‘Als Orwell’s 1984, zo was het precies’

6 minuten leestijd

Krantlezende mannetjes die ongegeneerd de godganse dag achter je aanlopen. Afluisterapparatuur en trucjes om je in de val te laten lopen. Het is het beeld van Oost-Duitsland voor de val van de Muur. En de realiteit voor Betty en Siem van Heusden, beiden aan de andere kant van de Muur en verliefd.

De geboren Edese vertrekt in 1950 met haar veel oudere Duitse man naar Oost-Berlijn. Vanwege de slechte economische situatie wil het gezin in 1961 naar West-Duitsland verhuizen. Betty’s man heeft net een baan gekregen in Frankfurt. Ze zullen ’s maandags weggaan, de tickets zijn al geboekt, het huis is leeg. Maar zondag wordt de Berlijnse Muur gebouwd en is er geen doorkomen meer aan. “Zaterdag waren we nog in West-Duitsland naar de markt geweest. Zondag was het onmogelijk om nog aan de andere kant te komen”, vertelt Betty. Haar man krijgt meteen een zenuwinzinking. En zo verandert hun hele leven.

altHet jonge gezin moet tegen wil en dank in Oost-Duitsland blijven. De oudste dochter, 12 jaar oud, is net op bezoek bij Betty’s ouders in Nederland. “We dachten dat die versperring maar een half jaar zou duren. Mijn dochter is in Nederland gebleven. Ze is opgevoed door haar opa en oma.” Na enige tijd wordt Betty’s man ziek. Ze besluit haar werk bij het ziekenhuis op te geven en wordt ’s nachts taxichauffeur in Oost-Duitsland. Dan al draait haar leven om de Stasi, de binnenlandse veiligheidsorganisatie van de voormalige DDR. Ze vertrouwt niemand. “Toen ik in het ziekenhuis werkte kreeg ik ineens een hogere functie aangeboden waarbij ik veel meer geld zou verdienen. Ik wist wat dat betekende, een aanbod om te werken voor de Stasi. Ik heb geweigerd en ben daarna nooit meer gevraagd. Als haar man overlijdt gaat ze werken bij de Staatsopera. Ook daar is de Stasi ruim vertegenwoordigd. Maar daar krijgt ze pas last van als ze de Nederlandse Siem ontmoet, de westerse kapitalist, een volksvijand.

De westerse kapitalist

Bij toeval ontmoet Betty een Nederlandse jongen uit West-Berlijn die op bezoek is in Oost-Berlijn. De Nederlanders worden goede vrienden en twee jaar na hun ontmoeting neemt de jongen zijn vader Siem uit Zuid Holland mee. Het stel, weduwe en weduwnaar, wordt verliefd. Siem: “Ik werkte in Rotterdam in ploegendiensten. En na zo’n dienst was ik elf dagen vrij, dan ging ik naar Oost-Berlijn”. Dat was in 1985, toen buitenlandse toeristen met een dagvisum naar Oost-Duitsland mochten komen. Siem betaalde 35 Duitse marken om bij zijn geliefde te zijn. ,,Dan moest ik ’s avonds voor twaalf uur weer naar de grens, om terug te gaan naar West-Duitsland. Als ik daar was ging ik weer in rij staan om naar Oost-Duitsland te gaan en moest ik weer die 35 mark betalen. Zo ging dat elke dag.”

Zodra Siem zijn eerste visum heeft gekocht, wordt hij achtervolgd door Stasi-officiers. “Die stonden elke morgen voor het huis een krantje te lezen”, vertelt Betty. “En als we ergens gingen eten, dan gingen ze aan de tafel naast ons zitten. Er was een roodharige man, die er elke dag bij was. Hij ging overal met ons naartoe, maar we hebben nooit een woord met hem gewisseld.” Het stel heeft het idee dat de Stasi hen op allerlei manieren het leven probeert zuur te maken. “Dan kwamen we bijvoorbeeld twee mannen tegen die Oost-Duitse Marken wilden wisselen voor West-Duitse. Dat was illegaal, dus we weigerden. Het waren mannen van de Stasi die ons ergens op probeerden te pakken.” Ook Betty’s werk bij de Staatsopera lijdt onder de relatie. “Ik sprak voor de eerste keer met een collega over Siem en die vertelde dat meteen door aan de directeur. Ik werd uit mijn functie ontheven en kreeg een andere, mindere functie. Ik had immers connecties met iemand uit het kapitalistische westen. “Ik krijg je nog wel klein”, zei hij. “En toen kreeg ik bijvoorbeeld na een avonddienst een ochtenddienst, zodat ik amper kon slapen. Ik ben toen ziek thuis gebleven.”

Meer mensen zijn ‘bang’ voor Siem. “Er kwam een keer een politie-agent bij ons langs en toen vroeg ik of hij een kop koffie wilde”, vertelt Siem. “Ik zei dat het in Nederland heel normaal was om iemand een kop koffie aan te bieden. Maar de agent vond het gevaarlijk, omdat hij dan contact zou hebben met een kapitalist. Uiteindelijk heeft hij toch een kop Irish koffie gehad.”

Door de aanwezigheid van Siem krijgen ze in huis ook afluisterapparatuur. “We hadden op een gegeven moment teveel geld in huis en toen hebben we dat verstopt achter een schilderij, voordat we weggingen”, vertelt Betty. “Toen we weer thuiskwamen, was er 200 mark weg. Toen wisten we dat we in huis niet meer vrijuit konden praten.” Dat niet praten ging Betty sowieso goed af. “Bij de taxicentrale werkten heel veel mensen voor de Stasi. Maar dat wist je, je moest gewoon niet met die mensen over politiek praten. Het ergste waren de mensen waarvan je het niet wist”, vertelt Betty. Siem haalt het boek ‘1984’ van George Orwel aan. “Zo was het precies.”

Naar het vrije westen

Trouwfoto uit 1986, met dochter, schoonzoon en kleinzoon.
In 1986 krijgt het stel eindelijk toestemming om te trouwen. Dat doen ze in september 1986. Maar dan moeten ze nog wachten tot de ambassade Betty toestemming verleend om naar Nederland te komen. Door goede connecties gebeurt dat relatief snel. Voordat ze weggaan krijgen ze nog een telefoonrekening van 11.000 mark, terwijl de telefoon allang is afgesloten. “Toen ik daarmee naar het postkantoor ging, zei de beambte doodleuk: ‘U wilt toch naar het kapitalistische westen?’ We moesten alles betalen.” In november 1986 woont het stel eindelijk samen in Rozenburg, vlakbij Rotterdam. Drie jaar later zitten ze samen voor de televisie als de Berlijnse Muur valt. “Ik kon het niet geloven”, vertelt Betty. “We zijn met de kerstdagen en met oud en nieuw naar Berlijn gegaan om het met eigen ogen te zien.”

Siem en Betty van Heusden, nu gelukkig in Harderwijk. Aan de muur hangt een portret van hen uit 1989, het jaar van de val.
In Betty’s gezin werkte niemand voor de Stasi, vrienden bij de Stasi had ze ook niet. “Ik had geen vriendinnen, ik vertrouwde niemand. Na het overlijden van mijn eerste man kreeg ik wel behoefte aan vriendinnen, maar ik durfde nog steeds niemand te vertrouwen.” Dat bleef ook zo toen ze net in Nederland kwam. “Op een gegeven moment belde er iemand bij de buren voor mij (zij hadden zelf nog geen telefoon red.). Ik weigerde op te nemen, niemand kende mij hier, ik vertrouwde het niet.” Het bleek een oude buurjongen te zijn uit Ede, die in het kerkblad had gelezen dat het stel binnenkort voor de kerk ging trouwen.

‘Het is een wonder dat alles goed is gegaan’

Dat Betty de tijd in Oost-Berlijn goed is doorgekomen ziet ze als een wonder. “Ik ben niet op m’n mondje gevallen, maar op één of andere manier wist ik altijd op de goede momenten mijn mond te houden”, zegt ze. “Ik denk dat ik hulp kreeg van boven.” Aan ontsnappen heeft Betty nooit gedacht. “Er werden geheime gangen gegraven onder de Muur. Dan kon je door een hoop modder aan de andere kant komen. Dat heb ik nooit gedurfd.”

Hoewel die ene dag in haar leven, 13 augustus 1961, alles veranderde, is Betty niet wrokkig. Wel krijgt ze weer rillingen als ze de beelden ziet van de bouw van de Muur. “Het is nu eenmaal gebeurd. Ik heb geluk gehad dat ik een harde werker ben. Door de ziekte van mijn man moest ik veel werken en had ik niet zoveel tijd om er over na te denken.” Ook is ze blij dat haar drie Duitse kinderen een ‘Hollandse opvoeding’ hebben genoten. “Het zijn gelukkig geen communisten geworden. Ze hebben allemaal een goede opleiding genoten. Als kind zaten ze bij de pionieren, een socialistische jeugdorganisatie. Maar daar zijn ze uit eigen beweging mee opgehouden. Daar ben ik blij om, want ik had er weinig aan kunnen doen, dan was ik in de problemen gekomen. ”

De dochter die in Nederland is opgegroeid zag ze pas weer aan het eind van de ’70 er jaren. Ze hebben nog steeds goed contact, bellen elkaar bijna dagelijks. Betty’s Duitse kleinkinderen komen vaak langs. Siem’s zoon die het stel bij elkaar bracht is jong overleden, hij werd 33 jaar. Nostalgie naar Oost-Duitsland heeft Betty allerminst. “Siem heeft meer heimwee naar Berlijn dan ik”, lacht ze. Het echtpaar woont nu samen in Harderwijk en is er gelukkig. Weinig herinnert nog aan Oost-Duitsland. Ze mochten niks meenemen. Alleen de trouwfoto herinnert nog aan de Stasi. “Op die foto kun je nog afluisterapparatuur zien.”

~ Lilian Ahlers

Overzicht van Boeken over de DDR en de Berlijnse Muur

0
Reageren?x
×