Madame Noël wordt ze genoemd. Met ontzag en waardering. Suzanne Noël (1878-1954) was een van de eerste vrouwelijke chirurgen. Internationaal was de Française befaamd voor haar vernieuwende technieken voor verjongingsoperaties, les petites opérations. Bovendien was ze een hevige feministe en stichtte ze in Europa een eerste vrouwennetwerk, de Soroptimistclubs.
Les gueules cassées (de gebroken tronies) werden ze genoemd. Soldaten van wie het aangezicht gruwelijk verminkt werd tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het waren afgrijselijke en onthutsende beelden. Les Baveux (de kwijlers) noemde het verplegend personeel hen soms. Dat stigma tegenover mannen die zich ingezet hadden in een mensonterende oorlog, wou Suzanne verhelpen. In het Parijse ziekenhuis van Les Invalides (de gehandicapten, wat een toepasselijke naam!) begon ze – onder leiding van haar leermeester prof. dr. Hippolyte Morestin, die ooit gevraagd werd door Al Capone om zijn geschonden gezicht te herstellen, aan ‘esthetische’ reconstructies. Wonderen verrichtte de jonge arts. Kaken werden opgevuld. Valse neuzen werden onder een bril gehecht om een gapend gat te vullen. Glazen ogen werden gemaskerd. Dokter Noël bedacht nieuwe chirurgische technieken en ‘experimenteerde’ met huid- en bottransplantaties.
Die sociale bekommernis en betrokkenheid zijn een rode draad in het leven van Suzanne Noël, pionier in plastische chirurgie.
Suzanne Blanche Marguerite Gros werd op 19 januari 1878 in Laon, Picardië, Noord-Frankrijk, geboren. Haar welgestelde, burgerlijke ouders geven haar een verzorgde opvoeding. Tot haar zestiende zoals het een meisje past: piano, tekenen maar ook wiskunde. Op negentienjarige leeftijd huwt Suzanne met Henri Pertat, een jonge arts-dermatoloog en met hem vestigt ze zich in Parijs. Maar het mondaine leven van een doktersvrouw in de bruisende lichtstad verveelt haar en ze besluit opnieuw te gaan studeren. Het is haar echtgenoot die haar inschrijving aan de medische faculteit bepleit. Een vrouw is immers – met dank aan de Code Napoléon, het burgerlijk wetboek – (wettelijk) volslagen onbekwaam om zelfstandig te handelen.
Sarah
Dertig is Suzanne wanneer ze aan haar medische stages onder meer in dermatologie en chirurgie begint. Als studente geneeskunde behoort ze tot de beste van haar lichting. Datzelfde jaar, 1908, bevalt ze eveneens van een dochter, Jacqueline. Het huwelijk met Henri slabakt maar ze blijft hem assisteren. In dat dokterskabinet maakt ze vermoedelijk ook kennis met de beroemde Nederlands-Franse actrice Sarah Bernhardt. Over de dan 68-jarige actrice schrijft ze discreet:
“In 1912 keerde een van onze grote artiestes terug uit Amerika. Alle kranten vertelden hoe ze, na een operatie uitgevoerd in de haargrens, een verrassende jeugd hervonden had. Dat verslag raakte me enorm. Op mijn eigen gezicht probeerde ik mijn huid in verschillende richtingen te knijpen om zo de plooien te verbeteren. Ik stond verbaasd van de resultaten. Met deze ervaring ging ik de desbetreffende kunstenares opzoeken. Ze ontving me op een charmante manier en legde uit wat men in Amerika had uitgevoerd. Even in haar haargrens – van het ene tot het andere oor – had men een repel huid weggenomen. Het resultaat was doeltreffend voor haar voorhoofd waar de rimpels en de kraaienpootjes geëffend waren. Maar het onderste deel van haar gezicht bleef ongewijzigd. Ik moet zeggen dat zij een van mijn eerste klanten was.”
En dan breekt de grote wereldbrand uit. Haar echtgenoot Henri Pertat meldt zich als vrijwilliger aan het front. Terwijl de dokter een gasmasker test, ademt hij een fractie lang het moordende mosterdgas in. Ondanks de vele behandelingen, sterft de gedecoreerde Henri in 1918. De dood van haar wettelijke echtgenoot stelt Suzanne voor grote problemen: ze heeft nooit de kans gehad om haar doctoraat in medicijnen af te werken. Voor de oorlog werkte ze onder de leiding van haar man. Tijdens de oorlog waren er ‘fijne handjes’ te kort en was het alle hens aan dek in de ziekenhuizen. Maar nu? Hoe voorzien in het onderhoud van haar moeder en dochter?
André Noël, haar collega-medestudent en ‘vriend-met-iets-meer’, brengt soelaas. Ze zet hem aan om zijn doctoraat te halen zodat ze kunnen samenwerken. Eigenlijk haar doctoraat want haar studie over de ‘douche filiforme’, een regelbare waterstraal die een gewonde huid versoepelde, kwam goed van pas. André behaalt zijn dokterstitel en in 1919 huwen ze. Een wettelijke regeling van een amoureuze relatie van jaren. Suzanne Pertat wordt Madame Noël.
Drama en nog drama
Nieuw drama, drie jaar later: dochter Jacqueline overlijdt aan de Spaanse griep. Zestien is ze en een beloftevolle muzikante. André, die altijd overtuigd was dat hij de biologische vader van Jacqueline was, sombert in een depressie. Hij verwaarloost zijn werk, gooit kwistig met geld. Hij zakt alsmaar dieper weg. Drie jaar na de dood van Jacqueline springt André – voor de ogen van Suzanne – moedwillig van een brug in de Seine en verdrinkt.
Suzanne hapt naar adem maar herpakt zich. In de tijdspanne tussen het heengaan van haar dochter en haar man was ze zelfs een nieuwe uitdaging aangegaan. Op vraag van een bizarre Iers-Amerikaanse zakenman die als beroep het oprichten van ‘verenigingen’ had, sticht ze de eerste vrouwelijke club, ‘Soroptimist’. De bedoeling van deze organisatie van ‘beroepsvrouwen’ is vrouwen in hun carrière te stimuleren en solidariteit onderling te bevorderen. ‘Soror’ is immers Latijn voor ‘zuster’ en ‘optimist’ kan het ‘beste’ betekenen.
De eerste bijeenkomst in Parijs wordt bijgewoond door onder meer: Thérèse Bertrand-Fontaine, de eerste vrouwelijke dokter van Parijse hospitalen, Cécile Brunschvicg, hevige feministe en eerste vrouwelijke (socialistische) staatssecretaris, de dichteres Anna de Noailles, de modeontwerpster Jeanne Lanvin, de journaliste Lucie Delarue-Mardrus, de advocate Yvonne Netter, de actrice Béatrix Dussane, de harpiste Lily Laskine en de componiste Nadia Boulanger. Allemaal vriendinnen en/of patiëntes.
“De moeilijkheden ontbraken niet. Eerst al, het idée van een vrouwenclub, ongekend in Frankrijk… en dan waren er onze eigenste mannen die met argwaan lonkten naar die wekelijkse lunchafspraken in restaurants… zonder hun aanwezigheid. Zij moesten thuisblijven. Ze vonden dat heel normaal voor leden van de Rotary, dat waren mannen, maar niet voor hun vrouwen.
Men moet weten dat in 1924 vrouwen nog geen enkele persoonlijke vrijheid hadden en dat zij die voor dat soort vrijheden vochten, het voorwerp van spot waren en ‘suffragettes’ werden genoemd. Ik was één van de mikpunten want op een lint op mijn hoed stond in gouden letters gedrukt: ‘Je veux voter’ (ik wil stemmen). Bovendien was ik gespecialiseerd in plastische chirurgie, wat tot dan toe nagenoeg ongekend was. Men zei van me dat ik dubbel van lotje getikt was.”
Onverdroten en onvermoeibaar zal Suzanne zich jarenlang inzetten om de vrouwenclubs te promoten en een internationaal netwerk uit te bouwen. Na Parijs volgde een Soroptimist-genootschap in Den Haag. Suzanne probeerde vrouwensolidariteit aan te wakkeren tot in Istanbul, Sri Lanka, China, Japan… Tot zelfs op hoge leeftijd reist ze en leidt een internationaal leven met recepties en ontvangsten. Wanneer ze naar Rome trekt, is dat per trein en niet in eerste klasse. Nochtans taant haar gezondheid en zijn haar benen omzwachteld wegens wonden. Al die promotiereizen combineert Suzanne met de lezingen en conferenties over haar medische specialiteit. Want ze is intussen een vermaardheid inzake plastische chirurgische innovaties.
Schoonheid en feminisme
In haar boek La Chirurgie esthétique, Son Rôle social (1926) legt ze openhartig – en met enige zin voor humor – haar nieuwe technieken uit. Suzanne experimenteert. Ze gebruikt zelfs zwachtels in de haarkleur van haar patiënten. Soms raadt ze hun aan om hun haarstijl te veranderen of een andere hoed te dragen om de ingrepen te verbergen.
Bovendien argumenteert ze ook over het sociale belang van esthetische chirurgie. Het is evident dat een fris gezicht ook bijdraagt tot een psychologisch welbehagen. Maar er is meer: Suzanne ziet – aan den lijve – de tol van de sociale druk. Na de Eerste Wereldoorlog, wanneer vrouwen hun korsetten uitzwiepen en de zomen van de rokken omhoog kruipen en kuiten laten zien, overspoelt een golf van ‘dwangmatige jeugdigheid’ het sociale leven. Ook dankzij de grotere verspreiding van geïllustreerde damesbladen en les années folles van het Interbellum, is een échte vrouw een… jonge vrouw. Suzanne merkt de sociaaleconomische impact van dat dogma om jong te blijven op vrouwen en zelfs op mannen.
De esthetische chirurgie waar dokter Noël voor staat, is een breekijzer voor – wat nu genoemd wordt – ‘empowerment of women’. Als vrouwen ontslagen worden of niet kunnen werken omdat de tekenen des levens op hun gezicht te lezen staan, dan verliezen vrouwen hun financiële onafhankelijkheid. Dat is een kernpunt in Suzannes denken. Mogelijk ook door haar eigen levenservaringen…
“En ik expliqueerde hun dat ze niet zodanig voor hun man moesten mooi zijn maar in de eerste plaats voor zichzelf. Zij die me het meeste raken, zijn journaliste, directrice in een winkel of restaurant, verkoopster, secretaresse of telefoniste. Ze komen me opzoeken omdat ze ontslagen werden omdat ze er niet meer jong uitzagen. Vele hebben een man in de oorlog verloren en kunnen alleen maar op hun eigen krachten rekenen om hun familie te onderhouden. Voor hen doe ik dit vak. Om hun financiële onafhankelijkheid te gunnen. Het is maar via die weg dat we de gelijkheid met mannen kunnen bereiken. En wat maakt ‘t uit dat ze me niet kunnen betalen. De rijken zullen voor hen betalen.”
Die sociaaleconomische zelfbeschikking is essentieel. Ook in haar (gematigde) feministische acties. Want Suzanne is – zoals haar vriendinnen – overtuigd feministisch. Ze doet mee aan acties. Vermits vrouwen in Frankrijk in dat Interbellum geen stemrecht hebben, hebben ze ook geen inspraak. Dus, redeneert Suzanne, moeten vrouwen ook geen belastingen betalen, vermits ze niet kunnen aangeven hoe hun geld besteed wordt. Elke vrouw heeft het recht eruit te zien zoals ze wil en haar eigen weg te kiezen.
Zonder handschoenen
Een paar jaar voor de Tweede Wereldoorlog verliest Suzanne haar gezichtsvermogen tijdens enkele maanden. Ze wordt zelf van cataract geopereerd maar beseft dat ze niet aan dat hectische ritme kan blijven opereren. Tijdens de Duitse bezetting van Parijs ‘herboetseert’ ze evenwel gezichten van verzetslui die door de Gestapo worden gezocht. Na de oorlog ‘herstelt’ ze overlevenden uit de kampen. Die bekommernis om mensen is een wat verdoken karaktertrek van Dokter Noël, de schoonheidsdokter met ‘blote handen’ van zogezegd actrices, sterren, vedetten en rijken… Ze helpt ook secretaresses, telefonistes, arbeiders… om hun leven opnieuw op de rails te krijgen.
Een minder bekend verhaal is dat van een jongetje dat ze in de jaren dertig in Shanghai ontmoet. In een taxi van haar lezing naar haar hotel ontwaart ze een vader met een kind, dat ter hoogte van zijn neus een gapend gat heeft. Suzanne laat de chauffeur rechtsomkeer maken en vraagt de vader of zij het kind mag opereren. Kosteloos uiteraard. Een eerste operatie slaagt. Een half jaar later heeft Suzanne opnieuw een lezing, ditmaal in Japan. Ze maakt van de gelegenheid gebruik om opnieuw naar Shanghai te verschepen en het kind een tweede operatie te gunnen. En dat doet ze nog een derde maal omdat ze het nodig vindt.
Herstelgeneeskunde om een sociale handicap te overwinnen: kinderen, vrouwen, mannen. In haar boek vertelt ze:
De dag nadien ging ze zich voorstellen in diverse bedrijven en ze verkreeg een beetje werk in één van die huizen die haar voordien op een botte manier onthaald had. Ik opereerde haar driemaal in twee maanden tijd. Vanaf dat ogenblik verdiende ze even goed de kost als 15 jaar voordien. Ze was zo druk bezet dat ze gedurende de drie volgende jaren geen enkel moment vond voor een vierde ingreep die ik noodzakelijk achtte. Ik zie haar regelmatig en ik kan enkel maar haar merkwaardige jeugd vaststellen. Daarbij komt dan nog een zekerheid voor de toekomst en het gewisse besef dat moeilijkheden kunnen overwonnen worden. Dat is werkelijk een plezier om te zien. En dat is de allermooiste beloning voor een chirurg.
Suzannes ironische menselijkheid blijkt uit volgend citaat:
“Al mijn geopereerden zijn werkelijk van een buitengewone wijsheid. Ik verwijt enkel aan de Françaises en de Italiaanse vrouwen om te babbelziek te zijn en aan de Engelse en de Amerikaanse vrouwen om teveel te roken, tijdens de operatie en dat om zich te verstrooien.”
Dat was 1926.
~ Eliane Van den Ende
Historicus en cultuurjournaliste
Boek: Suzanne Noel – Cosmetic Surgery, Feminism and Beauty in Early Twentieth-Century France