Dark
Light

Pictland 554-795

18 minuten leestijd
Replica van een Pictische steen
Replica van een Pictische steen (CC BY-SA 2.5 - wiki)

In de loop van tweeënhalve halve eeuw ontwikkelt Pictland (Pictavia) zich tot een belangrijke speler op het toneel dat nu Schotland heet. Het is koning Óengus I die het rijk der Picten via veroveringen niet alleen uitbreidt, maar ook neerzet als een politieke eenheid die kan wedijveren met andere machtige rijken in Engeland, zoals Mercia en Northumbria.

Vogelvlucht

De Picten bewonen vanaf de vierde eeuw het noordelijk en oostelijk deel van het huidige Schotland. DNA-gegevens1 wijzen erop dat zij afstammen van de voordien in het gebied levende Keltische volkeren (Caledonen) en ondanks het feit dat zij geen geschriften hebben nagelaten, is uit inscripties in steen af te leiden dat hun taal verwantschap vertoont met het Welsh. Hoever Pictland zich dan westwaarts uitstrekt is niet duidelijk. Hun naaste buren aldaar zijn Gaelisch sprekende Schotten, etnisch verwant aan de Ieren, een volk dat zich in de loop van de tijd ontwikkelt tot het koninkrijk Dalriada dat zijn hoogtepunt bereikt in de zevende eeuw en het huidige Argyll bevat plus een deel van het County Antrim in Noord-Ierland.

In het zuiden komt na het vertrek van de Romeinen in de zevende eeuw het machtige rijk Northumbria op. Pictland bestaat in die tijd uit twee delen, gescheiden door de Grampian Mountains. Het zuidelijk deel strekt zich uit tot aan de Firth of Forth (de Noordzee-inham iets onder het moderne Edinburgh) en het centrum van dit rijk bevindt zich de Tal Valley rond de stad Perth. Het noordelijk deel, waartoe Orkney behoort en mogelijk ook Shetland, ligt ten oosten van Inverness in wat nu de county Morayshire is. In deze regio ontwikkelt zich het koninkrijk Fortriu en rond 900 het koninkrijk Alba, waarin Dalriada (het rijk van de Schotten) en Pictland – ook wel aangeduid als Pictavia – opgaan. De Picten verdwijnen van het toneel en de Pictische taal wordt verdrongen door het Gaelic oftewel het Schots.

De zogeheten Pictish Cronicle bevat een lijst van Pictische koningen2, maar is zonder twijfel deels niet-historisch en van mythologische oorsprong. Voor een aantal van in de lijst genoemde koningen valt hun bestaan niet op basis van andere bronnen te verifiëren, zeker als het gaat om de vroege delen van deze lijst. De oudst bekende Pictische vorst zou Vipoig zijn geweest, een legendarische koning die vanaf 311 het land regeert.

Fictief portret van Kenneth MacAlpin
Fictief portret van Kenneth MacAlpin, gemaakt door Jacob de Wet II, 1684-1686
De lijst van Pictische koningen eindigt in 848, het moment waarop het koninkrijk Alba zijn vleugels uitslaat en de laatste Pictische koning Drest X plaatsmaakt voor Kenneth MacAlpin (in middeleeuws Gaelic: Cináed mac Ailpin), koning van of Dalriada (841–850) en de eerste koning van Alba (843–858) met als hoofdstad Forteviot, gelegen ten zuidwesten van Perth. Hij is van Gaelische oorsprong, stichter van het huis van Alpin dat bijna tweehonderd jaar aan de macht blijft om met de dood van Malcolm II in 1034 op te houden te bestaan. Koning Kenneth I van Alba probeert heel Schotland te veroveren. Hij assimileert de Picten, bevecht de Britten van Strathclyde en de binnenvallende Vikingen.

Bridei I

De eerste Pictische vorst waarvan melding is gemaakt in diverse bronnen is Bridei I (Bridius). In zijn Ecclesiastical History of the English People schrijft de theoloog en wetenschapper Bede over deze vorst:

In het jaar onzes Heren 565 [….] kwam er een priester en abt genaamd Columba vanuit Ierland naar Brittannië, een waarachtige monnik [….] om daar het woord van God te prediken tot de koninkrijken van de noordelijke Picten die van het zuidelijk deel van hun rijk gescheiden zijn door een steil en ruw gebergte. De zuidelijke Picten, die aan deze kant van de bergen leven, zo luidt het verhaal, gaven al lang geleden hun dwalingen op van hun afgoderij en ontvingen het ware geloof door de prediking van het Woord dat de geestelijke en heilige Bisschop Ninian [….]. Columba ging naar Brittannië ten tijde dat Bridius – zoon van Malcolm – een zeer machtige vorst die dan al acht jaar regeerde over de Picten. Columba bekeerde hen tot het christelijk geloof [….].3
Negentiende-eeuwse illustratie van Sint Columba's bekering van koning Bridei I
Negentiende-eeuwse illustratie van Sint Columba’s bekering van koning Bridei, door William Hole

Maar of dit relaas van Bede op waarheid berust is geenszins zeker en het is de vraag of de kerstening van de Picten al niet veel eerder plaatsvond en wel in de vierde eeuw vanuit het christelijke Romeinse Brittannië en daarmee dus niet uitsluitend het werk was van Columba.4

Pagina uit de Annalen van Ulster
Pagina uit de Annalen van Ulster
Bridei I, de zoon van Malcolm (Maelchon), regeert dertig jaar en overlijdt in 584. Hij is een tijdgenoot van de Dalriadische koning Áedán die diverse veldtochten aanvoert, onder meer naar de Hebriden en Orkney, maar er zijn geen aanwijzingen dat hij rechtstreeks de wapenen heeft opgenomen tegen Bridei I. De locatie van het hof van Bridei I is onzeker, maar zal wellicht iets ten westen van het huidige Inverness hebben gelegen en er zijn aanwijzingen dat een onderkoning de scepter zwaaide over Orkney. In de Annals of Ulster5 wordt gewag gemaakt van twee veldtochten naar Orkney in 580 en 581. Bridei’s koninkrijk komt waarschijnlijk overeen met het latere Fortriu.

Northumbria, de supermacht

Ten zuiden van Pictland groeit in de zevende eeuw het Angelsaksische koninkrijk Bernicia uit tot de supermacht Northumbria. Grondlegger is Æthelfrith die vanuit zijn bolwerk in Bamburgh – iets ten zuiden van het eilandje Lindisfarne – niet alleen veldtochten voert tegen Dalriada, maar ook slag levert met Urbgen, koning van Rheged dat het huidige Cumbria omvat. Æthelfrith is aan het eind van zijn leven een vooraanstaande figuur in Noord-Engeland. Hij overlijdt tijdens de slag aan de River Idle6 waarna Edwin – een eerder verbannen edelman uit die streek – gekroond wordt tot koning van Northumbria.

Oswald van Northumbria, dertiende-eeuws beeld
Oswald van Northumbria, dertiende-eeuws beeld
Æthelfriths zonen Eanfrith, Oswald en Oswy gaan in ballingschap waarbij Eanfrith uitwijkt naar Pictland en daar waarschijnlijk een vrouw huwt uit een rijke Pictische familie bij wie hij een zoon verwekt, Talorcan, die rond 650 de Pictische troon bestijgt. Edwin regeert tot 633, waarna Oswald hem opvolgt en gedurende zijn regeringsperiode van 634 tot 642 uitgroeit tot een van de machtigste Britse vorsten ooit. Hij verovert Eidyn (Etin, Edinburgh) in 640 en onderwerpt de zuidelijke Picten aan zijn gezag. Zijn broer Oswy volgt hem op, regeert tot zijn overlijden in 670 en overtreft Oswald nog in aanzien. In 655 vernietigt Oswy de legers van de over het zuidelijk gelegen rijk Mercia regerende koning Penda en regeert hij vervolgens over een gebied dat reikt vanaf de Tay tot aan de Thames. De titel imperator toitius Brittanniae zou hem niet hebben misstaan.7

Ecgfrith, de zoon van Oswy, wacht de lastige taak om zichzelf te bewijzen als een waardige opvolger van zijn vader. Als deze overlijdt is Oswy al gehuwd met de tien jaar oudere prinses Æthelthryth uit het koninkrijk East-Anglia (het huidige Norfolk en Suffolk). De prinses had ooit een gelofte van eeuwige maagdelijkheid afgelegd. Bede schrijft hierover:

Koning Ecgfrith huwde een vrouw genaamd Æthelthryth, dochter van Anna, koning van de Oost-Angelen [….]. Ze was eerder getrouwd met […] Tondberht. Maar hij overlijdt kort na het huwelijk en schenkt haar bij zijn dood aan koning Ecgfrith. Ofschoon zij twaalf jaar met hem samenleefde, wist zij toch de glorie van haar volkomen maagdelijkheid te bewaren.8

Æthelthryth trekt zich terug als non in in het klooster van St Abbs (Coldingham) ten noorden van Bamburgh waarna Ecgfrith de bisschop van York, Wilfrid, verzoekt om een scheiding waarin de prelaat uiteindelijk toestemt. Dan huwt Ecgfrith Eormenburgh, afkomstig uit het zuidelijke Kent. Mogelijk heeft zij een rol gespeeld in de toenemende tweedracht tussen haar man en bisschop Wilfrid die in 678 wordt verbannen.

Een eerste bedreiging voor Ecfriths positie komt vanuit het noorden, vanuit Pictland. In 671 komen de Picten in opstand, Ecgfrith haast zich naar het noorden, vergezeld door zijn onderkoning Beornhearth – die regeert over Niuduera (gelegen in het huidige district Fife) een van de zuidelijke Pictische rijken – en verslaat de Picten in de slag van de Twee Rivieren, een samenvloeiing van twee waterlopen, wellicht bij Moncreiffe Island in de buurt van Perth.9 Mogelijk houdt de verdrijving van de Pictische koning Drest VI, die vanaf 664 regeert over Fortriu, verband met deze overwinning van Ecfrith.

Bridei III en de strijd om zuidelijk Pictland

Drest VI wordt volgens de lijst van Pictische koningen in 671 opgevolgd door Bridei III, zoon van Beli, die in de kronieken expliciet de titel draagt van rex Fortrenn (koning van Fortriu). Bridei III is hoogstwaarschijnlijk van zuid-Pictische origine en een neef van Ecgfrith. Hij zal zich, net als Beornhearth, ondergeschikt hebben geweten aan Ecgfrith, maar langzaamaan macht hebben gewonnen. Zijn onderwerping van de Orknische eilanden in 681 getuigt daarvan. Mogelijk attaqueert hij al eerder Atlantisch Schotland. Ook dringt hij diep door in zuidelijk Pictland, destijds een Anglo-Pictische zone.

Pictische steen met mogelijk een verbeelding van de slag bij Dún Nechtain
Pictische steen met mogelijk een verbeelding van de slag bij Dún Nechtain
In 685 barst de bom en brengt Bridei III Ecgfrith een vernietigende nederlaag toe in de slag bij Dún Nechtain. Ecgfrith komt daarbij om en vanaf dat moment is het gedaan met de macht die Northumbria heeft uitgeoefend in het noorden. Ook over de locatie van deze veldslag bestaat nog altijd discussie. Was het nabij Dunnichen op steenworp afstand van Dunnichen Hill nabij Forfar, of het meer naar het noordwesten gelegen Dunachton aan de oevers van Lake Insh?

Ecgfrith wordt opgevolgd door zijn zoon Aldfrith, een niet erg krachtige figuur die eigenlijk alleen op dynastieke gronden aanspraken kan maken op de troon. Verhaald wordt dat het zijn zuster Aeffled is, de zeer competente abdis van de Whitby Abbey aan de kust van de Noordzee in Noord Yorkshire, die de touwtjes in handen neemt en de positie van haar broer zeker stelt. Aldfrith brengt het er overigens niet slecht af. Hij weet orde te scheppen in het verslagen imperium van Northumbria, zij het binnen een kleiner areaal.

Restanten van Whitby Abbey
Restanten van Whitby Abbey (CC BY 3.0 – Rodhullandemu – wiki)

De kronieken zijn lovend over de wijsheid van de nieuwe koning die omschreven wordt als doctissimus oftewel zeer geleerd. Van zijn bekwaamheid getuigt wellicht het besluit om bisschop Wilfrid weer terug te laten keren naar Northumbria in 687. Een verklaring voor de geleerdheid van Aldfrith vinden we in de anonieme Vita Cuthberti, een levensbeschrijving van de heilige Cuthbert10 daterend van het eind van de zevende eeuw, waarin beschreven wordt dat Aldfrith, mogelijk een neef van Cuthbert, tot aan het eind van Ecgfriths leven een monnik is in het klooster van Iona en uitgroeit tot een ware schriftgeleerde. Ook schijnt Aldfrith betrokken te zijn geweest bij de benoeming van Cuthbert tot bisschop van Lindisfarne.

Bede beschouwt de slag bij Dún Nechtain als een herovering door de Picten van gebieden die ooit hun eigendom waren.

Vanaf dat moment beginnen de verwachtingen en de kracht van het Engelse koninkrijk weg te ebben en tot verval te geraken. Want de Picten heroverden hun land dat in Engels bezit was [….].11

Waarmee hij veronderstelt dat er voorheen iets bestaan heeft als een gens Pictorum, een groep van families die als politieke bondgenoten kunnen worden beschouwd.12 Anders gezegd, voor Dún Nechtain bestaat er volgens Bede een prouincia Pictorum, een politieke eenheid. Een projectie naar een verleden dat hoogstwaarschijnlijk niet bestaan heeft. Het is pas nadat de Northumbrians inboeten aan macht dat er ruimte komt voor het ontstaan van nieuwe identiteiten zoals de gens Pictorum, de gens Brittonum of de gens Scoti Britanniae, die zich stevig van elkaar beginnen te onderscheiden en coherente politieke en etnische gemeenschappen vormen. Een verschijnsel dat zich ook elders in Europa voordoet en de grens markeert tussen de late oudheid en de vroege Middeleeuwen.

De grote wens van Bridei III om het zuidelijk Pictland te integreren in het rijk van Fortriu gaat tijdens zijn leven niet in vervulling maar hij legt er wel een stevige basis voor door zijn dochter (of wellicht zuster) Der-Ilei te koppelen aan Dargart mac Finguine, een telg uit het koningshuis van Dalriada die twee zoons bij haar verwekt: Bridei IV en Nechtan III. Dagart wordt in 685 vermoord en de prinses hertrouwt met Drestan, koning van Atholl, een gebied aan de zuidrand van de Grampian Mountains. Uit dat huwelijk wordt een derde zoon geboren, Talorcan.

Bridei III overlijdt in 693 en na een korte regeringsperiode van Taran, mogelijk een ander lid van de familie, volgt Bridei IV zijn vader op. Hij sterft in 707 en zijn broer Nechtan III bestijgt de troon van Fortriu. Tegen het jaar 720 is het zover. Talorcan is inmiddels koning van Atholl waarmee langs familiale weg Fortriu stevig is samengeklonken met de zuidelijke Pictische zone. Maar dat is niet alles. Al eerder, in 698, verstevigt Bridei IV zijn greep op het zuidelijk gebied door dux Berctred, die meent de dienst te kunnen uitmaken in zuidelijk Pictland, een slag toe te brengen waarin koning Aldfrith afzijdig blijft. Of Bridei IV zijn macht nog verder heeft weten uit te breiden is ongewis, maar zeker wel denkbaar. De macht van Fortriu reikt dus ver rond het jaar 700, maar van een centraal gezag is zeker nog niet of nauwelijks sprake. Het is een conglomeraat van losse rijkjes, maar toch is er al een glimp merkbaar van wat na de Pictische periode het rijk van Alba zal zijn.

Fortriu Alba Dalriada

Nechtan III en de kerkhervorming

Koning Aeldfrith van Northumbria overlijdt in 704. Zijn zoon Osred is dan pas acht jaar oud en van die situatie maakt Eadwulf, van wie bekend is dat hij slechts kan bogen op een ver verwantschap met de overledene, gebruik door de troon op te eisen. Maar dan grijpt abdis Aelffled in zoals zij dat ook deed na de slag bij Dún Nechtain. Eadwulf verdwijnt een jaar later van het toneel en Osred wordt formeel de nieuwe koning. Dat is opmerkelijk, want het naar voren schuiven van een kind-koning is nieuw in die streken. Later wordt dat in Schotland meer gebruikelijk. Ofschoon de jonge koning kan vertrouwen op de stevige machtspositie die de Æthelfrith-dynastie in honderd jaar tijd heeft opgebouwd, bevindt hij zich gezien zijn leeftijd en gebrek aan ervaring in een lastige positie. Op negentienjarige leeftijd wordt hij vermoord in Mercia onder omstandigheden die in nevelen zijn gehuld.

Zijn ondergang zou te maken kunnen hebben met de dood van Aelffled drie jaar eerder, de scherpzinnige vrouw die drie decennia lang als bewaakster van de dynastie heeft gefungeerd en vanaf haar overlijden node wordt gemist. Voor zover bekend is er gedurende de volgende vierenhalve eeuw nooit meer een kind-koning naar voren geschoven.

Rond die tijd lijkt de krachtige positie die Fortriu inneemt ten opzichte van Dalriada (Argyll) te verflauwen en ook aan de grens van Pictavia en Northumbria ontstaan er problemen voor koning Nechtan III. In 711 doemt er een Brits leger op in Manau in het grensgebied onder aanvoering van Berctfrith, de mentor van Osred, die volgens de Anglo-Saxon Chronicles een slachting aanricht onder de Picten.13 Nechtan III mag dan niet zo’n krachtige figuur zijn als zijn voorgangers, hij wordt door Bede gewaardeerd om zijn kennis:

In die dagen wijst Nechtan, koning der Picten, die in de noordelijke delen van Engeland wonen, overtuigd door zijn toegewijde studies van de kerkelijke geschriften, de vergissing af die hij en zijn volk tot dan toe hadden gemaakt over de observantie van Pasen en nam zijn volk bij de hand om met hem het ware katholieke moment te vieren van de opstanding van de Heer.14

Bij diens pogingen om de Pictische kerk te hervormen middels de zogeheten correctio, gaat het niet alleen om de brandende vragen op welke datum Pasen dient te worden gevierd15 of de vorm van de tonsuur, maar ook om de onafhankelijkheid van de Pictische kerk, die tot dan toe gedomineerd wordt door de kloostergemeenschap van Iona. Afwijzing van de Ionese traditie waarvan Columba de basis legde in de zesde eeuw, is niet aan de orde, het gaat de Pictische vorst erom zich te ontdoen van de monniken uit Iona en te vervangen door lokale geestelijke leiders. Het lukt, de expulsio van de ongewenste monniken wordt succesvol uitgevoerd.

In 724 besluit Nechtan te abdiceren en dat geeft hij aan door zijn hoofdhaar af te scheren. De vraag is gesteld of dit een teken van zwakte is van een koning die zijn rijk onder zich voelt instorten of dat het een soort van boetedoening is richting kerk die zich zijn correctio heeft moeten laten welgevallen. Maar waarschijnlijker is dat de reeds op leeftijd zijnde koning uit eigen wil is afgetreden om zich te tooien in een monnikspij.

Óengus I, De ‘Slager

Na Nechtans abdicatie komt Drest VII, mogelijk familie van Nechtan, op de Pictische troon die het koningschap deelt met Alpin I. Waarschijnlijk wordt Pictavia gedeeld tussen de beide troonopvolgers, wat in die tijd niet ongebruikelijk is. Er zijn geen aanwijzingen dat deze vorsten tegen elkaar de wapenen opnemen. Alpin I is voor 728 waarschijnlijk koning van Atholl en heerser over de belangrijk vesting van Moncreiffe in de buurt van Perth. Het is bij deze burcht dat de uit de streek Mearns – nabij Aberdeen – afkomstige Óengus Alpin verslaat en hem berooft van zijn bezittingen.

Iets eerder neemt Drest VII zijn voorganger Nechtan in gijzeling, wellicht om zich meer aanzien te verschaffen. In 729 trekt Óengus (ook bekend onder de naam Onuist) als koning van zuidelijk Pictland op naar het noorden en doet hij zich voor als de bevrijder van de oude koning Nechtan, die men kennelijk zijn rust als kloosterling misgunt. Óengus en Drest VII jagen elkaar op en gaan uiteindelijk de strijd aan in augustus van 729 bij Druimm Derg Blathuug – een niet geïdentificeerde locatie – waar de strijders van Drest het onderspit delven en hun koning de dood vindt.

Toegang van de lagere niveaus naar de hogere niveaus van Dunadd Fort
Toegang van de lagere niveaus naar de hogere niveaus van Dunadd Fort (CC BY-SA 3.0 – Otter – wiki)
Het succes van Óengus is overweldigend. Vanuit het niets domineert hij na enkele jaren Pictavia waar Nechtans koningschap in ere wordt hersteld. Óengus vermoordt een aantal halfbroers van Nechtan om de weg vrij te maken voor zichzelf als opvolger van de oude koning die in 732 overlijdt. Hij bestijgt de troon als alleenheerser over Pictavia en richt zijn blik op Dalriada in het westen, naar Argyll, waar koning Talorc van Kintyre in Pictische handen valt en door verdrinking aan zijn eind komt. Hetzelfde lot valt Talorcan van Atholl ten deel. Verdrinking is in die tijd niet ongewoon en een publieke gebeurtenis.

Van grote betekenis is de verovering in 736 door Óengus van de vesting van Dunadd in Argyll, gelegen te zuiden van Oban dat door brand geheel verwoest wordt. Daarnaast brengt Óengus tal van onruststokers die hem dwars zitten om het leven. Het is dus niet vreemd dat hij de bijnaam ‘De Slager’ verwerft. Ofschoon Óengus veel moeite doet om het westen van het huidige Schotland, onder controle te krijgen, verliest hij zijn zuidelijke aartsvijand Northumbria niet uit het oog, waar na de dood van Osred een zekere Coenred de troon bestijgt, waarmee een einde komt aan de Æthelfrith-dynastie. Coenred is – net als troonpretendent Eadwulf – een afstammeling van Ecgfrith. Coenred regeert maar twee jaar. Het is onduidelijk of hij is overleden, vermoord, verdreven is, of abdiceerde. Bede schrijft er niets over. Zijn opvolger is Osric, een zoon van de vroegere koning Aeldfrith die regeert tot zijn overlijden in 729.

Het is in dat jaar dat Bede de laatste verbeteringen aanbrengt in de eerste versie van zijn Ecclesiastical History of the English People en opmerkt dat:

In het jaar onzes Heren 729 verschenen er twee kometen om de zon, tot grote schrik van de toeschouwers. Een van hen ging de zonsopgang voor in de morgen en de ander volgde bij zonsondergang, als een voorbode van ijzingwekkende rampen in west en oost.16

In dat omineuze jaar vermoordt Óengus Drest in Pictavia en in Northumbria komt Osric te overlijden, voor elke koning een komeet. Na de dood van Osric komt Ceowulf, een broer van Coenred aan de macht die echter al gauw kiest voor het kloosterleven in Lindisfarne. Een andere telg uit het geslacht van Ecgwulf, Eadberct, wordt koning van Northumbria en toont zich een bekwaam vorst die zich vanuit de kerk gesteund weet door zijn broer Ecgbert, de bisschop van York.

Het einde van Óengus, de Barre Winter en de wederopstanding van Dalriada

Northumbria grenst in het zuiden aan Mercia waar koning Æthelbald sinds 716 heer en meester is over heel Zuid-Engeland. De rivier de Humber vormt de noordgrens van zijn rijk. Opmerkelijk is dat er rond 730 al een halve eeuw geen conflict van enige omvang heeft voorgedaan tussen beide rijken, zonder twijfel omdat Northumbria tot dan toe een sterke positie innam. De kronieken getuigen van een vorm van samenwerking tussen Æthelbald en Óengus wanneer in 750 de Saxen in opstand komen tegen de Merciaanse koning en het is zeer wel denkbaar dat een dergelijke alliantie al in de jaren dertig is gesmeed als Northumbria het slachtoffer wordt van aanvallen van beide grootmachten in de Picto-Northumbrische oorlog van 740. Niet duidelijk is of in dat jaar de Picten Northumbria binnenvallen of dat het andersom is geweest. Mogelijk is Óengus dan al van plan om zich meester te maken van de troon van Northumbria. Hoe dan ook, er bestaat het beeld van een eiland waar de twee belangrijkste vorsten, een Pict uit het noorden en een Engelsman uit het zuiden, de dienst uitmaken. Een voorafschaduwing van het middeleeuwse Engeland.

Ten westen van Northumbria ligt het rijk Strathclyde oftewel Alt Clut met het machtscentrum Clyde Rock (nu Dumbarton Rock), dat net als de andere koninkrijken in Engeland ontstaat na het vertrek van de Romeinen. Het is het rijk van de Britten en ook dit gebied is een mogelijke prooi van Óengus. In 744, ten tijde van koning Teudebur, een verre verwant van Bridei III, plaatst Óengus zonder succes zijn eerste aanval op de Britten. Zes jaar later trekt de broer van Óengus, Talorcan – dan koning van Fortriu – zuidwaarts met een grote legermacht voor een tweede aanval op Alt Clut in 750. Met hulp van Eadberct van Northumbria levert Talorcan slag bij Mugdock met Teudebur die de macht van Óengus breekt. Talorcan vindt de dood in de strijd en zijn legers worden vernietigd.

De nederlaag van Óengus is veelbetekenend, hij is niet onverslaanbaar en het treffen bij Murdock wordt dan ook in betekenis vergeleken met de slag van Dún Nechtain in 685. Maar Óengus geeft het niet op en verschijnt in 756 samen met Eadberct voor Clyde Rock. Dan gebeurt er iets unieks in de geschiedenis van Noord-Engeland: er wordt onderhandeld tussen de kemphanen waarbij waarschijnlijk ook de clerus een rol speelt. Met het verdrag van Clyde Rock krijgt Teudebur een vazalschap opgedrongen terwijl de Pictische koning Alt Clut erkent als een soeverein land. Óengus overlijdt in 761 na en zeer succesvolle regeringsperiode van dertig jaar over Pictavia waarmee hij de gens Pictorum neerzet als een politieke realiteit en daarmee ongetwijfeld een belangrijke plaats inneemt in het huidige Schotse nationale bewustzijn.

Eadberct van Northumbria doet afstand van de troon in 758 en trekt zich terug in een klooster, waarschijnlijk in York. Zijn zoon Oswulf volgt hem op, maar wordt een jaar na zijn aantreden vermoord en een zekere Moll, ook bekend als Æthelwald, neemt zijn plaats in. Moll regeert tot 765 en het hij zal verheugd zijn geweest als hij verneemt dat de machtige Óengus van Pictavia is overleden en diens broer Bridei V hem vervangt. In de slag bij Edwini’s Cliff proeft Moll de nieren van de nieuwe koning van Pictland die hij weet te verslaan, maar binnenlandse problemen beletten hem tot het ondernemen van verdere militaire acties. Bridei V komt in 763 te overlijden en Ciniod – een figuur met een duistere achtergrond – volgt hem op.

Deze troonswisselingen spelen zich af tegen de achtergrond van de zogeheten Barre Winter van 763-64 die veel sneeuwval met zich meebrengt en het land bedekt tot ver in de lente. Deze zeer harde winter betekent niet alleen de dood voor veel mensen en vee, maar gooit alle normale landbouwroutines overhoop. Oogsten mislukken en het inzaaien van nieuwe gewassen loopt spaak. En inderdaad, op de Barre Winter volgt een hongersnood die duurt tot aan het eind van de jaren zestig. Ierland en Northumbria hebben zwaar te lijden. Onduidelijk is of Pictavia in dezelfde mate is getroffen. Of deze misère van invloed is geweest op het feit dat Moll in 765 door zijn tegenstrevers wordt afgezet is niet zeker, maar in elk geval trekt hij de monnikspij aan, wellicht bang dat het lot van zijn voorganger ook hem zal treffen.

Noord- en Midden-Engeland, ca. 802
Noord- en Midden-Engeland, ca. 802

Drie jaar later vindt er een gevecht plaats tussen de legers van Moll’s opvolger Ciniod en Áed Find, de toenmalige koning van Dalriada. Ciniod komt als overwinnaar uit de strijd, maar het feit dat Áed Find het überhaupt aandurft in de slag te gaan met de erfgenaam van de machtige Óengus zegt iets over de machtsverschuivingen in het noorden. Zevenentwintig jaar lang wordt Dalriada gezien als een provincie van Pictavia, maar daar lijkt nu een einde aan te zijn gekomen. Beide koningen keren terug naar hun rijken en regeren nog een aantal jaren. Ciniod overlijdt in 775 en wordt opgevolgd door Elphin die na vijf jaar het leven laat, net als de Dalriader Áed Find die ook in dat jaar aan zijn einde komt. Daarna ontstaat er een onduidelijke situatie waarin verschillende koningen een rol spelen en Pictavia mogelijk wordt opgedeeld. Hoe dan ook, vanaf 785 regeert koning Conall over Pictland die in 789 wordt aangevallen door Constantín, mogelijk een neef van Áed Find, die dertig jaar regeert. Met hem breekt een nieuwe periode aan in de geschiedenis van de Picten, een periode die gedomineerd wordt door de aanvallen van de Vikingen die rond 795 beginnen. Voor sommigen is dit, net als de Barre Winter een waarschuwing van God.

Noten

1 – Garlinghouse, T., Who were the Picts, the early inhabitants of Scotland? Life Science 2022.
2 – Zie: https://www.wikiwand.com/en/List_of_kings_of_the_Picts#Early_kings.
3 – Bede, The Ecclesiastical History of the English People, Oxford University Press 1969 p. 1114/115.
4 – Fraser, J.E., From Caledonia to Pictland, Scotland to 795, Edinburgh University Press, Edinburg 2009 p. 115.
5 – Geciteerd in Fraser, op. cit. p. 121.
6 – Zie: https://www.wikiwand.com/en/Battle_of_the_River_Idle
7 – Fraser, op. cit. p. 186.
8 – Bede, op. cit. p 202.
9 – Zie: https://www.wikiwand.com/en/Battle_of_Two_Rivers.
10 – Cuthbert van Lindisfarne c. 634 – 20 March 687, was een monnik, bisschop en kluizenaar. Hij werd begraven op de plek waar nu de kathedraal van Durham staat.
11 – Bede, op. cit. p. 222.
12 – Een gens (meervoud gentes) was een geslacht of groep van familiae in het oude Rome met een gemeenschappelijke naam en voorouder. De relaties binnen een gens een doorslaggevende factor in de politiek.
13 – Geciteerd in Fraser, op. cit. p. 272.
14 – Bede, op. cit. p. 276.
15 – Zie: https://www.wikiwand.com/nl/Paas-_en_pinksterdatum
16 – Bede, op. cit. p. 288.

Willem Peeters (1944) is redacteur van de website Casa Cultural waarop naast de complete geschiedenis van Spanje en biografieën van prominente Spaanse politici, artikelen te vinden zijn over tal van andere landen en onderwerpen. Zijn speciale aandacht gaat uit naar Amsterdam. Niet alleen schrijft hij over de historie van de hoofdstad, maar ook heeft hij fotoseries gemaakt waarin afbeeldingen van vroeger uit de Beeldbank van de stad gekoppeld zijn aan hedendaagse foto's (Amsterdam toen en nu). Regelmatig verzorgt hij lezingen in samenwerking met Station-West, een culturele hotspot in het centrum van Amsterdam.

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×