Tegenwoordig is het moeilijk voor te stellen, maar vroeger vermeldde De Telegraaf de etnische achtergrond van daders in hun misdaadverslaggeving niet. Geen enkel medium deed dat, want het zou extreem-rechts in de kaart spelen. Tot Het Parool december 1988 het taboe doorbrak. Hun verslaggevers wisten de hand te leggen op een geheim rapport van de gemeente Amsterdam, waaruit bleek dat veel criminelen van Noord-Afrikaanse komaf waren. Het Parool, niet VVD-leider Frits Bolkestein, wees als eerste op de keerzijden van de multiculturele samenleving.
Op dat moment was Sytze van der Zee hoofdredacteur. Eerder had hij zich in zijn verslaggeving ook al niet laten hinderen door sociale wenselijkheid. Hij was correspondent in Bonn toen de Rote Armee Fraktion (RAF) aanslagen pleegde. In Nederland sympathiseerden veel journalisten en intellectuelen met de ‘goede zaak’ waarvoor de RAF streed. Van der Zee beschouwde hen echter als een ‘moordenaarsbende’. Daarnaast ergerde hij zich aan collega’s die afgaven op Zuid-Afrika en de Verenigde Staten, zonder er ooit geweest te zijn. Feiten, niet meningen, moesten de basis zijn voor verslaggeving.
In Verslaggever van beroep. Herinneringen beschrijft hij zijn loopbaan. Na een paar jaar als leerling-journalist bij plaatselijke kranten werd Van der Zee in 1966 aangenomen bij het Amsterdamse Algemeen Handelsblad (in 1970 gefuseerd met de Rotterdamse NRC). Het Handelsblad was toen eerder anarchistisch dan liberaal. De redacteuren…
“…zagen de krant in eerste instantie als een veilig opstapje voor hun nevenactiviteiten en schnabbels.” (66)
Van 1969 tot 1986 was Van der Zee correspondent in achtereenvolgens Bonn, Brussel en Washington DC. Hij begon in Bonn op de dag dat Willy Brandt voor het eerst bondskanselier werd. Hij werkte in Washington tijdens de eerste termijn van Ronald Reagan. In zijn memoires verhult hij niet dat hij sympathiseerde met de eerste en weinig op had met de laatste.
In 1986 keerde Van der Zee terug naar Nederland. André Spoor, die eerder de fusie tot NRC Handelsblad in goede banen had geleid, werd hoofdredacteur van Elsevier en wilde hem als tweede man. Spoor wilde van het rechts-conservatieve weekblad een centrumgericht tijdschrift maken, met aandacht voor cultuur. Dit sloeg niet aan bij de medewerkers. Spoor raakte overspannen, Van der Zee aanvaardde in 1988 het hoofdredacteurschap van Het Parool.
Dit bleef hij tot 4 oktober 1996. De uitgever wilde van Het Parool een Amsterdamse krant maken, terwijl Van der Zee juist wilde dat het een landelijke krant bleef. Hij trok echter aan het kortste eind. Hier eindigt het boek. Van der Zee gaat dus niet in op de opkomst van het internet en hoe dit de journalistiek beïnvloed heeft.
In de epiloog van zijn memoires is hij zowel somber over het wantrouwen dat tegenwoordig heerst tegenover de pers als optimistisch over de toekomst. Want krantenredacteuren en –verslaggevers zijn volgens Van der Zee het meest geschikt om informatie te verzamelen, te selecteren en te presenteren.
Stijl
Vanaf het eerste hoofdstuk weeft Van der Zee twee verschillende verhaallijnen door elkaar. De ene lijn vertelt hoe hij journalist werd en hoe zijn loopbaan vanaf dat moment verliep. De andere lijn begint in 1985, de aanloop naar hoe hij in de hoofdredactie van Elsevier kwam en vervolgens hoofdredacteur werd van Het Parool. Het boek is hierdoor afwisselend, maar ook wat onoverzichtelijk. De genummerde hoofdstukken hebben geen titels. Het is dat iedere passage begint met plaats en jaartal als tussenkop, anders zou het niet uit elkaar te houden zijn. Dat maakt dit boek onhandig als naslagwerk voor bepaalde perioden en gebeurtenissen.
Het boek gaat vooral over Van der Zee’s werkzame leven. Zijn persoonlijke leven komt slechts zijdelings voorbij. Soms is het relevant: zijn voorkeur voor West-Duitsland als standplaats zal ongetwijfeld mede ingegeven zijn door zijn Duitse echtgenote. Soms is het niet duidelijk waarom Van der Zee iets vermeldt: wat had de gezondheid van een van zijn zonen te maken met het meningsverschil met de uitgever? Soms is het jammer dat hij ergens niet op in gaat. Hij werd journalist in navolging van oudere broer Henri, buitenlandverslaggever voor De Telegraaf. Van der Zee werkte altijd voor ‘kwaliteitskranten’. Kwaliteitsjournalisten kijken doorgaans neer op De Telegraaf – vormde dit ooit een probleem in familiekring?
Aan Van der Zee lijkt een goede roddeljournalist verloren gegaan te zijn. Hij vermeldt consequent welke verslaggevers, hoofdredacteuren en uitgevers een hekel aan elkaar hadden. Zelf houdt hij zich op de vlakte. Puur ’toevallig’ komt hij in vergelijking met vakbroeders vrijwel altijd over als sympathieker, vakbekwamer of collegialer.
“Journalisten zijn een conservatief volkje: de hele wereld mag op zijn kop worden gezet, alleen hun wereldje niet.” (96)
Toegevoegde waarde
Voor geschiedenisliefhebbers zijn vooral de pagina’s over zijn correspondentschap interessant. Heel wat gebeurtenissen uit de internationale politiek maakte Van der Zee als verslaggever uit eerste hand mee. Dat werkt soms relativerend. Zo vroeg de verslaggever zich af waarom Reagan en zijn medewerkers de Sovjet-Unie zo bedreigend vonden:
“Dat armoedige, naargeestige land, zoals ik het had ervaren, dat de Amerikanen de stuipen op het lijf joeg.” (320)
Journalisten zullen veel in het boek herkennen, zoals het voortdurende gekonkel tussen verschillende redacties binnen een krant en de verschillende zienswijzen van uitgevers en hoofdredacteuren. Voor niet-journalisten bevat het bij tijd en wijle eyeopeners. Correspondenten zijn enerzijds wereldburgers, anderzijds staan ze zowel in het gastland als in het thuisland buiten de samenleving. Toen Van der Zee halverwege de jaren tachtig terugkeerde naar Nederland, waren de kraakbeweging en de opkomst van de multiculturele samenleving volkomen nieuw voor hem.
Soms is het ontluisterend. De medewerkers van de kwaliteitspers lijken een besloten bevolkingsgroep, waarvan de leden elkaar zowel op het werk als privé voortdurend tegenkomen. Wat misschien ook opgaat voor andere beroepsgroepen, maar die bepalen niet dagelijks de informatievoorziening voor de rest van de bevolking. Onbedoeld geeft Van der Zee zo een mogelijke verklaring voor de afgenomen status van de beroepsgroep.
Boek: Verslaggever van beroep – Sytze van der Zee
Ook interessant: Frits Koolhoven – De Vliegmensch