Zo’n twintig jaar geleden luisterde ‘de aantrekkelijkste vrouw van Amsterdam’ in een nachtcafé in één van ‘de 9 straatjes’ geboeid naar beginnend historicus Jona Lendering, die vertelde over het boek dat-ie net was begonnen te schrijven. Dat boek, Israël verdeeld – Hoe uit een klein koninkrijk twee wereldreligies ontstonden is nu klaar, meldt hij op zijn blog Mainzer Beobachter. Het gaat niet over de verdeling van Palestina in 1948 of de huidige conflicten tussen Israël en de Palestijnse gebieden. Het beantwoordt een ogenschijnlijk simpele vraag:
“Als Jezus en Paulus Joden waren, waarom is het Christendom dan geen Joodse stroming meer?”
De naam van zijn weblog Mainzer Beobachter leende Lendering van Eduard Douwes Dekker, een hoge ambtenaar in Nederlands-Indië, die ontslag nam vanwege de schandalen en misstanden waarmee hij werd geconfronteerd. In 1859 klaagde hij die praktijken aan in een boek met als titel Max Havelaar, of de koffij-veilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij (Google Books), onder het pseudoniem Multatuli, wat ‘Ik heb veel geleden’ betekent: multa tuli. De grond werd deze auteur in Indië te heet onder de voeten en omdat hij in Nederland wegens het slaan van iemand was veroordeeld tot vijftien dagen cel en twee geldboetes ging hij in 1866 in Duitsland werken als correspondent voor de Opregte Haarlemsche Courant. Onder de vele bronnen die hij hanteerde was vaak de Mainzer Beobachter, die opviel vanwege zijn opmerkelijk onafhankelijke standpunten. Totdat de eigenaren in Haarlem er achter kwamen dat de Mainzer niet bestond en Douwes Dekker werd ontslagen.
Jona Lendering is historicus met ‘de oudheid’ als specialiteit en oprichter van Livius; een onderwijsorganisatie die zich bezighoudt met geschiedenis, religie, cultuur en literatuur. Hij is auteur van vijftien boeken over de oudheid, de Romeinen en religie. (Dit boek, meldt hij, is zijn laatste papieren product; een verouderd medium). Hij beheert een website (in het Engels) over oude geschiedenis en bijdragen van zijn hand verschijnen onder meer op Historiek.net. Op Mainzer Beobachter publiceert hij dagelijks over de oude wereld of commentaar op het nieuws, recensies van fictie of non-fictie en links naar artikelen die hij elders heeft gepubliceerd ‘en die misschien nog de moeite waard zijn’ .
Israël verdeeld
Israël verdeeld is geen eenvoudig boek. Lendering wil een antwoord geven op de simpele vraag waarom Joden en Christenen gescheiden wegen zijn gegaan. Dat antwoord is heel ingewikkeld.
Wie zegt dat Christus het jodendom bevrijdde van de farizese verstarring, stemt in met een oud anti-joods vooroordeel. Wie zegt dat christendom een onvolmaakte afsplitsing is van het jodendom, stemt in met een oud anti-christelijk vooroordeel.
Het boek gaat over het jodendom in een lang vervlogen tijd: de tweeënhalve eeuw tussen ongeveer 180 v.Chr. en 70 n. Chr. Het beschrijft de gecompliceerde geschiedenis van de Joodse wereld tot na de verwoesting van de Tempel in het jaar 70. Het verhaalt hoe het Joodse Koninkrijk van David verloren ging, dat de Joden in ballingschap werden gevoerd en weer terugkwamen, hoe ze uiteindelijk onder Romeinse overheersing raakten. Het is een overzicht van de geschiedenis van Judea en van de daar levende religieuze ideeën: een bont geheel van gewoontes, meningen, cultische praktijken en scheldpartijen.
Het Jodendom van rond 2000 jaar geleden was pluriform van aard, met minstens vijf hoofdstromingen. Onder druk van het Romeinse imperialisme vonden drie daarvan een einde. De andere twee stromingen ruzieden na de verwoesting van de tempel in 70 n.Chr. verder over de toekomst. Het kleine koninkrijk veranderde, concludeert Lendering, door ‘snoeiharde militaire agressie’ in twee religies. Zowel het rabbijnse jodendom als het christendom claimden de ‘ware erfgenaam’ van de Joodse erfenis te zijn.
In zijn voorwoord waarschuwt Lendering er voor dat het boek geen spannende page turner is, dat een beschrijving van de Joodse religie ‘van binnenuit’ niet mogelijk is en dat zijn boek ook niet de pretentie heeft ‘voor eens en altijd’ uit te leggen hoe het werkelijk was. Dat klopt. Historici, theologen en bijbelvorsers, die beter de weg kunnen vinden in de enorme hoeveelheid namen, stromingen en historische feiten dan de gemiddelde leek, zullen er een hele kluif aan hebben. Lendering veronderstelt trouwens niet de Heilige Graal te hebben ontdekt. ‘Israël verdeeld is een vraag om moeilijkheden maar ik vind het onderwerp boeiend genoeg om me eraan te vertillen’.
Israël verdeeld is zonder meer een boeiend boek. Maar ook een ‘omgevallen boekenkast’ boordevol feitenmateriaal, namen, jaartallen, religieuze stromingen en theorieën waardoor de lezer herhaaldelijk vastloopt in een doolhof zonder gemakkelijk de weg terug te kunnen vinden. Maar onderweg kom je dan wel weer verrassende nieuwe bevindingen tegen. En achterin staat een register met namen en begrippen.
Een ander Jodendom
Het Jodendom was 2000 jaar geleden een andere religie dan op het ogenblik, wil Lendering duidelijk maken. De tempel stond centraal. Daar werd aan die ene God geofferd. Een Bijbelcanon bestond nog niet; de gelovigen hanteerden nog talloze geschriften die later uit Bijbel zouden worden verwijderd. Allerlei religieuze stromingen waren met elkaar in discussie: Sadduceeën, Essenen, Farizeeën, de aanhangers van een agressief nationalistische ‘vierde filosofie’ en degenen die Jezus beschouwden als de messias.
Dat die tempel in het jaar 70 verdween was bepalend voor de ontwikkeling. Tegelijk gingen ook de rivaliserende joodse groepen verloren. Na de verwoesting legde een groep Farizeeën rond Jochanan ben Zakkai de grondslag voor het rabbijnse Jodendom. Iets later organiseerden ook de volgelingen van Jezus zich en ontstond het Christendom. Allebei grepen en grijpen ze terug op de periode die in dit boek wordt geschreven. Dat is, stelt Lendering, hun gedeelde verleden.
Gescheiden prioriteiten
Daarover zijn, constateert hij, dan ook al talloze boeken geschreven.
Gaat zo’n boek echter over het ontstaan van het rabbijnse Jodendom, dan is Jezus een voetnoot. Gaat zo’n boek over het ontstaan van het Christendom, dan krijgen de reinheidsregels hooguit een bijzin.
Steeds presenteren de auteurs het Tempeljodendom als de opmaat tot iets wat later belangrijk werd en ze brengen dienovereenkomstig selecties aan in de stof.
Dat is op zich begrijpelijk, maar zo haal je weg uit het verleden wat niet op onze cultuur aansluit: alles wat vervreemdt, schokt, verrast en te denken geeft.
Lendering maakt wel gebruik van ‘apocriefe’ boeken die de christelijke Bijbel niet ‘haalden’. Zo schildert hij zijn historie der Joden mede aan de hand van de Makabeeën, waarin de opstand en het herstel van het oude Joodse koninkrijk (217-161 v.Chr.) aan de orde komt.
Reinheidsregels
Het rabbijns Jodendom is de stroming die, met verschillende vertakkingen en ondanks een poging tot uitroeiing, vandaag nog steeds aanwezig is
De joodse reinheidswetten hebben niet te maken met hygiëne, maar vormen een religieuze categorie. Van priesters werd verwacht dat zij ritueel rein waren: geen contact met de dood hadden. Een incident in 8 of 9 n. Chr., bescheven door Flavius Josephus, toen Samaritaanse vandalen mensenbotten wierpen in de zuilengangen van de tempel, was, aldus Lendering, voor elke Jood dan ook diep verontrustend. Het was taboe dat een priester een lijk aanraakte.
De evangelist Marcus beschrijft dat de farizeeën discussieerden over het eten van brood met ongewassen handen en in bad gaan na marktbezoek (Marcus 7:1-3). Een eeuwenlange Joodse discussie ging over de vraag of, bij het overgieten van een vloeistof vanuit een reine kan naar een onreine kom, de onreinheid via de vloeistof terug kon lopen naar de kan.
De tempel speelde een cruciale rol bij de reiniging. Wie zijn rituele reinheid moest herstellen of een zonde diende te compenseren bracht een dier naar de tempel om het te offeren. Op feestdagen trokken de Joden massaal naar de tempel.
Jezus niet dogmatisch
Dat Jezus niet zo dogmatisch dacht blijkt, ook bij Marcus, uit twee voorbeelden in één verhaal:
Als Jezus aankomt in een stadje aan het Meer van Galilea, komt een zekere Jaïrus hem tegemoet, het hoofd van de plaatselijke synagoge. Kan Jezus snel naar zijn huis komen, vraagt hij, want zijn dochter ligt op sterven. Terwijl de mannen onderweg zijn, wordt Jezus aangeraakt door een vrouw die leed aan bloedverlies. ‘Ze dacht: als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken, zal ik al gered worden.’ Jezus reageert verstoord, maar als hij begrijpt wat er is gebeurd, spreekt hij de inderdaad genezen vrouw bemoedigend toe. Het incident heeft echter geleid tot zoveel vertraging dat Jaïrus’ dochter is overleden. Jezus gaat de kamer van het meisje binnen, neemt haar hand vast en zegt haar op te staan, waarop het meisje weer begint te lopen. (Marcus 5:21-43)
Relevant in het bovenstaande verhaal is, zegt Lendering, dat Jezus tweemaal zijn rituele reinheid kwijtraakt: als hij wordt aangeraakt door een aan bloedverlies lijdende vrouw en als hij het overleden meisje bij de hand neemt. Elders zijn meer voorbeelden te vinden. ‘Ook voor zijn leerlingen lijkt reinheid geen echte zorg te zijn geweest’, constateert Lendering. ‘We lezen dat Jozef van Arimatea het dode lichaam van de gestorven Jezus van het kruis haalt om het te begraven’.
Marcus schrijft ook over het Joodse geschil of het was toegestaan op de sabbat een mensenleven te redden – de farizeeën meenden van wel, in de Dode Zee-rollen wordt een sekte genoemd die vond van niet. Jezus lijkt te hebben gesproken tegen mensen die met hem instemden dat ook het redden van een dier was toegestaan. Hij zei dat de sabbat er was voor de mens en de mens er niet was voor de sabbat (Marcus 2:27).
Koning der Joden
In 40 v.Chr. vluchtte Herodes uit onrustig Jeruzalem naar Rome. Zeven dagen na aankomst werd hij door de Romeinse machthebbers erkend als ‘koning der Joden’ en hij kreeg de opdracht orde op zaken te stellen in Palestina, dat hij eerst weer moest heroveren. Als (vazal)koning regeerde hij (delen van) Palestina tussen 37 v.Chr. en zijn dood in 4 v.Chr.
Toen Herodes de controle had heroverd wilde hij de harten van de bewoners van Jeruzalem winnen. Hij herbouwde de stadsmuur en liet in het westen van de stad drie enorme torens bouwen. De ‘koning der Joden’ liet in de tempel van Jeruzalem dagelijks offeren voor het welzijn van keizer Augustus. Ook bouwde hij forten en liet bestaande burchten versterken: Masada, Machairos en Herodion zijn archeologisch onderzocht en we weten dat er ook bij Samaria en Jericho militaire nederzettingen waren. Jeruzalem kreeg nieuwe markten binnen de stadsmuren, een amfitheater op de vlakte voor de stad, een aquaduct, een theater en een nieuw paleis en Caesarea een haven met pieren die ver in zee staken en een tempel voor Augustus, want hij had ook niet-Joodse onderdanen.
Al die projecten kostten erg veel geld, dat bijvoorbeeld werd gevonden door Joodse slaven aan buitenlanders te verkopen – wat in strijd was met de Wet van Mozes, die de export van Joodse slaven verbood. In 5 of 4 v.Chr. werd de tempel bestormd door een boze menigte. De twee schriftgeleerden die het beeld van een adelaar neerhaalden boven een belangrijke poort werden levend verbrand. Historici veronderstelden dat de actie werd ingegeven door het verbod ‘afbeeldingen te maken van iets in de hemel, op de aarde, onder het water of in de hemel’ (tweede Gebod: Exodus 20:4-6), maar volgens Lendering ligt de nadruk daarbij op het verbod ‘voor zulke beelden te knielen of ze te vereren’. Hij wijst er op dat op de deksel van de Ark van het Verbond twee cherubijnen zaten, het zegel van de koning van Juda toonde een leeuw en adelaars zijn afgebeeld op de sokkel van de menorah. ‘Joden maakten wel degelijk afbeeldingen en hadden zelfs weinig moeite met heidense beelden. De tempelbelasting werd voldaan met zilveren munten uit Tyrus, met aan de ene zijde een adelaar en aan de andere zijde de god Melqart’.
De laatste levensjaren van Herodes kenmerkten zich door een schrikbewind en paleisintriges. Toen hij overleed liet hij een vacuum na: zijn zonen hadden geen ander gezag dan de macht van Rome.
Eindtijd
Jezus dacht te leven in de Eindtijd. Toen hij in Galilea zijn eerste discipelen verzamelde zei hij: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws’ (Marcus 1:15).
Volgens Lendering is de kruisiging van Jezus, rond 25 jaar na de dood van Herodes, een historisch onweerlegbaar feit. Ook de reden van de executie staat vast: Jezus was veroordeeld als ‘koning der Joden’; die tekst werd, misschien als cynische grap, ook aan het kruis genageld. Zijn volgelingen dachten dat hij de aangekondigde messias was. Dat hij op een vernederende manier was terechtgesteld zal voor hen al een bittere teleurstelling zijn geweest. Toen volgde de Opstanding, wat voor de leerlingen een bevestiging zou zijn geweest van de voorspelling dat de ‘rechtvaardige doden zouden opstaan’ (1 Korintiërs 15:20-25).
De Hemelvaart van Christus wordt door Lendering niet gememoreerd. Wel stelt hij dat de apostelen verwachtten dat hun messias snel zou terugkeren en een vernieuwde wereld zou besturen. Met het verstrijken van de tijd vervaagde deze hoop.
Dode Zee-rollen
Een belangrijk onderdeel in Israël verdeeld is een ontdekking in 1947, bij een ruïne bij Qumran, anderhalve kilometer van de Dode Zee. In grotten werden daar de Dode Zee-rollen gevonden: een kleine duizend antieke teksten, die werden geschreven voor 70 n.Chr. Een deel was al uit andere bronnen bekend, maar…
…een aanzienlijk deel van de teksten was volkomen nieuw en leek te zijn geschreven door de leden van een sekte, die vaak werd geïdentificeerd met de Essenen. Zij zou hebben geleefd in de als klooster geïdentificeerde ruïne. De bewoners verwachtten dat in de Eindtijd een grote oorlog zou plaatsvinden, zoals gedocumenteerd in de beroemd geworden Oorlogsrol.
In die Oorlogsrol werd gesteld dat de ‘zonen van het licht’ in de Eindtijd de tempel zouden beheersen. Daarmee zou een ongewenste ontwikkeling uiteindelijk een goede afloop krijgen. Want in een ander document, het Damascusgeschrift (ook in Qumran gevonden, maar al bekend uit de bibliotheek van Cairo), was vastgesteld dat de tempel niet langer kon functioneren: de hele eredienst was corrupt doordat de hogepriesters in het heiligdom de reinheidsregels incorrect toepasten en incestueuze huwelijken sloten.
Volgens Lendering is het effect van deze tekst op de moderne beeldvorming immens geweest. Maar nader onderzoek in de afgelopen twintig jaar heeft uitgewezen dat die eerste conclusies ‘onjuist of op zijn minst discutabel blijken’. ‘Vaststaande’ theorieën werden door de rollen aan het wankelen gebracht. Dat de bewoners van Qumran Essenen waren wordt nu betwijfeld. Hoewel de toeristen ter plekke nog steeds te horen krijgen dat het bij de ruïne om een klooster gaat zijn onderzoekers daar niet langer van overtuigd. In feite is de laatste tijd de vraag vooral wát nu eigenlijk is ontdekt.
Zo werd een ‘waterbassin’ in het ‘klooster’ aanvankelijk geïnterpreteerd als ritueel bad. Nu wordt er rekening mee gehouden dat het bedoeld was om pottenbakkersklei te zuiveren. Nog steeds is niet duidelijk wie er in Qumran woonde. Intussen wordt wel aangenomen dat de verzameling Dode Zee-rollen is ontstaan onder de dreiging van Romeinse repressie tegen de Joden. Lendering:
‘Toen de Romeinen vanaf 66 n.Chr. probeerden de Joodse Opstand te onderdrukken, brachten sommige sektariërs hun boekrollen in veiligheid bij Qumran. Ze zijn nooit in de gelegenheid geweest die op te halen’.
Twee religies
Jona Lendering schreef zijn boek ‘om te tonen dat het Jodendom aan het begin van onze jaartelling méér was dan alleen het voorstadium van iets dat later kwam. Ook wil hij laten zien hoe een klein koninkrijk door snoeiharde militaire agressie kon veranderen in twee religies’. Zijn conclusie:
‘De Joodse wereld blijkt nog pluriformer te zijn geweest dan men al aannam en het is nu echt niet meer mogelijk het Christendom te typeren als een afsplitsing van het Jodendom. Zowel het Christendom als het rabbijnse Jodendom komen voort uit hetzelfde, veelkleurige Tempeljodendom’.
Jezus is volgens Lendering een vertegenwoordiger van de farizeeën. Dat ‘farizeeër in het Nederlands een scheldwoord is komt volgens hem door de donderpreek in het Evangelie van Matteüs (Matteüs 23), waarin Jezus uithaalt naar de farizeeën en schriftgeleerden, die hij typeert als obstakels, hypocrieten, muggenzifters, adderengebroed en huichelaars.
‘Het is al sinds de negentiende eeuw bekend dat de scheldkanonnade nooit in deze vorm kan zijn uitgesproken. Maar de beeldvorming die erop werd gebaseerd, is blijven bestaan’.
De twee groepen deelden antwoorden op identieke problemen. Zo meenden Jochanan ben Zakkai (30-90), één van de belangrijkste Joodse ´wijzen´, en de auteur van de Brief van Jakobus allebei dat, nu de tempel was verdwenen, mensen hun aandeel behielden in de wereld die zou komen zolang ze goede werken verrichtten. Beide groepen werden geconfronteerd met dezelfde wildgroei aan religieuze teksten en zochten een antwoord in een canon van als geïnspireerd beschouwde geschriften.
Romeinse belastingen
De Romeinse machthebbers verscherpten het conflict. Zij stelden vast dat Jood-zijn was toegestaan, mits men de Fiscus Judaicus (Jodenbelasting) betaalde en de Wet onderhield. Christenen hoefden de twee drachmen niet af te dragen en ook de Wet niet te onderhouden, maar zij waren kwetsbaar voor vervolging. Lendering:
‘In feite waren Jodendom en Christendom nu juridisch gedefinieerd als de toegestane en de niet-toegestane vorm van wat oorspronkelijk hetzelfde geloof was’.
Tussen 132 en 136 n. Chr. kwamen de Joden, onder leiding van Simon bar Kochba, in opstand tegen het Romeinse rijk; sommige Joden zagen hem zelfs als de messias. Bar Kochba duldde kennelijk geen concurrerende messias naast zich en bepaalde dat Christenen, die vasthielden aan het idee dat Jezus de messias was geweest, daar zwaar voor moesten worden gestraft. Volgens Lendering betekende dat het definitieve schisma tussen Joden en Christenen:
Dit lijkt te bevestigen dat er een einde was gekomen aan de Christelijke gemeente in Jeruzalem. Een belangrijke verbindende schakel tussen Joden en Christenen was weggevallen. We horen na 136 weliswaar nog een enkele keer over Joodse Christenen, maar het lijkt te gaan om kleine groepen en het is wat ironisch dat de betrokkenen, die in hun Wetstrouw toch het dichtst waren gebleven bij Jezus en zijn leerlingen, doorgaans worden getypeerd als afvalligen.
Vervlochten tradities
Uiteindelijk resteerden twee religies met tradities die met elkaar waren vervlochten.
Enerzijds was daar het rabbijnse Jodendom, waarin de juiste leefwijze centraal staat en dat de trekken heeft behouden van een antieke nationale godsdienst. Anderzijds is er het Christendom, waarin nationalisme een ondergeschikte rol speelt en waarin het – althans voor theologen – minder draait om de juiste leefwijze dan om de juiste leer.
Beide godsdiensten zijn de afgelopen eeuwen nogal creatief omgegaan met de historische feiten. De samenstellers van de Babylonische Talmoed beschouwden vrijwel iedere Joodse religieuze autoriteit als rabbi, om zo continuïteit van de oudste tijden tot de eigen tijd te suggereren. De Christenen vergaten gemakshalve dat Jezus had gemeend in de Eindtijd te leven en lazen de Hebreeuwse Bijbel als een verzameling bewijsplaatsen voor het optreden van hun messias.
Door selectief om te gaan met het verleden, konden beide religies de andere beschouwen als een gedegenereerde vorm van het ware geloof. De Christenen meenden dat de Joden als Verbondsvolk waren vervangen, de Joden meenden dat het Christendom een onvolmaakt soort Jodendom was. Vol wederzijdse vooroordelen leefden ze naast elkaar.
Volgels Lendering werkte de ‘selectieve kennis van het verleden’ vooral verdeling in de hand. Pas toen geschiedschrijving in de negentiende eeuw een wetenschap werd ontstond er aan beide zijden iets van relativering. Probleem bij het zoeken naar de waarheid is dat we daarvoor vrijwel uitsluitend aangewezen zijn op geschreven bronnen. Maar, stelt hij vast, we moeten die bronnen wantrouwen, juist omdat ze geschreven zijn. Want die informatie is afkomstig van de geletterde minderheid, die gespecialiseerd was in godsdienstige kwesties en standpunten te verdedigen had. ‘Het is de moeite waard er kennis van te nemen, maar een ander, minstens even groot deel van de historische waarheid is verloren. We weten nooit genoeg en daarom is elke conclusie een tijdelijke.’
De stemmen in de Dode Zee-rollen, in de evangeliën en in de Misjna; de stemmen van talloze minder machtige mensen die zich afvroegen hoe ze het beste konden leven, klinken nog altijd. Joden en Christenen luisteren er nog steeds naar. Lange tijd zijn ze daarbij vooral selectief te werk gegaan, maar dat is voorbij sinds historici erop wezen dat moderne luisteraars vaak horen wat ze willen horen, dat dit vaak de echo is van hun eigen stem en dat het eigenlijke geluid het best kan worden geconstrueerd. De meeste gelovigen hebben die conclusies overgenomen, zijn kritischer gaan denken over hun eigen tradities en hebben zo ruimte geschapen voor de dialoog met andere levensbeschouwingen.