In onze tijd is het heel normaal om regelmatig op vakantie te gaan. Wat een moderne toerist wil, loopt uiteen van een zon-zee-en-strand-vakantie tot een culturele stedentrip tot een lange backpackreis naar de andere kant van de wereld. Met het vliegtuig, de auto of de trein is het voor ons mogelijk om in ongekend korte tijd grote afstanden af te leggen. Maar hoe ging dit in de oudheid? Waarheen reisde een Romein om even weg van het alledaagse te zijn? En hoe kwam hij daar?
Een veilige tijd
Ten tijde van de Romeinse Republiek was er veel oorlog, waardoor reizen niet altijd veilig was. De Romeinse Keizertijd maakte een eind aan een lange tijd van burgeroorlogen. De zogenaamde Pax Romana, de vrede die na het einde van de burgeroorlog over het Romeinse Rijk kwam, zorgde ervoor dat een veel groter gebied veilig bereisbaar werd dan ooit tevoren. Ook de Romeinse wegen werden een stuk veiliger, doordat criminaliteit harder aangepakt werd onder de heerschappij van de keizer. De welvaart van de bovenklasse nam toe, doordat de handel vanwege de vrede opbloeide. Hierdoor hadden meer mensen genoeg geld om voor hun plezier ergens heen te reizen. In de Keizertijd werden er een aantal belangrijke verbeteringen in de infrastructuur doorgevoerd, waardoor zowel het wegennet als de waterwegen meer open kwamen te liggen. In deze periode werd het ondernemen van een reis een stuk aantrekkelijker en bereikbaar voor meer mensen. Het is wel belangrijk om te beseffen dat de meeste Romeinen nog steeds niet de middelen hadden om een reis te ondernemen. Een vakantieperiode zoals wij gewend zijn, bestond niet. Wie moest werken, moest dit vaak het hele jaar door doen en had ook geen geld om een reis te maken. Het bleef relatief duur, langzaam en gevaarlijk.
Reis naar het (on)bekende

‘Severus verklaarde zelf later herhaaldelijk dat hij deze reis plezierig had gevonden vanwege de eredienst van de god Serapis, de kennismaking met de oudheden en de bijzondere dieren en plaatsen. Want met grote interesse bracht hij een bezoek aan Memphis, Memnon, de piramiden en het labyrint.’
Ook waren de Romeinen er gek op om de geschiedenis van andere gebieden op de een of andere manier te linken aan de eigen geschiedenis. De door Severus genoemde Kolossen van Memnon, waarover later meer, is hier een goed voorbeeld van. Deze kolossen waren twee enorme standbeelden, die vlakbij de graftempel van Amenhotep III stonden. Waarschijnlijk door een spraakverwarring werden de kolossen van Amenhotep omgedoopt tot de kolossen van Memnon, de homerische koning van de Ethiopiërs. Een fraai stukje verdraaiing van de Egyptische geschiedenis, omdat veel bezoekers echt dachten dat de kolossen deze homerische koning verbeeldden. Tegelijkertijd bedienden de meeste Romeinen zich van een kritische houding ten opzichte van alles wat niet Romeins was. De Romeinen waren een volk dat trots was op de eigen natie en afwijkend gedrag en opvattingen als bijgelovig en achterlijk bestempelden. De Egyptenaren vereerden bijvoorbeeld vreemde dieren zoals krokodillen of katten, terwijl het vooroordeel was dat ze wel mensen aten.
De Romeinse toerist plaatste de bijzondere zaken die hij op zijn reizen tegenkwam dus wel in een kader van eigen superioriteit. Romeinen die zich toch lieten beïnvloeden door andere culturen dan de Romeinse, werden bespot, zoals keizer Hadrianus (r. 117-138). Hij was de eerste Romeinse keizer die een baard droeg en kreeg daarvoor de spottende bijnaam ‘Griekje’ toebedeeld. Het dragen van een baard werd in de vroege tijd als iets exotisch en niet-Romeins gezien.
Een sprekend beeld
Natuur, geschiedenis en indrukwekkende gebouwen hadden dus een aantrekkingskracht op Romeinse reizigers. Egypte had dit alles te bieden en was dus een interessant gebied voor toeristen. De oudheden van het gebied, zoals de piramides, waren in de Romeinse tijd al populair. Romeinse bezoekers van de piramides lieten soms zelfs graffiti achter, waarin ze hun naam en afkomst schreven, en soms zelfs een boodschap aan vrienden en geliefden. Soms ontstond er op de muren van de piramides een dialoog tussen bezoekers. Een grote trekpleister in Egypte waren de kolossen van Memnon, al eerder genoemd door keizer Severus. Deze standbeelden waren zo bijzonder, omdat ze zogenaamd konden ‘spreken’ wanneer zonnestralen het beeld raakten, net na zonsopkomst. Er was dan een zacht fluitend geluid bij een van de beelden te horen. Volgens sommigen was dit de stem van Memnon zelf, die tegen zijn moeder sprak. Ook op de beelden van Memnon vereeuwigden bezoekers hun naam. Vele bezoekers waren diep onder de indruk van de beelden. De verhalen over de ‘pratende’ kolossen maakten ze extra bijzonder. Overigens werden er tijdens de regeerperiode van keizer Severus onderhoudswerkzaamheden aan de beelden verricht, waarna Memnon zich nooit meer liet horen. De legende van de beelden bleef toch na deze desastreuze reparatie voortbestaan en de beelden bleven bezoekers trekken.
Omdat de kolossen van Memnon niet ver van de Vallei der Koningen lagen, bezochten toeristen beide plaatsen in een doorreis. Deze bezoeker laat in een inscriptie in een piramide weten dat de kolossen van Memnon zijn favoriet waren op deze doorreis.
“Herakleios heeft alle tunnels bewonderd; maar hij stelt dat Memnon de meest goddelijke van alle is.”
Alle pracht en grootsheid van de piramiden wogen niet op tegen het feit dat de kolossen een extra beleving geven omdat ze zogenaamd konden spreken.

Een bezoek aan het goddelijke
Een andere reden waarom de Romeinen huis en haard verlieten en een reis ondernamen, was om een bezoek te brengen aan een van de vele heiligdommen die in het Rijk te vinden waren. Vaak waren dit mensen die vanwege ziekte, problemen met vruchtbaarheid of andere problemen de hulp van de goden in wilden roepen. Een belangrijk gebied voor dit religieuze toerisme was Griekenland. De basis van het Romeinse pantheon lag in de Griekse godenwereld en veel tempels en heiligdommen bleven in de Romeinse Keizertijd goed bezocht. Het orakel van Delphi was bijvoorbeeld zo’n heiligdom dat grote groepen bezoekers vanuit het hele Rijk aantrok. Hier huisde de god Apollo, die men kon raadplegen bij problemen. Er waren zelfs gidsen, die rondleidingen gaven aan toeristen.
De reis begint
Om op de plaats van bestemming te komen kon een Romein in de Keizertijd geen gebruik maken van alle gemakken die het leven in onze, moderne tijd met zich meebrengen. De middelen beperkten zich tot een reis te voet (al dan niet geassisteerd door lastdieren) of een reis per boot. Een reis met de benenwagen bleef het gemakkelijkst, ook op langere afstanden, omdat dit op ieder terrein mogelijk was. De Keizertijd betekende een periode van intensieve verbeteringen aan de infrastructuur van het Rijk, en dus ook aan het wegennet. De Romeinse variant van de snelweg was een feit. Een aantal grote verkeersaders werden wijder en beter verhard, zodat ook het gebruik van wagens gemakkelijker werd op deze wegen, hoewel er ook een flink aantal wegen moeilijk begaanbaar waren, al helemaal wanneer de bagage op een kar geplaatst werd. Bij het reizen in de bergen moest er worden overgeschakeld op lastdieren, omdat de wegen niet op alle plaatsen in het Rijk werden vernieuwd.

“De senatoren bewonderden de grootte en schoonheid van de vrucht, waarop hij zei dat het land dat deze vrucht voortbracht slechts drie dagen varen van Rome verwijderd was.”
Lijndiensten bestonden echter nog niet in de scheepvaart. De echt rijken konden varen op een luxueus schip met hutten om in te ontspannen en in rond te lopen, anderen moesten genoegen nemen met een plekje in de laadruimte van een vrachtschip dat dezelfde kant op ging. De wereld van de Romein werd in de Keizertijd dus groter dan ooit, wat het reizen voor het plezier bevorderd moet hebben.
Een plek om bij te komen
Wanneer een vermoeide reiziger bij het vallen van de avond een slaapplaats zocht, deed hij dat bij voorkeur bij familie of vrienden die langs de route woonden. De allerrijksten kwamen uiteraard niet zomaar aanwaaien bij de betreffende kennis, maar stuurden eerst een bode vooruit die de gastheer voorbereidde op de komst van zijn gast.
De bode bracht een brief, waar soms een uitgebreide beschrijving in stond van de wensen en benodigde faciliteiten van de reiziger, zoals blijkt uit de volgende passage:
“Lucius Memmius, een Romeinse senator in een positie van aanzienlijk belang en eer, reist van Alexandrië naar het district waarvan Arsinoe de hoofdstad is, om de bezienswaardigheden te bekijken. Ontvang hem in grootse stijl en zorg ervoor dat, op de gebruikelijke punten, verblijven gereed zijn gemaakt en dat de faciliteiten voor het aanmeren voor ze zijn klaargemaakt, (…) en dat de geschenken, waarvan een lijst is meegezonden met deze brief, aan hem gepresenteerd worden bij aankomst. Verzorg ook het meubilair voor de verblijven, het speciale voedsel voor Petesouchos en de krokodillen, wat er ook nodig is voor een bezoek aan het labyrint, offers, (…) In het algemeen, doe al wat mogelijk is om hem te plezieren; doe uw grootste moeite.”

“Herbergier, ik heb in het bed gepist. Ik had dat niet moeten doen, dat geef ik toe. Wil je weten waarom ik het deed? Er was geen po!”
Modern toerisme?
Het toerisme in de Romeinse tijd heeft een aantal interessante gelijkenissen met toerisme in de huidige tijd. In een tijd waarin in veel opzichten de grondslag is gelegd voor de moderne tijd, begint ook de opkomst van het moderne toerisme. Mensen zijn altijd al geïnteresseerd geweest in het ontdekken en verkennen van nieuwe gebieden en het bewonderen van imponerende plaatsen ver weg. Dezelfde piramides die tegenwoordig overspoeld worden met toeristen die zich over de grootsheid van het verleden verwonderen, werden in de Keizertijd bezocht door Romeinse toeristen met dezelfde intentie. Tegenwoordig komen we een stuk sneller op de plaats van bestemming, maar in de Keizertijd ontstond er ook een revolutie op het gebied van personenvervoer, waardoor de wereld kleiner en beter te bereizen werd. De graffiti die op de monumenten achter zijn gelaten, geven ook een inkijk in de mentaliteit, de emotie en de interesse van de Romeinse toeristen.
- Meer Romeinse Rijk
- Lees ook: Toeristen, dat zijn de anderen