Alexander Parvus (1867-1924) speelde op de achtergrond een belangrijke en volgens sommigen zelfs doorslaggevende rol bij de Oktoberrevolutie (1917) in Rusland. Toch blijft hij in de historische literatuur meestal een schimmige figuur. Daarom hier aandacht voor de vraag: wie was die Alexander Parvus?
Dat Alexander Parvus voor de machtsgreep van Lenins bolsjewiki in Rusland in 1917 belangrijke was, staat buiten kijf. Hij regelde onder meer het benodigde geld. Volgens het Duitse weekblad Der Spiegel praatte hij tot eind 1917 voor de Russische revolutionairen omgerekend ongeveer 75 miljoen euro los van alleen al het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken. Parvus’ biografe Elisabeth Heresch noteerde zelfs dat, om in Rusland Lenin en de zijnen aan de macht te krijgen en direct na de Oktoberrevolutie ook te houden, Parvus in totaal van de Duitse rijksregering ‘ongeveer een miljard mark’ kreeg. Volgens de omwisselkoers uit 2002 (invoering euro voor het publiek) is dat ruim 511 miljoen euro.
Helaas worden de bedragen in beide publicaties niet onderbouwd. Toch is wel zeker dat het toen nog keizerlijke Duitsland er serieus geld voor over had om in Rusland een ander bewind dan dat van de tsaar aan de macht te helpen. Ook duidelijk is het Duitse motief. De Eerste Wereldoorlog was in hoofdzaak een strijd van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije aan de ene kant tegen Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Rusland aan de andere. Zonder Rusland als tegenstander zou het er voor Duitsland veel gunstiger uitzien. En juist ‘vrede’ was van Lenins bolsjewiki de eerste en in Rusland populairste leus. Met hulp aan de bolsjewiki om de macht te grijpen had Duitsland dus veel te winnen.
Het meest in de oog springende middel daartoe was de revolutionaire leider Vladimir Iljitsj Oeljanov (Lenin) in staat stellen zijn Zwitserse toevluchtsoord Zürich te verruilen voor de Russische hoofdstad Sint-Petersburg om daar actief te worden. Lenin werd per ‘verzegelde’ trein van Zürich dwars door Duitsland, Zweden en Finland naar Petersburg gebracht. Over die treinreis is veel geschreven en in die verhalen komt uiteraard ook voor dat Parvus bij dat transport een voorname rol speelde. Maar wie die Parvus precies was, blijft vrijwel altijd in nevelen gehuld.
Jonge jaren
Onduidelijkheid rond Parvus begint al bij zijn naam. Want Alexander Parvus heette eigenlijk niet Alexander en Parvus evenmin. De hoofdpersoon van dit verhaal werd volgens de toenmalige Russische kalender op 27 augustus 1867 (volgens de huidige kalender 8 september) in het stadje Beresino in de Witrussische oblast (provincie) Minsk geboren als Israil Lasarevitsj Helphand. Hij was kind van joodse ouders, zijn vader was een ambachtsman, vermoedelijk smid of bankwerker.
Voor een Nederlandstalig lezerspubliek is de uit het Russisch (Гельфанд) getranscribeerde achternaam Helphand lastig. We lezen al snel: Help-hand. De naam wordt echter uitgesproken als Gelfand, met een g zoals in Grenoble en Google.
Als negentienjarige verving hij zijn joodse voornaam Israil door Alexander, en Lasarevitsj liet hij weg. Vanaf 1894 ondertekende hij zijn bijdragen aan kranten en bladen met het pseudoniem Parvus (Latijn voor ‘de kleine’). Sindsdien is hij meestal aangeduid als Alexander Parvus.
Grappig is wat er gebeurde toen hij in Duitsland over de vloer kwam bij de prominentste sociaaldemocraat aan het begin van de twintigste eeuw, Karl Kautsky (1854-1938). Kautsky’s kinderen verbasterden de naam Helphand (Gelfand) in het Duits tot ‘Elefant’ (olifant), iets heel anders dus dan ‘de kleine’ (Parvus), maar toch treffend. Fysiek immers was Parvus beslist geen kleintje. Tijdgenoten noteerden dat hij opvallend groot van stuk was met een dikke nek en een fors hoofd. Zbynek Zeman en Winfried Scharlau repten in 1964 in een biografie over de ‘statuur van een Michelangelo-slaaf met iets te korte benen’.
Onduidelijk is waarom het gezin Helphand het Witrussische Beresino verliet toen Israil nog vrij jong was. De ene bron noemt een verwoestende brand die het grotendeels uit houten woningen bestaande stadje trof, de andere een pogrom tegen het joodse volksdeel. Hoe dat ook zij, het gezin verhuisde naar Odessa, aan de Zwarte Zee, waar zijn vader havenarbeider werd en Israil het gymnasium doorliep.
Keus voor het marxisme
In Odessa belandde Israil in oppositionele kringen. Aanvankelijk sloot hij zich aan bij Narodnaja Volja (De Wil van het Volk), de op terreur gerichte organisatie die in 1881 tsaar Alexander II ombracht met een bomaanslag in Sint-Petersburg. Enkele jaren later werd Israil lid van de in 1883 opgerichte Bond voor de Bevrijding van de Arbeid (Oswobosjdenije Truda). Een van de oprichters was Georgi Plechanov (1856-1918), die geldt als ‘de vader van het Russische marxisme’.
Die keuze voor het marxisme was beslissend voor Israils verdere levensloop. Ook belangrijk was een vurige wens die zich in zijn tienerjaren van hem meester maakte, namelijk om rijk te worden.
In 1886 verhuisde hij naar Zwitserland. De voornamen Israil Lasarevitsj legde hij er af en verving die door Alexander. Voortaan was hij Alexander Helphand. In Zwitserland ontmoette hij Russische ballingen, onder wie Plechanov, die hem in het marxisme verder wegwijs maakte. In de jaren 1887-1891 studeerde hij economie in Basel. Die studie sloot hij af met het proefschrift Technische Organisation der Arbeit over arbeidsdeling.
Publicist
Nog in de zomer van 1891 reisde hij naar Stuttgart, destijds de woonplaats van Karl Kautsky, het ideologische geweten van de Duitse sociaal-democratie. Hij werd lid van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) en ging schrijven voor Kautsky’s theoretische tijdschrift Die Neue Zeit, voor de door partijprominent Clara Zetkin geleide krant Gleichheit en, nadat hij was verkast naar Berlijn, voor de belangrijkste partijkrant, Vorwärts. Bijdragen aan tal van andere kranten en bladen zouden volgen. Vanaf 1894 publiceerde hij onder het pseudoniem Parvus. Was Israil Lasarevitsj Helphand eerst Alexander Helphand geworden, vanaf 1894 ging hij in het openbaar door het leven als Alexander Parvus.
Tal van kleinere gebeurtenissen in zijn eerste periode in Duitsland (1891-1910) kunnen hier onbesproken blijven, maar enkele belangrijke verdienen wel aandacht. Binnen de SPD nam Parvus krachtig stelling tegen het ‘revisionisme’ van Eduard Bernstein (1850-1932). Die liet het marxistische uitgangspunt los dat revolutie de arbeidersklasse (het proletariaat) aan de macht moest brengen. In plaats daarvan pleitte Bernstein voor een politiek van kleine stappen voorwaarts.
Toen hij in München woonde, ontmoette Parvus daar Lenin. Samen begonnen ze het maandblad Iskra (de Vonk). Het idee daarvoor had Parvus opgedaan tijdens een reis naar Rusland in 1899, maar het eerste nummer van het blad, dat voor Russische revolutionairen belangrijk zou worden, verscheen pas eind 1900. Parvus liet het drukken in Leipzig, de redactie bood hij onderdak in zijn eigen woning in de Münchener wijk Schwabing.
Scheuring
In 1903 scheurde de Russische Sociaaldemocratisch Arbeiderspartij (voorheen Plechanovs Bond voor de Bevrijding van de Arbeid). Naast een radicale meerderheid (Lenins bolsjewiki, naar het Russische bolsjinstvo = meerderheid) was er een gematigde minderheid, de mensjewiki. Het leidde tot een verwijdering tussen Parvus en Lenin. Anders dan Lenin zag Parvus weinig in een vrij kleine voorhoedepartij van beroepsrevolutionairen, hij gaf de voorkeur aan een massapartij. Hij schreef dat Lenin…
…het proletariaat (wil) betuttelen in plaats van de massa’s zelf te laten denken en handelen.
Trotski’s mentor
Geen wonder dat Lev Davidovitsj Bronstein (Trotski, 1879-1940) contact zocht met Parvus in München. Jaren later zou Trotski zich samen met Lenin aan het hoofd stellen van de Russische Revolutie, maar in de periode na de partijscheuring behoorde Trotski, net als Parvus, tot de bolsjewiki noch de mensjewiki. Parvus werd min of meer de politieke mentor van de twaalf jaar jongere Trotski.
Samen zetten ze zich in 1904-1906 aan politieke theorievorming. Het probleem was dat Rusland grotendeels een achterlijk land was – vergeleken met vooral het economisch veel verder ontwikkelde Duitsland en Engeland – met een hoofdzakelijk boerenbevolking, maar dat zich in de industriecentra, Petersburg voorop, ook al een proletariaat (arbeidersklasse) had ontwikkeld. Moest Rusland alleen worden ontworsteld aan het semi-feodale tsarisme en worden omgevormd tot een burgerlijk-democratische (bourgeois)staat of moest er meer gebeuren en kon dat ook?
Parvus en Trotski beantwoordden die vraag met: ja, er kan en moet meer gebeuren, het proletariaat moet de leiding nemen, de boeren met zich meeslepen en van een burgerlijke revolutie snel doorschakelen naar een socialistische; na Rusland zullen andere landen volgen. Aan die theorievorming had Parvus een fors aandeel, maar Trotski werkte het nadien verder uit tot wat de vaak aan hem alleen toegeschreven theorie van de permanente revolutie werd. De term ‘permanente revolutie’ was overigens geen bedenksel van Trotski of Parvus, ze ontleenden deze aan Karl Marx, die hem in 1843 voor het eerst gebruikte.
In zijn autobiografie schreef Trotski later:
Parvus was zonder twijfel een geweldige figuur onder de marxisten aan het eind van de vorige en het begin van deze eeuw.
Ook meldde Trotski dat Parvus hem duidelijk had gemaakt dat ‘de verovering van de macht door het proletariaat’ geen ‘astronomisch einddoel’ moest zijn, maar ‘een praktische opgave voor onze tijd’. Anderzijds: Trotski schreef Parvus ook ‘iets onberekenbaars en onbetrouwbaars’ toe, wat vooruit wijst naar hun latere breuk, maar waarvan onduidelijk is of Trotski dat rond 1904 al vond of pas achteraf.
Veroordeling en ontsnapping
In 1905 begon in Petersburg een voor Rusland zeer bewogen jaar. Militairen schoten op een enorme menigte vreedzame betogers voor het Winterpaleis, er vielen zeker tweehonderd en mogelijk veel meer doden. Die dag (22 januari) ging als ‘bloedige zondag’ de geschiedenis in. Pas ruim een jaar later slaagde het tsaristische bewind erin de opstand volledig te onderdrukken. In oktober was in Petersburg de eerste arbeidersraad (rabotsjt sovjet) gevormd. Een aantal revolutionairen kwam vanuit buitenlandse ballingschap naar Rusland. Zo ook Parvus. Later werd wel gezegd dat…
…Trotski in de eerste sovjet de eerste viool speelde, terwijl Parvus daarvoor de noten schreef.
In maart 1906 werd Parvus in Petersburg gearresteerd en veroordeeld tot drie jaar verbanning naar Siberië. Naar verluidt vond hij de relatief milde straf (drie jaar) in feite beledigend, net als het feit dat het om een administratieve maatregel ging in plaats van de uitkomst van een rechtszaak waarin hij zijn standpunten ten beste had kunnen geven. Tijdens het transport naar zijn verbanningsoord wist Parvus te ontsnappen. Verkleed als boer reisde hij terug naar Petersburg, vanwaar hij naar Duitsland vertrok.
Hij ging weer schrijven voor onder meer Die Neue Zeit en Vorwärts. Maar in Duitsland raakte hij ook verstrikt in een schandaal. Dat draaide om de opbrengst van auteursrechten. Internationaal waren auteursrechten geregeld in een in 1886 in Bern beklonken conventie. Maar Rusland was daaraan geen deelnemer. Toen hij nog uitgever was in München had Parvus daarom een regeling getroffen voor de West-Europese rechten op het werk van de Russische roman- en toneelschrijver Maksim Gorki (1868-1936). Met Gorki zelf had hij dat besproken in Sebastopol. Van de West-Europese rechten-opbrengst van diens toneelstuk ‘Nachtasiel’ zou 20 procent toevallen aan Gorki, eveneens 20 procent aan Parvus’ uitgeverij en de overige 60 procent aan de kas van Lenins bolsjewiki.
Toen Parvus was teruggekeerd in Duitsland claimde Gorki dat hijzelf en de bolsjewiki van Parvus nog 180.000 goudmark tegoed hadden – geld dat Parvus had verbrast tijdens vakantiereisjes, zo werd beweerd. Het werd een nare zaak waarover zich een SPD-partijcommissie boog met zeer prominente leden: Karl Kautsky, Karl Liebknecht en Clara Zetkin. Het draaide uit op Parvus’ vertrek uit de SPD en uit Duitsland. Voor zover bekend heeft hij Gorki het geëiste bedrag niet betaald. Na een kort verblijf in Wenen vestigde hij zich in 1910 in Constantinopel (Istanbul).
Steenrijk in Turkije
In het Ottomaanse rijk, waar de hervormingsgezinde Jonge Turken in 1908 met een staatsgreep de macht van de sultan hadden overgenomen, zag Parvus kansen. Hij ging schrijven voor partijkrant Turk Yurdi (Jong Turkije) en verleende onofficieel adviezen aan het ministerie van Financiën. Maar bovenal bouwde hij er een waar handelsimperium op. Zijn droom om rijk te worden kreeg in Constantinopel gestalte.
Parvus handelde in onder meer wapens, machines, hout, metaal en graan. Ook stichtte hij enkele banken. Onder socialistische Russen en Duitsers viel dat bar slecht. De manier waarop Parvus vrouwen ‘versleet’ en (al dan niet met een kind) achterliet, had al eerder tot gefronste wenkbrauwen geleid. Dat hij koos voor een bestaan als steenrijk zakenman deed de deur dicht. Trotski schreef een ‘Overlijdensbericht over een levende vriend’.
Parvus zelf echter was zijn revolutionaire engagement niet vergeten en vooral niet zijn vurige wens dat het tsaristische bewind zou vallen. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 riep Lenin op tot ‘omvorming van de imperialistische oorlog tot een burgeroorlog’, waarbij de arbeidersklassen in de elkaar bevechtende landen zich aaneen moesten sluiten. Parvus daarentegen riep op aan Duitse zijde tegen Rusland te vechten als ‘bevrijdingsstrijd tegen het tsarisme’. Voor Trotski was daarmee de breuk compleet. Parvus’ Duitse ‘chauvisime’ veroordeelde hij als ‘verraad aan het socialisme’.
Maar Parvus ging heel praktisch aan de slag, om te beginnen in Constantinopel. Via dr. Max Zimmer, die voor anti-Russische nationalistische bewegingen gevolmachtigde was van zowel de Duitse als de Oostenrijk-Hongaarse ambassade, wist hij door te dringen tot de Duitse ambassadeur, Von Wangenheim. Op 7 januari 1915 kreeg Parvus hem te spreken in de ambassade aan de Boulevard Ajaz-Pasja. In navolging van zijn gesprekspartner concludeerde de ambassadeur:
De belangen van de Duitse regering zijn identiek met die van de Russische revolutionairen.
Hij beloofde Parvus aan te bevelen bij het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken. Met succes, want eind februari 1915 maakte Parvus in Berlijn zijn opwachting bij Gottlieb von Jagow, de bewindsman van Buitenlandse Zaken. Ook iemand van de generale staf van het Duitse leger was erbij.
Een groot actieplan
Begin maart leverde Parvus een memorandum in, een tegen het tsarisme gericht actieplan van twintig pagina’s getiteld ‘Voorbereiding van een politieke massastaking in Rusland’. Hij had het op papier gezet in het Berlijnse hotel Der Kronprinzenhof.
Dat plan voorzag onder meer in steun aan nationalistische bewegingen in Finland, Oekraïne en de Kaukasus-regio die zich van Rusland wilden losmaken, in sabotage aan spoorlijnen en bruggen in Rusland, in de verspreiding van anti-tsaristische kranten en pamfletten, in overleg met de gematigde sociaalrevolutionairen die onder boeren veel aanhang hadden en vooral in steun aan zowel de bolsjewiki als de mensjewiki om tot massale stakingen tegen de oorlog en tegen het tsarisme te komen. De allerbelangrijkste actiepunten: contact leggen met de bolsjewistische fractie in Zwitserland en deze financiële steun verlenen.
Op 7 maart 1915 overhandigde Parvus zijn plan. Nog diezelfde dag telegrafeerde Jagow aan het ministerie van Financiën:
Ter ondersteuning van de revolutionaire propaganda in Rusland is hier twee miljoen mark nodig (…).
Per kerende post kwam een positief antwoord en binnen de korte keren ontving Parvus het eerste miljoen. Opmerkelijk aan de besprekingen over de financiën was trouwens dat Parvus het niet louter had over benodigde bedragen, maar heel slim ook over compensatie voor wisselkoersverliezen die hij zou lijden.
Half mei was Parvus in Zürich voor wat biografe Heresch ‘de vuurproef voor zijn plan’ noemt: Lenin ervoor winnen. Parvus vertelde de bolsjewistische voorman dat hij voor grote acties in Rusland mikte op 22 januari 1916, precies elf jaar na ‘bloedige zondag’.
Vanuit Zürich arriveerde Parvus eind mei 1915 in Kopenhagen. De Deense hoofdstad koos hij tot uitvalsbasis voor zijn anti-tsaristische campagne omdat die niet te ver van Petersburg lag en omdat Denemarken in de oorlog neutraal was, terwijl de Deense regering Duitsland toch goedgezind was. In Kopenhagen begon Parvus een im- en exportfirma en stichtte het Instituut voor Onderzoek naar de Sociale Gevolgen van de Oorlog. Beide zouden hem bij zijn activiteiten richting Rusland en Duitsland zeer van pas komen. Met het import/export-bedrijf kon hij bovendien goed geld verdienen, met handelsactiviteiten tot in Nederland en de Verenigde Staten aan toe. Hij deed in metalen en kaviaar, graan en condooms, chemicaliën en cognac en meer. Van de winst schoof hij heel wat door naar Russische revolutionairen.
‘Weg met de regering!’
Toen brak de dag aan waarop Parvus had gemikt: 22 januari 1916. In Petersburg gingen zo’n 45.000 arbeiders de straat op, ook in enkele andere steden werd gedemonstreerd. Maar al met al kwamen nog geen 100.000 mensen in actie. Van een opstand was geen sprake. Voor de Duitse regering was het aanleiding Parvus’ revolutieplannen voorlopig maar in de koelkast te deponeren.
Een jaar later was de situatie echter anders. De bevolking in Petersburg (en elders) had te lijden van gebrek aan levensmiddelen en aan brandstof voor verwarming. Op 23 februari (volgens de hedendaagse kalender 8 maart) 1917 kwam het tot een uitbarsting. In Petersburg gingen tienduizenden arbeiders in staking, een dag later waren het er al een kwart miljoen. Leuzen schalden door de straten: ‘Brood! Vrede! Weg met de regering!’. Zelfs militairen van elite-eenheden verbroederden met de stakers. De bevolking maakte zich meester van wapens uit de arsenalen.
De Februarirevolutie was een feit. Tsaar Nicolaas II zag zich gedwongen af te treden, een gematigde Voorlopige Regering trad aan. In Kopenhagen sprak Parvus met de Duitse ambassadeur, Ulrich Graf Brockdorff-Rantzau. Op 21 maart telegrafeerde deze naar Berlijn:
Helphand, met wie ik de gebeurtenissen in Rusland besprak, verklaarde dat het conflict nu gaat tussen de gematigde liberalen en de socialistische vleugel. Hij twijfelt er niet aan dat die laatste de overhand zal krijgen. De overwinning van de sociaaldemocraten zou vrede betekenen.
Lenin’s treinreis
Vanuit Zürich probeerde Lenin intussen van Frankrijk en Engeland reispapieren te krijgen om naar Petersburg te kunnen vertrekken. Hij ving bot. Ook Parvus zat niet stil. Eerst bezocht hij in Stockholm Lenins in Polen geboren vertrouweling Jakub Fürstenberg alias Ganetzki. Vervolgens stuurde hij Georg Sklarz naar Lenin in Zürich. Deze Duitser was Parvus door het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken ter beschikking gesteld als compagnon in Kopenhagen (en om hem te controleren uiteraard).
Lenin hoorde Parvus’ door Sklarz overgebrachte aanbod aan om per trein door Duitsland naar Petersburg te reizen en daar de leiding van de revolutie in handen te nemen. Eerst weigerde Lenin, daarna twijfelde hij om ten slotte onder voorwaarden toch akkoord te gaan. Onder Lenins kameraden in Zürich – het was de bedoeling dat enkelen van hen met Lenin zouden meereizen – ontstond weerstand uit wantrouwen over de Duitse bedoelingen (mogelijk de Russische socialisten in diskrediet brengen). Anatoli Lunatsjarski verklaarde later hoe Lenin daaraan gedecideerd een einde maakte. “Als de revolutie in gevaar is, kunnen we niet aan wat voor burgerlijke vooroordelen ook denken”, aldus de bolsjewistische leider.
Als de Duitse kapitalisten zo dom zijn ons naar Rusland te brengen graven zij daarmee hun eigen graf. Ik neem het aanbod aan, ik vertrek.
Via de Duitse ambassadeur in Bern werd de zaak met Berlijn geregeld. Namens Lenin was de Zwitserse sociaaldemocraat Robert Grimm betrokken bij die voorbereidingen. Parvus betaalde de treinkaartjes. Samen met Lenin vertrokken op 9 april 1917 nog 31 Russen. Op het perron werden ze door een groep andere Russen voor Duitse spionnen uitgemaakt, terwijl een tweede groep juist ter ondersteuning ‘De Internationale’ aanhief. Toen de trein wegreed, gingen de groepen met elkaar op de vuist.
In de literatuur over Lenins reis wordt altijd vermeld dat de trein verzegeld was. Ten dele is dat waar: drie van de vier deuren van Lenins wagon waren inderdaad verzegeld. Maar de vierde kon gewoon worden gebruikt. Dat deden dan ook de meereizende Zwitserse sociaaldemocraat Fritz Platten en twee Duitse officieren, al was het maar om op stations kranten te kopen en melk voor de kinderen in het gezelschap. Wel was met krijt op de vloer van de wagon aangegeven waar de scheidslijn lag tussen de ruimte voor de Duitsers en het ‘extraterritoriale’ – dus niet-Duitse – gedeelte waar Lenin zich bevond.
In Duitsland kreeg het uitzonderlijke transport voorrang. Zelfs de Pruisische kroonprins moest in Halle met zijn trein twee uur wachten tot die met bolsjewiki was gepasseerd. In de Zweedse hoofdstad Stockholm wachtte de revolutionaire treinreizigers een warm onthaal. De burgemeester, zelf verkerend op de linkervleugel van de sociaaldemocratie, ontving ze in een hotel. Een ontmoeting met Parvus in Stockholm hield Lenin echter af. Hij wilde niet in verband worden gebracht met de man die veel socialisten beschouwden als Duits agent.
Op 14 april 1917 arriveerde Lenin in Petersburg. Nog diezelfde avond maakte hij duidelijk dat de bolsjewiki zich krachtiger moesten opstellen dan ze tot dan toe in Petersburg deden. Dus: nee tegen de oorlog, nee tegen de Voorlopige regering, voortzetting van de revolutie. Het was wat Parvus en Trotski zich al eerder bij ‘permanente revolutie’ in Rusland hadden voorgesteld.
Op 17 april ontving Buitenlandse Zaken in Berlijn van contraspionage-chef Steinwachs in Stockholm dit bericht: “Lenins toegang tot Rusland gelukt. Hij werkt geheel naar wens’’. Met behulp van Duits geld zette Lenin een fors propaganda-apparaat in werking. Mede daardoor werd de positie van de bolsjewiki steeds sterker.
In juli kwam de Voorlopige Regering met een brisante mededeling: op grond van vergaarde documenten concludeerde de minister van Justitie dat Lenin en de zijnen waren ‘gekocht’ door de Duitse regering en dat ze hun activiteiten in Rusland ontplooiden in opdracht van die regering. Tegen Lenin en enkele anderen werden arrestatiebevelen uitgevaardigd wegens hoogverraad. Ternauwernood konden Lenin en zijn naaste medewerker Zinovjev wegglippen naar Finland.
Op 18 augustus bezwoer Parvus in een verklaring vanuit Kopenhagen dat hij aan Lenin of een van de andere aangeklaagden nooit ‘als geschenk of lening geld (had) gegeven’ en dat hij aan hen ook nooit ‘opdrachten van de Duitse of enige andere regering (had) overgebracht’. Op 29 september schilderde de verbindingsman van de Duitse generale staf bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in een telegram aan de Duitse legertop een ander beeld:
De bolsjewiki-beweging had zonder onze voortdurende vergaande ondersteuning nooit de omvang en de invloed kunnen krijgen die ze nu heeft. Alle tekenen spreken voor verdere uitbreiding (van die steun).
Het beslissende moment was daar in de nacht van 25 op 26 oktober 1917 (huidige kalender: 6/7 november). Onder leiding van bolsjewiki bezetten garnizoenseenheden tal van sleutelposities in Petersburg (Petrograd). De volgende dag werd met pamfletten ‘Aan de burgers van Rusland!’ meegedeeld: “De Voorlopige Regering is gevallen! De staatsmacht is overgegaan in handen van het Orgaan van de Petrogradse Raad van arbeiders- en soldatenafgevaardigden (…).” Over de politieke inzet was het vlugschrift helder:
Onmiddellijke sluiting van een democratische vrede, afschaffing van het eigendomsrecht van grootgrondbezitters, arbeiderscontrole over de productie, vorming van een sovjet-regering.
Die vrede kwam er, al lag het enorme gebied dat Rusland daarbij moest afstaan de bolsjewiki zwaar op de maag. Ze slikten het in de verwachting dat revolutie in Duitsland niet lang op zich zou laten wachten. Inderdaad was 1918/1919 voor Duitsland een zeer turbulente tijd, maar de autoriteiten wisten de woelingen bloedig te onderdrukken. In het Witrussische stadje Brest-Litovsk, bij de grens met Polen, werd op 15 december 1917 de Duits-Russische wapenstilstand getekend en op 3 maart 1918 het vredesverdrag.
Afgedankt
Parvus had intussen een tegenvaller moeten incasseren. Het nieuws over de machtsgreep van de bolsjewiki bereikte hem toen hij in Wenen was. Vrij snel daarna gaf hij aan Lenins vertegenwoordiger in Stockholm, Karl Radek, te kennen dat hij graag naar Rusland wilde terugkeren en in dienst treden van de revolutionaire sovjet-regering. Volgens diverse historici ambieerde hij een post als minister (volkscommissaris), maar de juistheid daarvan staat niet vast.
Hoe dan ook, half december 1917 sprak Parvus in Stockholm opnieuw met de net van een trip naar Rusland teruggekeerde Radek. Deze citeerde Lenins reactie op Parvus’ verzoek: “De revolutie mag niet met vuile handen worden bezoedeld”. Met Parvus, die zo nauw met de Duitse regering had samengewerkt – al was dat dan met het oog op de val van het tsarisme en hulp aan de bolsjewiki – wenste Lenin niet te worden geassocieerd. Ook de Duitse regering had er geen enkel belang bij verder met Parvus in verband te worden gebracht.
Van toepassing zijn hier de beroemde woorden van toneelschrijver Friedrich Schiller (1759-1805): ‘Der Mohr hat seine Arbeit getan, der Mohr kann gehen’ (De moor heeft zijn werk gedaan, de moor kan gaan). Net als Schillers moor werd Parvus afgedankt. “Zijn verbittering kende geen grenzen”, noteerde biografe Heresch. Parvus keerde zich tegen de bolsjewiki. In 1918 schreef hij:
Het wezen van het bolsjewisme is eenvoudig: de revolutie overal, altijd, ongeacht het politieke moment en andere historische voorwaarden doorzetten. Wie daar tegen is, is haar vijand en voor de vijanden is er niets anders dan volledige en onmiddellijke vernietiging.
Uit het openbare leven trok hij zich terug. Kopenhagen verruilde hij voor het Zwitserse Wädenswyl bij Zürich. Begin 1920 werd hij echter uitgewezen, waarna hij in Berlijn zijn intrek nam in de riante villa Waltrud op schiereiland Schwanenwerder in de Wannsee. Zijn gezondheid ging achteruit, hij leed aan reuma en hartproblemen. In 1922 ontsnapte hij aan een moordaanslag die twee Pruisische officieren op hem hadden willen plegen doordat dat plan voortijdig werd ontdekt. Op 12 december 1924 stierf Parvus een natuurlijke dood. Hij was toen 57 jaar. Lenin was, 53 jaar oud, elf maanden eerder overleden.
Tegen het vredesverdrag van Versailles, dat de Eerste Wereldoorlog beëindigde en Duitsland de zware last oplegde 123 miljard goudmark schadevergoeding te betalen, had Parvus een waarschuwing laten horen, gericht aan de Fransen:
Vernietigen jullie het Duitse Rijk, dan maken jullie het Duitse volk tot de organisator van de komende wereldoorlog.
Achteraf weten we dat hij dat in essentie goed zag. Net als hij scherp had gezien dat het door hem gehate tsarisme kon worden beëindigd met Duitse hulp aan de bolsjewiki. Aan de praktische vormgeving daarvan heeft Parvus een heel belangrijke bijdrage geleverd.
Russische Revolutie – Oorzaken, verloop en gevolgen
Nederlanders en de Russische Revolutie
Bronnen ▼
– Isaac Deutscher: The Prophet Armed, Trotsky 1879-1929 (London 1954).
– Elisabeth Heresch: Geheimakte Parvus. Die gekaufte Revolution (München 2000).
– G.W. van der Meiden: Alexander Parvus-Helphand, een socialist die van champagne hield, in: Maatstaf 1977 nr. 3.
– David Shub: Lenin (London 1966).
– Leo Trotzki: Mein Leben, Versuch einer Autobiographie (Frankfurt 1974).
– Klaus Wiegrefe e.a.: Revolutionär Seiner Majestät, in: Der Spiegel 2007/50.
– Klaus Wiegrefe e.a.: ‘Nie war Russland käuflicher’, in: Der Spiegel 2007/51.