In 2019 vieren we dat Nederland 100 jaar algemeen kiesrecht, en dus ook vrouwenkiesrecht, kent. Een fantastische mijlpaal natuurlijk, waar, terecht, veel aandacht voor is. De publicaties over het vrouwenkiesrecht zijn talrijk (zie bijvoorbeeld ‘De ongehoorde helft’). Befaamd (gender)historica Mineke Bosch levert eveneens een bijdrage aan die herdenking.
Bosch schreef eerder het boek Lieve Dr. Jacobs, met brieven uit de Wereldbond van Vrouwenkiesrecht, en een biografie over Aletta Jacobs. We hebben hier dus te maken met een expert op het gebied van de (politieke) emancipatie van vrouwen. En dat is aan het boek Strijd! goed af te zien.
Allemanskiesrecht
Algemeen kiesrecht – die woordencombinatie betekende rond 1880 toch heel wat anders dan tegenwoordig. Met het woordje ‘algemeen’ werd vooral bedoeld dat kiezers niet hoefden te voldoen aan allerlei criteria, zoals het beschikken over een opleiding of een bepaald inkomen. Iedere burger had op basis van universele mensenrechten en individuele autonomie het recht een stem uit te brengen.
Iedere mannelijke burger welteverstaan. Ook de meest enthousiaste activisten pleitten in 1887 voor allemanskiesrecht, met als gevolg dat het woordje “mannelijk” werd toegevoegd aan de wetsartikelen die de uitbreiding van het kiesrecht moesten regelen. De deur voor algemeen mannenkiesrecht werd daardoor open gezwierd, terwijl die voor vrouwen werd dichtgeslagen.
‘De helft der menschheid uitgesloten’
Het streven van de vrouwenkiesrechtbewegingen laat zich dan ook gemakkelijk samenvatten, namelijk het ervoor zorgen dat óók vrouwen onder het algemeen kiesrecht zouden komen te vallen. In Het vrouwenkiesrecht in 1913 stelde feministe en kiesrechtstrijdster Henriëtte Heineken-Daum de inconsequentie van de democraten aan de kaak…
‘wanneer hij de staatsregeling wil handhaven, aan welker totstandkoming de meerderheid der natie niet heeft meegewerkt, van zijn zelfbedrog wanneer hij spreekt van algemeen kiesrecht en de helft der menschheid daarvan uitsluit’.
Daar valt geen speld tussen te krijgen. Maar natuurlijk, zo leert de geschiedenis ons, zijn vanzelfsprekendheden vrijwel altijd verworvenheden. Het vrouwenkiesrecht kwam er niet zomaar, zonder slag of stoot, maar na een lange periode van de aandacht opeisen, fel actievoeren en massaal protesteren.
Elitaire hobby
De vrouwenbeweging had niet altijd de wind in de zeilen. Veel weerstand kwam er bijvoorbeeld uit socialistische hoek en niet zozeer, zoals u wellicht verwacht, van de confessionelen of conservatieven. SDAP’er Pieter Jelles Troelstra en zijn consorten vonden de vrouwenbeweging een instrument van de ‘burgerlijke’ klasse, van welgestelde vrouwen die uit verveling en eigenbelang wat aan politiek wilden doen. Elitaire dames met een bourgeoishobby, meenden de socialisten.
Troelstra zou zelfs, op een onbewaakt moment, hebben gezegd dat hij liever kiesrecht wilde voor ‘de eerste de beste baliekluiver’ dan dat hij zich zou inspannen voor het vrouwenkiesrecht. Alleen de burgerlijke klasse zou daar namelijk van profiteren.
Strijdende vrouwen
De vrouwen ondervonden niet alleen hinder van de socialisten – ook lagen ze regelmatig met elkaar overhoop. Neem bijvoorbeeld Suze Groeneweg, die in 1917 als eerste vrouw voor de SDAP in de Tweede Kamer werd verkozen. Zonder haar inspanningen voor de politieke emancipatie van de vrouw te kort te willen doen, is bekend dat zij niet alle vrouwenbewegingen steunde. Groeneweg was namelijk fel criticaster van separate vrouwenorganisaties, zoals de Bond voor Sociaal-Democratische Vrouwenclubs. Die club was namelijk, vond Groeneweg, losgezongen van het SDAP-partijprogramma, en staarde zich blind op specifieke vrouwenbelangen.
Diverse achterban
Er waren talloze vrouwenbewegingen, actiegroepen en comités actief op het strijdtoneel, die dan weer als front opereerden en dan weer met elkaar in de clinch lagen. Hoewel dat soms belemmerend werkte, kan wel gesteld worden dat de vrouwenclubs een brede beweging vertegenwoordigden. Er was, zo concludeert Bosch, sprake van een enorme diversiteit in schaalgrootte en ideologische achtergrond van de clubs. Onderwijzeressen, huisvrouwen, kunstenaressen, boerinnen, weduwen, echtgenotes, apothekers, assistentes, winkeliersters, you name it – veel (onbekende) vrouwen, en dus niet alleen de door Troelstra gehekelde elitaire dames, streden voor het algemeen vrouwenkiesrecht.
Tastbaar
Die brede vertegenwoordiging blijkt ook uit de in het boek opgenomen ‘beeldessays’: fotocollages van speldjes, vlaggen, affiches, posters, pamfletten, spotprenten, krantenartikelen, kledingstukken, petitionnementen en lintjes die allemaal in de strijd zijn gebruikt. Het zijn prachtige afbeeldingen, die de strijd van de (voornamelijk) vrouwen tastbaar maken en de geschiedenis mooi illustreren.
Goed om te weten, overigens: het boek Strijd! is de papieren begeleider van de door Bosch samengestelde, gelijknamige tentoonstelling in het Groninger Museum. Daar zijn alle voorwerpen dus live te bewonderen.
Samenvatting
Strijd! is een gedetailleerd overzicht van de strijd om vrouwenkiesrecht in de periode 1882-1922. Het boek beschrijft uitstekend hoe, door wie en met welke middelen de strijd gevoerd werd. Wetenschappelijk relevant, toegankelijk geschreven en fraai geïllustreerd: de strijd om algemeen kiesrecht is weer een dimensie rijker.