De Japanse politicus Yosuke Matsuoka verwierf in 1933 internationale naamsbekendheid met zijn toespraak waarin hij de terugtrekking van Japan uit de Volkerenbond aankondigde. De controverse rond zijn figuur nam later nog toe toen hij als minister van Buitenlandse Zaken zijn bewondering voor het fascistisch ideeƫngoed niet onder stoelen of banken stak.
Jeugd en vroege jaren
Matsuoka werd op 3 maart 1880 geboren te Hikari, een havenstadje op Honshu, het tweede grootste eiland van de Japanse archipel. Zijn vader stuurde hem op jonge leeftijd naar een pleeggezin in de Verenigde Staten om er Engels te leren. Matsuoka bleek algauw een briljante student te zijn en op twintigjarige leeftijd behaalde hij aan de universiteit van Oregon zijn diploma in de rechten.
In 1902 keerde hij terug naar Japan maar vond er niet onmiddellijk werk als jurist. Enigszins uit noodzaak nam Matsuoka een baan aan op het ministerie van Buitenlandse Zaken en belandde korte tijd nadien als stafmedewerker op het Japans consulaat in Shanghai om daarna als Eerste Secretaris tewerkgesteld te worden op de ambassade in Washington D.C.. Zijn kennis van de Engelse taal kwam hem daar goed van pas. Begin jaren twintig opteerde Matsuoka evenwel voor een carriĆØreswitch door de betrekking van directeur te aanvaarden bij de āSouth Manchuria Railway Companyā. Niet voor lang, want in 1930 keerde hij terug naar Japan waar hij al vlug een ongeziene opgang maakte in de politiek en aangesteld werd als delegatievertegenwoordiger van Japan bij de Volkerenbond in GenĆØve.
Het Mantsjoerije-incident
In de nacht van 18 september 1931 brachten Japanse militairen in Mantsjoerije een bom tot ontploffing op de spoorlijn bij Liutiaoku. De aanslag was voor Japan slechts een voorwendsel om gewapenderhand geheel Mantsjoerije en enkele omliggende provincies te bezetten en er vervolgens de vazalstaat Mantsjoekwo uit te roepen.
De aanval op Mantsjoerije, die duidelijk de tekenen vertoonde van Japans imperialistische expansiedrift, leidde tot grote onrust bij de grote mogendheden. De kwestie werd dan ook binnen de Volkerenbond als bijzonder ernstig beschouwd en de lidstaten, op Japan na, eisten de oprichting van een onderzoekscommissie. In oktober 1932 maakte de commissie onder het voorzitterschap van de Britse diplomaat Victor Bulwer-Lytton (1876-1947) haar bevindingen bekend. Daaruit bleek op ondubbelzinnige wijze dat Japan ten onrechte Mantsjoerije was binnengevallen. Matsuoka probeerde nog tevergeefs in een persoonlijk onderhoud met Eric Drummond (1876-1951), de secretaris-generaal van de Volkerenbond, om de conclusies van de onderzoekscommissie onderuit te halen en maakte zich sterk alle aantijgingen aan het adres van Japan te weerleggen. Eind februari 1933 hield Matsuoka een ongemeen scherpe toespraak voor de Volkerenbond waarin hij beklemtoonde dat Japan een vredelievende natie was en het rapport van de Lytton-commissie afdeed als Ć©Ć©n grote lastercampagne waardoor Japan zich genoodzaakt voelde uit het bondgenootschap te stappen. Nauwelijks een paar weken later, op 27 maart 1933, voegde Japan de daad bij het woord en trok zich uit de Volkerenbond terug.
Matsuoka tijdens de Volkerenbond-vergadering in Geneve:
Het Driemogendheidspact
In de zomer van 1940 kreeg Matsuoka van de toenmalige premier Fuminaro Konoe (1891-1945), tevens de neef van keizer Hirohito, het aanbod om in de regering de functie van minister van Buitenlandse Zaken op te nemen. Matsuoka hoefde over het voorstel niet lang na te denken temeer daar zijn politieke overtuiging op dezelfde lijn zat als Konoeās regering, die een absolute Japanse hegemonie in Zuidoost-AziĆ« nastreefde.
Matsuoka besefte maar al te goed dat Japan voor het realiseren van die plannen bondgenoten nodig had en keek daarvoor naar Duitsland en ItaliĆ«. Nog hetzelfde jaar startte hij de besprekingen op en de 27ste september 1940 werd in Berlijn door de Japanse ambassadeur Saburo Kurusu, en de ministers van Buitenlandse Zaken, Joachim von Ribbentrop namens Duitsland en graaf Galeazzo Ciano voor ItaliĆ«, het Driemogendheidspact, ook bekend als het āTripartite pactā ondertekend. Met het verdrag beloofden de drie landen elkaar te steunen in geval van oorlog of aanval van een ander land.
Matsuoka voerde intussen in het grootste geheim samen met Yoshitsugu Tatekawa, de Japanse ambassadeur in Moskou, onderhandelingen met de Sovjet-Unie over een niet-aanvalspact. De onderhandelaars kwamen tot een akkoord en op 13 april 1941 werd tussen beide landen een neutraliteitspact afgesloten.
Het nieuws over het niet-aanvalspact bereikte al vlug Berlijn en viel niet in goede aarde bij Hitler die even zijn plannen voor de invasie van de Sovjet-Unie in het gedrang zag komen. Door het niet-aanvalspact met Japan kon Stalin bij een Duitse inval immers gemakkelijk legeronderdelen uit het oosten overplaatsen naar het westen. Hitler probeerde nog via Matsuoka de Japanse regering te overtuigen om het pact te schenden en alsnog samen de Sovjet-Unie aan te vallen, maar vond hiervoor geen gehoor.
Hoe verging het verder met Matsuoka?
Na de capitulatie van Japan werd Matsuoka door de Amerikanen gearresteerd en op beschuldiging van oorlogsmisdaden opgesloten in de Sugamo-gevangenis in Tokio. Tot een proces kwam het evenwel niet want Matsuoka overleed op 26 juni 1946 vroegtijdig in de gevangenis. In 1979 werd tot groot ongenoegen van velen zijn lichaam samen met de stoffelijke resten van twaalf veroordeelde oorlogsmisdadigers bijgezet in het Yasukumi heiligdom dat volgens de Japanse traditie enkel voorbehouden aan personen die in dienst van de keizer hun leven gaven voor het vaderland.
Zie ook: Mantsjoerije-incident (1931) en de Volkenbond
Meer artikelen over Japan