Het fenomeen ‘aflaat’ was een manier om tijdelijke straffen voor zonden af te kopen. Het ging hierbij om zonden die in de biecht waren beleden. Met aflaten kon de tijd in het vagevuur – waar men na de dood kwam – verkort worden.
Een aflaat (in het Latijn: indulgentia) kon verdiend worden door veel bidden, door goede werken of door deze voor geld te kopen. In de loop van de Late Middeleeuwen nam de verkoop van aflaten steeds grotere vormen aan. Bekend is bijvoorbeeld de omvangrijke handel in aflaatbrieven door aflaathandelaar Johann Tetzel (1465-1519). De handel in aflaat zou een van de redenen vormen voor het ontstaan van de Reformatie in de vroege zestiende eeuw, die begon met de 95 stellingen van Maarten Luther in 1517.
Aflaat en aflaten: een korte geschiedenis
De aflaten als fenomeen ontstonden in de Rooms-Katholieke Kerk in de vroege Middeleeuwen, vermoedelijk in de zevende eeuw. De aflaat ontstond vanuit de biecht: de zonden waren individueel beleden aan de priester, ze waren vergeven en vanaf de zevende eeuw werden ze ook genoteerd in zogenoemde boetboeken. Er moest geboet worden voor de zonden in het vagevuur, en een aflaat – die aanvankelijk verdiend kon worden door goede werken te doen (zoals bidden, een bedevaart, aalmoezen, vasten of een geldbedrag) – kon die straftijd dan verminderen.
In theologische zin werd het fenomeen ‘aflaat’ pas later, vanaf de elfde eeuw, omschreven. Een aflaat werd theologisch gezien niet beschouwd als toestemming om zonden te begaan en evenmin was een aflaat een vergiffenis voor toekomstige zonden. Een aflaat ging over zonden die al in de biecht beleden en vergeven waren, maar nog bestraft moesten worden. De Engelstalige Catholic Encyclopedia definieert een aflaat (vertaald) als volgt:
“Een extra-sacramentele verlossing van de tijdelijke straf die in Gods rechtvaardigheid wordt toegekend aan de vergeven zonde.”
Misstanden rond de aflaat
Vanaf de twaalfde of dertiende eeuw begonnen zich misstanden voor te doen rond aflaten. ZO waren er aflaatverkopers die onbeperkt aflaten verkochten, aanvankelijk op kleine schaal. Bedoeld om geld in te zamelen voor projecten. Het Vierde Lateraans Concilie (1215) pakte enkele misstanden rond aflaten aan. In 1392 constateerde paus Bonifatius IX dat er kloosters waren die misbruik maakten van het aflaatsysteem.
De misstanden met aflaatverkoop namen in de vijftiende en zestiende eeuw een hoge vlucht. Met name aflaathandelaar Johann Tetzel, die actief was binnen het Heilige Roomse Rijk, werd een bekende naam als handelaar in aflaten. In zijn 95 stellingen trok Maarten Luther fel van leer tegen de aflaten als winstmodel voor de Rooms-Katholieke Kerk. Zo zamelde Tetzel onder de leus ‘Als het geld in het laatje klinkt, de ziel de hemel inspringt’ veel geld in voor onder meer de restauratie van de Sint-Pieter in Rome.
Vooral in het zuiden
In het huidige Nederland waren aflaten vooral in de zuidelijke gebieden populair. Zo is bekend dat er in de noordelijke provincie Drenthe nauwelijks handel in aflaten plaatsvond. Op de website Geheugen van Drenthe lezen we hierover:
“In Drenthe zijn weinig aflaten verleend. Bekend is een aflaat in 1421, verleend ter voorbereiding van de stichting van de parochie Meppel. In 1433 verkreeg de pastoor van Anloo een aflaat voor degenen die zijn kerk bezochten.”
Gedurende de Contrareformatie vond er een hervorming plaats van de aflatenpraktijk in de Rooms-Katholieke Kerk. Aflaten konden sindsdien niet meer verkregen worden door ervoor te betalen via geld of giften. In 1562 maakte het Concilie van Trente een einde aan het fenomeen aflaatpredikers.
Celibaat – een korte geschiedenis
Boek: Het katholicisme in Europa
Bronnen ▼
Internet
-https://www.catholicity.com/encyclopedia/i/indulgences.html
-http://www.protestant.nu/Encyclopedie/tabid/359/Page/Aflaat/Default.aspx
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Aflaat
-https://www.geheugenvandrenthe.nl/aflaat
-https://www.encyclo.nl/begrip/aflaat