Dark
Light

Te wapen met Van Heutsz, inspirator van Soekarno

Het leven van oriëntalist Christiaan Snouck Hurgronje
Auteur:
6 minuten leestijd
Christiaan Snouck Hurgronje (r) loopt met prins Saoed de Leidse universiteitsbibliotheek binnen (1936)
Christiaan Snouck Hurgronje (r) loopt met prins Saoed de Leidse universiteitsbibliotheek binnen (1936)

Aan het einde van het ruim vijfhonderd pagina’s tellende boek over de beroemde Oriëntalist en activist Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936), maakt auteur Wim van den Doel de balans op. Wie was deze geleerde die met zijn talloze artikelen, commentaren en boeken over de islam, Nederlands-Indië en Arabië, zo’n grote indruk maakte op zijn tijdgenoten? De lezer heeft dan al in twaalf hoofdstukken diepgaand kennis genomen van dit razend intelligente, maar controversiële heerschap.

Christiaan Snouck Hurgronje
Christiaan Snouck Hurgronje
Wie was Christiaan Snouck Hurgronje? Die vraag is, aldus van den Doel, ook na honderd jaar ‘slechts met voorzichtigheid’ te beantwoorden. Het is een karakterisering die de biograaf typeert. Van den Doel, hoogleraar geschiedenis aan de universiteiten in Leiden, Delft en Rotterdam, zet het leven van zijn hoofdpersoon nauwkeurig in rij en gelid. Als beoordelaar komt hij pas aan het eind op dreef.

Nu valt het ook niet mee om Christiaan Snouck Hurgronje te doorgronden. In zijn jonge jaren verwierf Snouck pijlsnel een positie onder de toenmalige kenners van de islam en de Oost. Dat dankte hij niet alleen aan zijn grote intelligentie en werkkracht, maar ook aan snoeiharde aanvallen op medewetenschappers. Zo kreeg de arabist Mr. L.W. C. van den Berg er van langs met de woorden dat de…

“…stoutmoedigheid, waarmee Van den Berg … Arabische bronnen citeert, die hij toont niet te kennen, te ergerlijk (was) om belachelijk te zijn.” (44)

Snouck verhief het kleineren en diskwalificeren tot grote hoogte. Hij bracht menig student tot diepe wanhoop door voortdurend te vitten en meer te eisen. Toch was hij in staat een imponerend netwerk op te bouwen van correspondenten, die hem informeerden over gebeurtenissen in de wereld van de islam en Nederlands-Indië. Snouck onderhield levenslange vriendschappen met mensen die hij wel waardeerde. Op basis daarvan klom hij met zijn boeken en studies naar eenzame hoogte.

Verschillende door Snouck en zijn assistent in Mekka gemaakte foto’s:

Mekka

Die positie dankte Snouck ook aan zijn durf. Zo verbleef hij in 1885 een half jaar in het hartland van de islam, in havenstad Djeddah en heilige stad Mekka. Voor een bezoek aan voor ongelovigen verboden Mekka deed hij zich voor als moslim.

‘Door voor enige tijd den tulband op te zetten en de sjahada (geloofsbelijdenis, JE) uit te spreken, verkrijg ik mijn toegang tot de m. alharam (de rond de kaäba gebouwde moskee, JE) en den zeer geleerde, deels zeer tolerante sjaichs die daar lessen geven’,

…aldus Snouck in een brief aan zijn Leidse leermeester De Goeje. Hij liet zich besnijden, nam een islamitische naam aan en genoot enige protectie van de Turkse gouverneur. Zonder risico was het allemaal niet, al was hij niet de eerste westerling die Mekka stiekem bezocht. Snoucks faam als moslimgeleerde was hem echter al vooruitgesneld en iedereen wilde deze blijkbaar bekeerde moslim spreken. In dat half jaar te Mekka peilde hij niet alleen wat er omging in de bedevaartgangers uit Nederlands-Indië, maar ook de lokale samenleving. Snouck zou na zijn overhaaste vertrek een bejubeld, tweedelig boek over Mekka schrijven. Dat typeerde ook zijn werkkracht.

In zijn laatste jaren vreesde Snouck dat een gewapende strijd tussen Nederland en de Indonesiërs onvermijdelijk werd door het gebrek aan realiteitszin in Batavia en Den Haag.

Snouck paste zich makkelijk aan de omstandigheden aan. In Mekka kocht hij net als veel lokale inwoners een Ethiopische slavin. Hij stond niet toe dat ze na zijn vertrek naar Nederland kwam, al was hij wel bereid haar vrij te kopen. Overigens wees hij in zijn boeken wel vaak op de belabberde positie van vrouwen in de Oriënt. Dat hij zich in Mekka voordeed als moslim was een vorm van misleiding, maar vragen ernaar wimpelde hij af. Het was volgens hem een gewetensvraag van privé-aard. Onderdompeling in de islam was op een andere manier nu eenmaal niet mogelijk. Dat zijn bekering in Nederland bekend zou worden wilde hij dan wel weer graag voorkomen.

Atjeh

Vanaf 1889 zou Snouck zeventien jaar lang in Nederlands-Indië wonen en werken. Hij adviseerde in de jaren 1890 dat Nederland de vijanden in Atjeh ‘gevoelig moest slaan’. Met ‘chirurgische’ ingrepen moest Batavia die opstandelingen nu eindelijk mores leren. Alleen krachtig optreden zou de bevolking verzoenen met een bestuur door ‘kafirs’. Ook elders gaf Snouck raad aan het koloniale gezag en hielp lokale opstanden te bestrijden. In zijn beide boeken over Atjeh, afgerond in 1894, was Snouck zo polemisch en zo imperialistisch, dat zelfs de Nederlandse regering er afstand van nam. Naast het harde werk van studie, ontvangsten en advisering nam hij deel aan enkele militaire expedities van Van Heutsz en trok hij te paard door de wouden, moerassen en velden van tropisch Atjeh. Hij voelde zich er topfit bij. Ook huwde Snouck tot twee keer toe met een Indonesische vrouw, kreeg kinderen met hen en leefde, nee integreerde, anders dan andere kolonialen, in het inlandse milieu. De Indische jaren waren achteraf gezien de gelukkigste van zijn leven.

Na zijn terugkeer naar Nederland in 1907 leidde Snouck aan de universiteit van Leiden een rustiger leven dat in het teken stond van doceren, examens, artikelen, correspondenties, universiteitspolitiek en het uitbouwen van de Oriëntalistiek. Snouck trouwde nu, na zijn huwelijken in Mekka en op Java, opnieuw en kreeg nog een dochter. Zijn Indische familie ondersteunde hij financieel, maar deze bleef op het tweede plan staan, tot bitter verdriet van zijn kinderen. In deze jaren zou de voormalige ‘havik’ Snouck zich steeds verder vereenzelvigen met de ‘ethische richting’ in de koloniale politiek. Die vond dat Nederland zich op den duur overbodig moest maken. Snouck gruwde van het opkomende tij van het racisme. Europese superioriteitsgevoelens vond hij, zeker na de Eerste Wereldoorlog, onzinnig.

Graf van Snouck Hurgronje -  Groenesteeg, Leiden
Graf van Snouck Hurgronje – Groenesteeg, Leiden (CC BY-SA 3.0 – K. van Ommen – wiki)

Zijn ijveren voor het kweken van een Indische bestuurlijke elite, viel slecht bij de meeste kolonialen, die het ondenkbaar achtten dat de inheemse bevolking zichzelf kon besturen. Zijn invloed op het beleid nam navenant af. Van de arrestaties en verbanningen van nationalisten in de jaren ’20 en ’30 moest de oude Snouck niets weten. In zijn laatste jaren vreesde Snouck dat een gewapende strijd tussen Nederland en de Indonesiërs onvermijdelijk werd door het gebrek aan realiteitszin in Batavia en Den Haag. Zo ontwikkelde Snouck zich van maatje van de imperialist Van Heutsz tot wetenschapper/activist die door de nationalist Soekarno in extenso werd geciteerd.

Bruggen bouwen

Terug naar de beginvraag: wie was Snouck Hurgronje? Snouck was wel degelijk oprecht, aldus zijn biograaf. Zijn vriendschappen en onderzoek waren niet alleen maar instrumenteel geweest, ingegeven door politieke bedoelingen, ook al stelde hij die kennis ter beschikking van de machthebbers. Snouck was daarmee wel degelijk een wetenschapper die, naar het vernietigende oordeel van de Palestijns-Amerikaanse wetenschapper Edward Said, het Oosten zó had beschreven dat het Westen wel de baas moest blijven spelen. Dat verwijt treft ook Snouck, althans tot de Eerste Wereldoorlog. In zijn diverse rollen had hij niet alleen een scherpe pen, maar ook bloed aan zijn handen.

Snouck. Het volkomen geleerdenleven van Christiaan Snouck Hurgronje - Wim van den Doel
Snouck. Het volkomen geleerdenleven van Christiaan Snouck Hurgronje – Wim van den Doel
De titel van het boek schiet dus tekort. Snouck was niet alleen een ‘volkomen geleerde’, maar ook man van de daad, een politieke activist die in Atjeh af en toe de kogels om de oren hoorde fluiten. Beheersing en controle van Nederlands-Indië vereisten, vond hij, diepgaande kennis van de Islam en lokale gebruiken, de adat. Later nam hij afstand van dat imperialisme en achtte hij ‘associatie’ een optie: het geven van zeggenschap aan een westers opgeleide, inheemse bestuursklasse zou de elites in Oost en West bij elkaar brengen. Nog weer later zag hij in dat ontkoppeling onvermijdelijk was.

Snoucks nalatenschap is een reeks boeken en studies die nog altijd de moeite van het lezen waard zijn. Van den Doel heeft met zijn biografie een klein monument opgericht voor het wetenschappelijke ‘genie’ Snouck Hurgronje en diens nalatenschap. Het boek is goed geschreven en de verhaallijn is prima te volgen. Deze lezer mist, zoals gezegd, af en toe wel het zout van het oordeel. Snouck had best eens met zijn eigen wapens – polemiek – aangepakt mogen worden. Jammer ook dat veel foto’s zo klein zijn dat ze niet meer dan een impressie geven. Om het reusachtige Indonesië beter te begrijpen hadden schrijver en uitgever ook landkaarten moeten toevoegen. Nu neust de lezer voortdurend zelf op zijn telefoonschermpje om al die nu zo exotisch klinkende namen op te sporen.

Boek: Snouck. Het volkomen geleerdenleven van Christiaan Snouck Hurgronje – Wim van den Doel
Ook interessant: Christiaan Snouck Hurgronje – Arabist en islamoloog

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

×