Ieder jaar luistert Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib naar heel wat Kamervragen, toespraken en debatten. En niet zelden bedienen politici zich, zodra ze achter het spreekgestoelte kruipen, van ingewikkelde zinnen, lange analyses en uitgebreide, wollige antwoorden – kortom, er wordt nogal wat gepraat, gerateld, gekeuveld en gesnaterd in de Tweede Kamer.
De afgelopen decennia is de omvang van de Handelingen, de notulen van de plenaire vergaderingen van de Tweede Kamer, dan ook gestaag in omvang gegroeid. Waar in 1950 de – toen nog – Stenografische Dienst drie miljoen woorden notuleerde, tekende de herdoopte Dienst Verslag en Redactie in het relatief korte vergaderjaar 2017 al ruim vijf miljoen woorden op. U kunt zich vast voorstellen dat, tussen al die miljoenen woorden die ooit in de Kamer uitgesproken zijn, ontzettend veel nooit-eerder-gebruikte, creatieve én interessante woorden en uitdrukkingen te vinden zijn.
800 wonderlijke woorden
In zijn nieuwe boek, Dat gezegd hebbend…, onderzoekt oud-hoogleraar Siemon Reker dit Binnenhofs: de typische én atypische woorden en uitdrukkingen die gebezigd worden (of werden) op dit kleine stukje Nederland. Van het ‘zwart-wit aanvliegen vanuit ons eigen schuttersputje’ tot het kwintet ‘niets, nul, niks, nakkes, nada’ en van het niet-bestaande woord ‘convident’ tot de ietwat verwarrende uitdrukking ‘de bietenbrug opgaan’.
In het onderzoek passeren ruim achthonderd wonderlijke woorden de revue. In een soort woordenboek-achtige opzet legt Reker de betekenis van ieder woord uit, de taalkundige achtergrond, de politieke context, de politiek-maatschappelijke geschiedenis, verbasteringen en toepassingen, frequente gebruikers en liefhebbers, en de (politieke) reacties.
Patatbalie
Bij het openslaan van het boek viel mijn oog als eerste op het woord ‘patatbalie’ (overigens niet te verwarren met ‘papegaaiencircuit’ – dat is iets heel anders). Met de ‘patatbalie’ wordt de mixed zone in de Tweede Kamer bedoeld waar pers en politici elkaar, na vergaderingen, kort kunnen treffen. Tegelijkertijd is het (zo doet het woord wel vermoeden) een plek die door politici kritisch wordt bekeken. Zo zei SP’er Ronald van Raak dat “aan de patatbalie” de Prinsjesdagplannen werden gelekt, en Bram van Oijk (GroenLinks) meldde spottend (vermoedt uw recensent althans) dat hij grote bewondering had voor zijn collega’s die binnen no-time “na het verschijnen van de nieuwste CPB-cijfers bij de patatbalie of op Twitter de meest doorwrochte analyses ten beste geven.”
Weer wat geleerd.
Linkse hobby’s
Hoewel bij het woord ‘patatbalie’ de kritische bijbedoeling weliswaar nog gemakkelijk herkenbaar is, is het woord inmiddels ingeburgerd en het cynische gevoel minder aanwezig. Veel andere woorden zijn, tot op de dag van vandaag, echter wel nog uitermate politiek beladen. Bijvoorbeeld de terminologie ‘linkse hobby’, die voor het eerst gebezigd werd in een debat tussen onderwijsminister Van Kemenade en VVD-coryfee Kroes in de jaren zeventig, maar pas breed werd opgepikt toen Geert Wilders het kabinet-Balkenende IV ervan beschuldigde te veel geld uit te geven aan
“linkse hobby’s als ontwikkelingshulp, het generaal pardon, de zogenaamde prachtwijken, nog meer Melkertachtige brugbanen en gesubsidieerde arbeid, een waardeloos Deltaplan inburgering, en ga zo maar door. Henk en Wim betalen voor Achmed en Ali.”
Het zal u niet verbazen dat de heer Wilders veel aansprekende termen heeft geïntroduceerd en dus veel vermeldingen in het woordenboek op zijn naam heeft staan.
Veranderlijk vocabulair
Waar woorden geïntroduceerd worden, verdwijnen ze overigens ook. Neem het van oorsprong Franse woord ‘effaceren’, wissen, doorstrepen, uitvegen. In een debat over een bepaalde sociaaleconomische nota in 1969 werd ‘effaceren’ voor het laatst gebruikt. Minister De Block meldde dat het instellen van economische zones op het platteland er voor zorgen dat levensvatbare kernen “als het ware zou effaceren.” Precies op dat moment (bleek achteraf) werd het werkwoord zélf uit het Binnenhofs geëffaceerd. Het vocabulaire van het Binnenhof is veranderlijk: oude woorden verdwijnen, nieuwe uitdrukkingen worden gemunt. Die dynamiek maakt het onderzoek naar het taalgebruik in ’s lands belangrijkste vergaderzaal buitengewoon interessant.
Over ‘buitengewoon’ gesproken… Is het u opgevallen dat de heer Rutte het woord ‘buitengewoon’ buitengewoon vaak bezigt? Of het nu gaat over ‘buitengewoon terughoudend’, ‘een buitengewoon belangrijke kwestie’ of ‘buitengewoon onsmakelijk’ – dankzij de minister-president is het woord ‘buitengewoon’ momenteel de favoriete smaakversterker van het Binnenhof.
Een aangekondigde kogel
Net als bij woorden, is het Binnenhof eveneens een komen en gaan van politici en bewindslieden. Het label ‘aangeschoten wild’ is daarbij van toepassing. De term werd voor het eerst gebruikt in een (niet verrassend) debat over bepalingen betreffende de jacht, maar kreeg in de jaren tachtig een spannende, figuurlijke lading. Joop den Uyl (PvdA) bekritiseerde het kabinet-Van Agt I namelijk door te stellen dat
“het kabinet zwalkt als een zwaar aangeschoten vogel heen en weer; vallen of doorfladderen.”
Nog bekender dan het citaat van Van Uyl is het oordeel dat SGP’er Henk van Rossum velde over minister Van Aardenne, na enkele uitglijders van die minister:
“Wij waarschuwen hem dan ook dat hij bij een volgend debat […] de weinig benijdenswaardige rol van aangeschoten wild zal toebedeeld krijgen.”
Door de aankondiging van die kogel was de minister eigenlijk al getroffen – de reputatie Van Aardenne was ernstig geschaad.
Spiegel van de Nederlandse politieke geschiedenis
Reker heeft een fantastisch Binnenhofs-Nederlands woordenboek geschreven. De woorden zijn een prachtige spiegel van de Nederlandse politieke geschiedenis na 1950; soms zijn de woorden taai jargon, dan weer humoristisch, dan weer bloedmooi (‘zwaluwstaarten’), maar ze zijn altijd verrassend; en van sommige woorden is het goed dat ze uitgestorven zijn, terwijl andere uitdrukkingen nodig nieuw leven ingeblazen zouden moeten worden.
Om een lang verhaal kort te maken (zoals PvdA’er Sharon Dijksma zou zeggen), deze taalkundige trip langs tientallen jaren politiek Den Haag is voor iedere woordenliefhebber, politicus-in-spe en taalpurist een must-have.
Alarmbellen
Misschien, tot slot, dan nog deze persoonlijke bespiegeling. Politiek is taal – niet voor niets is ons woord ‘parlement’ afgeleid van het woord ‘parler’, spreken, maar tegelijkertijd is taal politiek (zie het voorbeeld van ‘aangeschoten wild’). Op welke manier iets gezegd wordt, is vaak net zo belangrijk als wat er gezegd wordt. Bepaald taalgebruik, zorgvuldig gekozen, dient altijd een doel. Dat gezegd hebbend… maakt de lezer bewust van door politici gebezigd taalgebruik, en van de lading en het karakter van die woorden en uitdrukkingen.
Als politici het dan menen te moeten hebben over een ‘boreale samenleving’, ‘geseculeerd zondvloedgeloof’, ’te elfder ure’ en ‘naar het front geroepen’ – ja, beste lezer, dan gaan bij uw recensent de alarmbellen af.
Boek: Dat gezegd hebbend … – Siemon Reker
Ook interessant: Pijnlijke uitspraken van Nederlandse politici
Rubriek: Taalgeschiedenis