwen stond in de bestuurspost Aleksandrovsk bekend als “vijf kopeken”, naar het bedrag waarvoor ze haar diensten verleende. Omstandigheden voor kinderen waren nog erger. Ze maakten al op schrikbarend jonge leeftijd kennis met geweld, alcohol en seks. “Je kunt je niet voorstellen wat hier gebeurt: een totale losbandigheid”, zo schreef een verpleegster vanaf het beruchte strafeiland Sachalin naar huis.
“Ik heb op mijn zaal meisjes van vijftien, zeventien en negentien, die al hun eerste seksuele contact hadden op hun twaalfde en nu niet meer zonder wodka en schunnige taal kunnen.”
Om de orde te handhaven zetten gevangenbewaarders en andere toezichthouders grof geweld in tegen gevangenen. Ranselpartijen waren aan de orde van de dag. Favoriete lijfstraffen waren slagen met de berkenroede of zweep en het spitsroeden lopen. Bij het spitsroeden lopen werd het slachtoffer verplicht om een weg af te leggen langs aan beide kanten opgestelde bewakers die op zijn blote rug insloegen met roedes. Een medische assistent was eens getuige van deze barbaarse praktijk:
“De roedes floten door de lucht en de stukken vlees en het bloed spatten van zijn rug! En hij schreeuwde […] de manier waarop hij schreeuwde! […] alsof zijn rug van zijn lijf werd geschroeid. […] Zijn hele rug was bedekt met flarden vlees; het bloed vloeide en ze gingen gewoon door met slaan!”
Minder bloedig maar een psychische marteling was de straf waarbij gevangenen voor een termijn van vijf of tien jaar aan een kruiwagen geketend werden. Gevangenen die in de ruimen van transportschepen vast geboeid werden en met inktnaalden ingebrachte herkenningstekens op de huid van arrestanten roepen herinnering op aan andere zwarte pagina’s in de wereldgeschiedenis.
Politieke gevangenen
Beer besteedt veel aandacht aan de lotgevallen van politieke gevangenen van de tsaren, waaronder de dekabristen, Poolse onafhankelijkheidsstrijders en de revolutionairen uit het begin van de twintigste eeuw. Dekrabisten waren leden van de Russische adel en hoge militairen die in 1825 een staatsgreep pleegden tegen tsaar Nicolaas I. Het was vanuit de kringen van de dekrabisten en latere politieke ballingen en via getuigenissen van buitenlandse waarnemers, zoals de Amerikaanse ontdekkingsreiziger en journalist George Kennan, dat de schokkende waarheid over verbanningsoorden in Siberië naar buiten kwam. De hier tentoongespreide staatsterreur was een belangrijke motivatie om in verzet te komen tegen de tsaar voor de deelnemers aan de Oktoberrevolutie in 1905 en de Februarirevolutie van 1917. Veel leiders van deze opstanden waren zelf ook verbannen geweest, zoals de marxistische kopstukken Leon Trotski en Vladimir Lenin. De schrijver concludeert dat na de val van het tsarenrijk aan de terreur in Siberië echter geen einde kwam. Integendeel, de nieuwe communistische machthebbers creëerden met de Goelag een systeem van verbanning dat dat van de tsaren ver overtrof, zowel wat betreft de hoeveelheid verbanningen als het slachtofferaantal.
Over die Goelag is al veel gepubliceerd, maar over de vroegere jaren van Siberië als verbanningsoord veel minder. Met dit standaardwerk geeft Daniel Beer bekendheid aan een episode in de Russische geschiedenis waarmee de Russische revolutie en de Sovjetterreur onlosmakelijk verbonden zijn. Het boek is allesbehalve een droge opsomming van kille feiten, maar door de vele persoonlijke verhalen een indringend verslag van menselijk lijden en bestuurlijk falen. Dat is een prestatie van de schrijver, want waar er van de Goelag nog wel gesproken getuigenissen zijn en zelfs overlevenden, heeft Beer het moeten doen met archiefmateriaal. Hij weet zijn bronnen tot leven te wekken alsof ze gebeurtenissen verslaan die nog maar kortgeleden plaatsvonden. Dat Rusland zich tegenwoordig weer volop manifesteert als autoritaire staat, geeft ‘Het huis van de dood’ actuele betekenis. Wie de staatsrepressie van Rusland in het heden en verleden wil begrijpen, doet er goed aan dit boek te lezen.
Boek: Het huis van de dood – De Siberische strafkampen in de tijd van de tsaren
Meer Russische geschiedenis