Augustus 1811. Vanuit het Franse legerkamp bij Boulogne stuurt de dienstplichtige Friese militair Romke Eelkes Zandstra, een brief naar zijn geliefde Sjoukje Hendriks in Eestrum. De omstandigheden in de legerplaats zijn erbarmelijk, maar Romke probeert Sjoukje gerust te stellen.
“Mijn geliefde en teer beminde minnaresse ik laat u weten dat ik nog redelijk in orde ben en hope en wense van U hetzelfde. Zoo het anders was het zou mijn van harten leed zijn.”
Romke heeft zijn verloofde nooit weer gezien; hij stierf aan het front in Polen.
“De Liefdesbrief” is er één van een serie van drie die Romke aan zijn verloofde stuurde. Circa vijftien jaar geleden heeft Tresoar een vierde brief gekregen die verzonden was aan zijn ouders. Met een verhaal over liefde en vriendschap van een door heimwee gekwelde Friese militair die als dienstplichtige diende in een vijandig leger, denken we een interessante nominatie voor de verkiezing te hebben.
Transcriptie
Baloeije den 29 Augustus 1811
Mijn Geliefde en teer beminde minnaresse. Ik laat U weten dat ik nog redelijk in order benen hope en wense van U het zelfde. Zoo het anders was het zou mij van harten leed zijn. Ik laat u weten dat ik U zeer lieffelijke brief wel ontvangenen daar U gesondheid verstaan, hetgeen wigtig was te lesen. Ik leg nu nog in de kamp van Baloeije, maar het praat gaat dat wij na de kamp van Seis gaan.Dat is bij Uitert, dat wou ik graag dan kwam ik soo uren nader bij U mijn geliefde. Maar er wort zoo veel segt, men kan er niet op af. Maar als ik vertrek dan zal ik U, mijn geliefde minnaresse, wel schrijven. Ik laat uweten dat ik zeer met de raad die gij mij geef ingenomen ben.
En ik beloof het U mijn geliefde minnaresse dat ik dat wel zal opvolgen. En ik heb geen zin tot zulk een loszinnig leven dat moet Gij niet van mij denken. Ik hoop dat Gij U zoo standvastig en getrou hout als ik maar dat verwagt ikook niet anders want zoo lang wij bij malkanderen verkeert hebben hebt Gij mij liefde betoont. Ik hoop als de here geeft dat ik weer bij U mag komen dan is de liefde met mij nog eens zoo groot dat zal met U mijn geliefde minnaresse ook wel zoo wesen. Ik vergeet U nooit als het saterdagavond of sondagavond is dan denk ik was ik nu tuis dan waar ik bij mijn geliefde minaresse. Mijn gedachten zijn altijd over U maar wees wel te moede ik kan het redelijk stellen want de voorsienigheid heeft mij tot den dienst geroepen. Daarom mijn geliefde minnaresse houd maar moed gedenkt aan enen Josef hoe die als slaaf verkogt geweest is in Egipten en door zijn getrouwigheid is hij de grootste heer van het land geworden. Gedenk aan vader jacob ja aan enen koning david hoe dat die de ellenden vooraf hebben moeten uitstaan eer zij tot enen goede staat zijn gekomen. Dus mijn geliefde minnaresse weest wel te moede misschien zijn er goede uitkomsten voor mij en U mijn geliefde minnaresse. Dit is de vermaninge en de raadgevinge van U minnaar R. E. Zandstra.